Samenwerken aan kansen voor bewoners
De aanleg van Overvecht, rond 1960, gebeurt vanuit de modernste inzichten van die tijd. Lichte woningen, een prachtig park en een winkelcentrum. De wijk wordt de groenste van Utrecht en biedt woonruimte aan enkele tienduizenden inwoners. Veel jonge gezinnen, ze wonen er graag. Stadspolitiek, migratiestromen en verhuizing van gezinnen uit de middenklasse zorgen in de loop der jaren voor veranderingen in de bevolkingssamenstelling in Overvecht. Het evenwicht tussen draagkracht en draaglast raakt zoek, de wijk uit balans. Ook verandert hij van kleur. Veel kleintjes van toen, zijn de hangjongeren van later. Problemen doen het stadsdeel in aanzien dalen.
Veel huidige bewoners van het noordelijk deel van de wijk, oud- en nieuwkomers, houden nog altijd van Overvecht. Ze vinden park De Gagel de mooiste plek in de buurt en zijn trots op hun wijk. Ze zijn tevreden met hun woning, het groen en het winkelcentrum en hebben voldoende contacten. De meeste mensen willen er niet weg.
Maar tegenover hen staan veel andere mensen die liever vandaag dan morgen een grondige opknapbeurt van de wijk wensen. Zij voelen zich onveilig of hebben last van het gedrag van hun buren en buurtgenoten. De problemen in Overvecht Noord zijn legio. Ook buurtbeheerders, opbouw- en welzijnswerkers kunnen erover meepraten. Problematische situaties in veel huishoudens, inactiviteit. Buitenshuis is er te vaak overlast, verloedering en criminaliteit. Woningcorporaties Portaal en Mitros en Bo-Ex, waar is die gebleven? vinden dat er wat moet gebeuren. De inzichten van déze tijd vragen om zelfredzaamheid, meedoen, leefbaarheid en gemengde wijken met huur- en koopwoningen. Geen vrijblijvend project waarvan er dertien in een dozijn gaan, maar een interventie waarin aandacht en betrokkenheid worden gecombineerd met aanpakken en concrete stappen voorwaarts.
Stage en ontmoeting
De woning van mevrouw B. ziet er verzorgd uit. De medewerker van Wonen en Kansen wordt ontvangen door haar 15-jarige zoon, die ook als tolk optreedt. Hoewel mevrouw B. al elf jaar hier woont, spreekt ze de taal nog nauwelijks. Wel zit ze op Nederlandse les. Haar zoon en 13-jarige dochter leven tamelijk geïsoleerd. De kinderen zitten niet op een sportclub en komen weinig buiten. Mevrouw B. is in haar geboorteland opgeleid als verpleegster en wil graag werken. Wonen en Kansen gaat voor haar op zoek naar mogelijkheden voor een stage en ontmoeting. Afloop?
1 Het begin
In 2007 gaat in het Utrechtse Overvecht Noord, een van de veertig krachtwijken, het project Wonen en Kansen van start. Aanleiding is het plan van de gemeente en de drie woningcorporaties in het gebied, Bo-Ex, Portaal en Mitros, om een deel van de naoorlogse wijk te vernieuwen. Er spelen problemen van onveiligheid, criminaliteit en overlast van jongeren en veel huishoudens verkeren in achterstandsituaties. Het plan De Gagel Vernieuwt, naar het park dat middenin de wijk ligt, moet de bewoners en de buurt een beter perspectief bieden: een veilige en aantrekkelijke woonomgeving, meer keuze aan huur- en koopwoningen en nieuwe scholen en voorzieningen. Het gaat mogelijk om forse ingrepen die grote gevolgen voor de bewoners kunnen hebben. Vooral voor de huurders van een aantal hoogbouwflats: het voornemen is die in de toekomst te slopen.
