PM, magazine voor de overheid – 2008
Veel vrijgevestigde maatschappelijk werkers zijn geregistreerd als vakbekwame professional. Onder medewerkers in zorginstellingen is registratie veel minder. Zij volgen vaak wel scholing maar geen super- en intervisie, die nodig zijn voor een beroepsregistratie. Voor jeugdzorg bestaat er zelfs geen beroepsprofiel en register, het is geen wettelijk erkend beroep. Daar komt nu verandering in. Een van de deelprojecten van het Actieplan professionalisering heeft betrekking op het beroepsregister voor jeugdzorgwerkers. De beroepsverenigingen Nederlandse Vereniging voor Maatschappelijk Werkers (NVMW) en Phorza, beroepsorganisatie voor sociale, (ortho)pedagogische en hulpverlenende functies, hebben in overleg besloten de registratie van de verschillende beroepsgroepen samen te voegen in één register voor agogisch en maatschappelijk werkers: BAMw. Er wordt een specialisatie jeugdhulpverlening ontwikkeld, met eigen toelatingseisen en toetsingscriteria. Het register is ondergebracht in een zelfstandige stichting; de beroepsverenigingen werven onder hun leden om zich daar te laten registreren.Professionaliseren kost geld
De NVMW is trekker van het deelproject beroepsregistratie en liet aan de hand van gesprekken met vele betrokkenen een discussienota opstellen over de beroepsregistratie in de jeugdzorg. ‘Een van de discussiepunten is de vraag of je registratie en bijscholing verplicht moet stellen,’ zegt Iris Leene, directeur van de NVMW. De voordelen zijn evident. ‘Als erkende, geregistreerde beroepskracht geef je te kennen je voortdurend te scholen en je vakkennis up to date te houden. Het vergroot je betrouwbaarheid en biedt klanten kwaliteitsgarantie. Bij maatschappelijk werk en jeugdhulpverlening gaat het doorgaans om kwetsbare groepen. Zij moeten kunnen rekenen op goede hulp- en dienstverlening. Registratie is daarvoor een middel, geen doel.’
Registreren kost tijd en geld. ‘Wij hebben overleg gevoerd met werkgevers in de branche en zij lijken bereid een deel van de registratiekosten van hun medewerkers te betalen. De beroepsverenigingen en de MOgroep Jeugdzorg hebben een principeakkoord gesloten in de vorm van een convenant, dat aan de achterban wordt voorgelegd,’ zegt Leene. Ze wijst erop dat de overheid, in wiens opdracht de jeugdzorg een professionaliseringsimpuls krijgt, zelf hier en daar het omgekeerde teweegbrengt. ‘Je ziet dat er ook laagopgeleiden in de zorg voor jeugdigen worden ingezet, bijvoorbeeld in de gehandicaptenzorg, vanwege bezuinigingen of omdat er geen gekwalificeerd personeel beschikbaar is. Laat ook voor de overheid duidelijk zijn dat professionaliseren geld kost!’