Woningcorporatie Portaal wil in het kader van de voorgenomen herstructurering sociaal investeren in de buurt. Zij gaat in gesprek met de gemeente Utrecht en de adviesbureaus Mexit en Stade Advies. Daar wordt het plan gesmeed voor een project dat Wonen en Kansen gaat heten. Later haakt Mitros aan. De corporaties richten de focus van Wonen en Kansen vooral op de tien verdiepingen hoge flats aan de zogenoemde THEMA-dreven: Tigrisdreef, Haifadreef, Sint Eustatiusdreef, Sint Maartendreef en Ankaradreef. In de flats wonen bijna 1500 mensen, in ruim 700 huishoudens. Er zijn cijfers bekend van het aantal huishoudens met een uitkering, van ingeschreven werkzoekenden en van meldingen van overlast. De buurt- en gebiedsbeheerders van de woningcorporaties zien en horen dagelijks problemen langskomen. Als er een aanleiding voor is, komen medewerkers van Portaal en Mitros bij huurders over de vloer. Een beeld van hoe het de overige bewoners vergaat, is er echter niet. Hoe ervaren bewoners de woonomgeving? Zijn er belemmerende factoren die hen weerhouden van een opleiding of deelname aan de arbeidsmarkt? De corporaties willen met hen in gesprek raken over hun wensen, ambities en problemen, vooral rond wonen, werk, opleiding en jeugd. En ze willen naar de mensen tóe, op huisbezoek. Op mensen afgaan in plaats van wachten tot zij zich met vragen of problemen melden, is lange tijd not done geweest in Nederland, maar staat alweer enkele jaren sterk in de belangstelling.
Woningcorporatie Portaal
Portaal trekt zich de sociale problematiek van haar huurders aan, onder andere in Overvecht Noord en wil iets dóen. ‘Als je een buurt wilt verbeteren moet je met de bewoners beginnen,’ zegt gebiedsmanager Dorine Lommen. ‘We willen hen iets meegeven, waardoor ze misschien beter in hun vel gaan zitten en andere keuzes kunnen maken.’
Op zichzelf sluit de ambitie van Portaal naadloos aan bij de benadering van de gemeente. ‘Naast de aandacht voor fysieke verbetering heb je absoluut aandacht voor het sociale nodig,’ zegt Harrie Bosch, wethouder wonen en herstructurering naoorlogse wijken. ‘Utrecht investeert in wijken en in bewoners, om hen in staat te stellen mee te doen. Noem het emancipatie of sociale stijging. Het doel is: sterkere mensen in een sterke buurt.’
De gemeentelijke Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) heeft aanvankelijk bedenkingen bij de wens van Portaal zich met meer dan de woonsituatie van huurders te willen bezighouden. Dat is een taak van het welzijnswerk, gesubsidieerd door de gemeente, aldus DMO. Portaal heeft al langer ervaring met sociaal investeren en houdt aan haar voornemen vast. De corporatie vindt collega-corporatie Mitros aan haar zijde. Jennifer Scholl, projectleider Wonen en Kansen bij Mitros: ‘Vaststaat dat veel bewoners ook in de toekomst onze huurders zullen zijn. Als er iets aan hun problemen wordt gedaan vóórdat de buurt op de schop gaat, hebben zij er voordeel van. Herstructurering vraagt immers nogal wat van mensen.’
Dorine Lommen wijst erop dat corporaties een goede uitgangspositie hebben voor zo’n project: ‘Wij komen als eigenaar van de woningen makkelijker achter de voordeur. Mensen zijn bereid je binnen te laten.’
Sociale stijging
De corporaties zijn partners in wijkontwikkeling en willen bovendien inhoud geven aan het begrip sociale stijging. Dat staat vooralsnog voor het verbeteren van de leefsituatie van mensen en het vergroten van hun zelfredzaamheid. Daarbij kan het gaan om complexe situaties, om huishoudens waar verschillende problemen tegelijk spelen, maar ook om kleine dingen. Een jonge allochtone moeder, die al jaren in de buurt woont, weet bijvoorbeeld niet dat er om de hoek van haar huis een park is. ‘Mensen hebben soms maar een heel klein zetje nodig om vooruit te komen,’ stelt Jennifer Scholl, projectmedewerker voor Wonen en Kansen bij Mitros.
Kern van het project moet dus een actieve benadering van bewoners zijn, gekoppeld aan directe, praktische ondersteuning waar dat nodig en gewenst is. Die ondersteuning kan variëren van het bieden van informatie over waar bewoners voor welke dienst of activiteit terechtkunnen en het aanmelden voor een taalcursus, tot bemiddeling naar schuldhulpverlening, het maatschappelijk werk of het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Het project moet precies dat duwtje in de rug betekenen waardoor bewoners in beweging komen en daarna weer zoveel mogelijk op eigen kracht verdergaan. Wonen en Kansen moet leiden tot aantoonbare verbeteringen voor de huishoudens, met name op de terreinen wonen, werk, opleiding en jeugd, en tot herkenbare aanwezigheid in de buurt.
Voor de opzet van het achter de voordeur project gaat een projectgroep aan de slag van de twee woningcorporaties, Mexit en Stade Advies. De laatste verzorgt het management en de uitvoering van Wonen en Kansen.
Wonen en Kansen is niet het eerste project in de wijk. In 2006/2007 deed het gemeentelijke Bureau Inburgering onder de noemer Van binnen naar buiten bewonersonderzoek in Overvecht Zuid. Medewerkers bezochten 376 huishoudens om mensen te vragen wat zij prettig vinden aan hun leefsituatie, wat zij graag veranderd zien, welke hulp zij daarbij nodig hebben en wat zij zelf kunnen doen. Doel was om de mensen te stimuleren zelf in actie te komen om hun gezondheid, woonsituatie en toekomstkansen te verbeteren, onder andere door contacten en activiteiten in de buurt. Een door eigenaar Mitros beschikbaar gestelde huurwoning diende als uitvalsbasis voor de gesprekken en als ontmoetingsplek voor bewoners. De buurtflat is elke dag open en bewoners kunnen er terecht met vragen en voor gezamenlijke activiteiten. Voormalig minister Vogelaar noemde Van binnen naar buiten in 2007 een ‘Parel van integratie’.
Het project leverde een schat aan informatie op. Veel vragen en problemen achter de voordeur konden echter niet direct beantwoord en opgelost worden. Een vangnet van instellingen en organisaties ontbrak.
Wonen en Kansen begint daarom met het in kaart brengen van de organisaties en dienstverleners in de wijk en van de gemeentelijke instellingen op het gebied van opleiding, werk, inburgering en inkomen. Als zíj samenwerken, direct in actie komen en hun afzonderlijke interventies goed op elkaar afstemmen, moeten ze, samen met de bewoners, veel problemen kunnen tackelen.
2 Manier van werken
Samenwerking met organisaties
Allereerst is daar de samenwerking tussen de corporaties Portaal en Mitros, dat is de basis voor Wonen en Kansen. Zij zetten een projectorganisatie op met Stade Advies, adviesbureau voor maatschappelijke vraagstukken en Mexit, adviesbureau voor diversiteit en intercultureel management. De begeleidingsgroep denkt mee over de voortgang van Wonen en Kansen en zorgt voor aansluiting met de praktijk.
Woningcorporatie Mitros
Jennifer Scholl: ‘De samenwerking tussen Mitros en Portaal en onze gezamenlijke doelstelling om kansen voor bewoners te bieden is bijzonder. Meestal wil er één voorop lopen. We profileren ons allebei met het project en laten elkaar daarnaast ruimte er apart mee naar buiten te treden. Aan de samenwerking ligt een goede persoonlijke verstandhouding ten grondslag, zowel tussen de gebiedsmanagers die het gebiedsplan De Gagel Vernieuwt hebben gemaakt als tussen degenen die direct aan Wonen en Kansen meewerken.’
De projectleider maakt een ronde langs ongeveer dertig organisaties in de wijk. De gesprekken dienen als kennismaking: korte lijnen beginnen met het elkaar van gezicht leren kennen. Om wederzijds vertrouwen en bereidheid tot samenwerking op te bouwen, zijn goede persoonlijke contacten met de gevestigde organisaties in de wijk onontbeerlijk. Het gaat om zogenoemde ‘vitale coalities’.
De ronde dient ook om basiskennis op te doen over wat al bekend is over de te verwachten problematiek achter de voordeur. Wonen en Kansen wil niet opnieuw het wiel uitvinden maar stappen verder proberen te zetten, samen met de clubs die vaak al jaren in de wijk actief zijn en beschikken over een schat aan ervaringen. Omdat er in dit deel van de wijk al jaren gebiedsgericht wordt gewerkt, is er al een sociale infrastructuur en zijn een aantal groepen zoals de Ontmoetingsgroep Turkse vrouwen, ouderenontmoetingsgroep, en Speel mee voor kinderen geactiveerd. Wonen en Kansen kan daar op voortbouwen.
Projectleider Wonen en Kansen
Ingrid Horstik van Stade Advies: ‘Er speelden hier en daar grensconflicten tussen samenwerkingspartners en ons, maar er zijn geen voorbehouden gemaakt.’
De kans dat activiteiten van Wonen en Kansen die van anderen raken of overlappen is het grootst ten opzichte van welzijnsinstelling Cumulus. ‘We bespraken hoe we elkaar konden versterken in plaats van in de wielen rijden. De coördinator gebiedsgericht werken van Cumulus zit in de begeleidingsgroep en ik op mijn beurt woon enkele overleggen bij over gebiedsgericht werken. We hebben veel gepraat over de bedoeling en mogelijkheden van dit project. En praktische afspraken gemaakt wat we in voorkomende gevallen konden doen.’
Welzijnsorganisatie
‘Er wordt hier al vijf jaar gebiedsgericht samengewerkt,’ zegt de coördinator Cintha Tubbing. ‘Cumulus werkt samen met de wijkagent, de buurtbeheerders van Portaal en Mitros, de gemeente en anderen. Er zijn ook verschillende buurtnetwerken opgebouwd en bewoners vooruit geholpen in het leven. Gelukkig hebben we een formule gevonden voor goede samenwerking met Wonen en Kansen. Het gaat tenslotte om de mensen in de buurt.’
In Overvecht Noord blijken erg veel organisaties en projecten te zijn, die van elkaar niet altijd weten waar ze mee bezig zijn. Omdat Wonen en Kansen wat kansen betreft de nadruk wil leggen op opleiding, werk en jeugd, maakt de projectleider een overzicht van de eerste- en tweedelijns organisaties die nodig zijn voor het wegnemen van obstakels op die drie terreinen. Hen vraagt ze mee te doen met Wonen en Kansen én commitment: willen zij zich inzetten voor een versneld aanpakken van problemen die bij huisbezoeken boven water komen? Zijn zij als samenwerkingspartner bereid met Wonen en Kansen werkafspraken te maken over het dienstenaanbod dat bewoners van hen kunnen verwachten en te rapporteren wat zij doen of waar onvoorziene knelpunten opduiken?
Een aantal organisaties wil van tevoren weten hoeveel capaciteit zij moeten reserveren. De Kredietbank kan bijvoorbeeld al bij voorbaat zeggen dat er bij aanmelding van nieuwe klanten een lange wachtlijst voor schuldhulpverlening zal zijn.
Om de extra hulpvraag in te schatten die Wonen en Kansen mogelijk genereert, wordt een pilot gedaan in één portiek aan de THEMA-dreven en gekeken naar de bevindingen van een eerder en vergelijkbaar onderzoek.
Met iedere organisatie die haar inspanningen garandeert en wil vastleggen, sluit Wonen en Kansen vervolgens een aparte samenwerkingsovereenkomst. Ook maakt men afspraken over de manier van werken, zoals de wijze van terugkoppeling naar Wonen en Kansen. Samenwerkingspartners zijn onder andere welzijnsorganisatie Cumulus en het CWI.
Samenwerkingspartners
- werk in inkomen: CWI, Agens, dienst sociale zaken, inkomen en werkgelegenheid, Kredietbank
- opleiding: ROC, Let’s talk, dienst onderwijs (leerlingzaken), Bureau inburgering
- gezondheid: Big move, GG en GD
- welzijn: Cumulus, de Bakkerij, stichting Tussenvoorziening, Milieupunt
- wonen: Mitros, Portaal, Steunpunt extreme woonoverlast, Stadswerken, Utrecht Veilig
- jeugd: Utrechts centrum voor de kunst, Jeugdadviesteam
- later toegevoegd, zonder convenant: Vluchtelingenwerk
Doorverwezen
Wonen en Kansen verwijst circa 250 bewoners door naar een of meerdere samenwerkingspartners. Een groot deel daarvan doet een beroep op de woningcorporaties: in verband met overlast, onderhoud en veiligheid. Ook wordt veel contact opgenomen met Cumulus (voor taalles, gebiedsgerichte aanpak en ouderenwerk) en met de Kredietbank (schuldhulpverlening).
Jeugdzorg en de basisgezondheidszorg zijn veel minder vaak te hulp geroepen. Gemist zijn vooral contactpersonen bij UWV en Vluchtelingenwerk. De laatste wordt in een later stadium alsnog bij Wonen en Kansen betrokken.
Backoffice en troubleshooter
Van de gemeente vraagt Wonen en Kansen afzonderlijk commitment. Vooral omdat uitvoerende diensten als Bureau Inburgering, Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) en de Kredietbank, die vallen onder de gemeentelijke DMO, een sleutelrol zullen vervullen bij het oppakken van problemen rond werk, opleiding en jeugd. De projectleider Wonen en Kansen en de gemeente spreken af gedurende het project een back office in te richten, waaraan betrokken afdelingen en diensten als welzijn, onderwijs, SoZaWe, Kredietbank, inburgering, sport en recreatie en de GG en GD deelnemen. De accountmanager van de DMO gaat het back office coördineren en overlegt geregeld met de projectleider van Wonen en Kansen.
De bedoeling van de back office is de gemeente snel te kunnen aanspreken wanneer zich problemen voordoen in de levering van diensten van de gemeente of van door de gemeente gesubsidieerde instellingen.
De coördinator van de back office, ook troubleshooter genoemd, wijst sleutelfiguren aan bij alle betrokken gemeentelijke diensten, organiseert een startbijeenkomst en maakt afspraken over de manier van werken. Een van die afspraken is prioriteit te geven aan klanten uit het Gagel-gebied. De gemeente stelt hen daartoe in staat door extra, in de subsidieverordening geoormerkte middelen vrij te maken voor diensten waarvoor wachtlijsten bestaan, vooral schuldhulpverlening (Kredietbank), ouderenadviseurs, maatschappelijk werk en sociaalcultureel werk (welzijnsinstelling Cumulus). De back office reserveert ook een bedrag om onvoorziene zaken op te lossen.
De afspraken tussen de opdrachtgevers, Portaal en Mitros, en de gemeente worden bekrachtigd met de ondertekening van een convenant door de directeuren van beide woningcorporaties en de wethouder wonen en herstructurering naoorlogse wijken.
Wethouder
Wethouder Harrie Bosch is blij met het project. ‘Wonen en Kansen is een van onze voorbeeldprojecten in de krachtwijken. De twee elementen die ik belangrijk vind zijn de actieve benadering van de bewoners en de inspanning om direct ondersteuning te bieden, zoals schuldhulpverlening. Normaliter zijn er wachtlijsten of komen we als gemeente pas in actie als zich een probleem aandient.’
Toch waarschuwt hij voor te hoge verwachtingen: ‘Het project zal leiden tot verbetering van het aanbod, maar ook tot het inzicht hoe complex de problemen kunnen zijn. Mensen onderschatten vaak in welke moeilijke situaties de bewoners verkeren, wat hun mogelijkheden zijn gezien hun achtergrond en geschiedenis. Maar als je hen systematisch volgt, ben je wel in staat hulp te bieden in complexe situaties.’
Huisbezoeken
Als alle voorbereidingen zijn getroffen, kan het echte werk beginnen. Er zijn aparte vragenlijsten opgesteld over wonen en over wensen en kansen. Voor kinderen tot 14 jaar en jonge mensen tussen 14-23 jaar zijn afzonderlijke en kortere vragenlijsten. De acht interviewers, medewerkers van onder andere welzijnsorganisatie Cumulus, zijn geïnstrueerd over de do’s en dont’s van outreachend werken noemen?. De bewoners zijn er portiek benaderd met een brief van hun woningcorporatie en met een folder van Wonen en Kansen op de hoogte gebracht. De eerste Nieuwsbrief gesteld van Wonen en Kansen is huis aan huis verspreid.
Het project Wonen en Kansen benadert alle 700 huishoudens met de vraag of een medewerker langs kan komen voor een huisbezoek. In eerste instantie telefonisch en als het niet lukt, door bij bewoners langs te gaan en aan te bellen. De medewerking van de bewoners is vrijwillig. Uiteindelijk is 70% van de huishoudens bereikt.
De interviewers doen verslag van alle huisbezoeken aan de projectleider Wonen en Kansen.
Zij zijn geen hulpverleners, maar moeten tijdens de huisbezoeken wel zoveel mogelijk antwoord kunnen geven op informatieve vragen. De sociale kaart van hulp- en dienstverleners in de wijk en gemeente die in de voorbereiding is opgesteld, zit in het ‘rugzakje’ van de interviewers.
Huisbezoeker
Een van de interviewers, Annemiek Hoeks, over huisbezoeken: ‘Achter de voordeur is anders dan mensen te woord staan op kantoor, achter een bureau. Het is hún terrein; als gast pas jíj je aan en trekt bijvoorbeeld je schoenen uit als dat de gewoonte is. Waarschijnlijk zijn mensen mede daardoor bereid je zoveel vertrouwen te geven en te vertellen. Voorwaarde is dat je hen de keuze laat: als zij niet willen meewerken is het ook oké, behalve als je geweldsituaties meemaakt natuurlijk, die moet je melden.’
Interviewers moeten eigen afwegingen maken. ‘Soms is moeilijk in te schatten wat er aan de hand is. Je wilt niet te snel handelen en mensen bij de hand nemen, maar als ze nu tóch hulp nodig hebben? En moet die hulp dan professioneel zijn of van een vrijwilliger?’
Simone Siebum, een andere interviewer, heeft ervaren dat anderhalf uur interviewen soms te kort is. ‘Je begint bij wonen en komt niet altijd aan de kansen toe.’ Maar soms gelukkig wel. ‘Ik kwam in een gezin met een kind in de box, het zag er op het eerste gezicht goed uit. De vrouw werkte echter niet, was te dik, had hoofdpijn en was depressief. Ik heb regelmatig gebeld en stelde voor naar de sportschool te gaan om af te vallen. Bij de sportschool bleek kinderopvang aanwezig te zijn. Nu volgt ze een sportprogramma, heeft ze opvang voor haar kind en bovendien werkt ze inmiddels zelf op de sportschool!’
Wijkbureau/Welzijnsorganisatie
Cintha: ‘Onze ervaring is dat je lang met mensen in contact moet zijn en eerst vertrouwen moet winnen, voordat zij zich laten helpen. Ik ben onder de indruk van de resultaten van Wonen en Kansen, omdat het is gelukt van zoveel mensen het vertrouwen te krijgen.’
Casemanagers in multiproblemsituaties
Bij de meeste huisbezoeken komen vragen naar voren die de interviewers direct kunnen beantwoorden of waarmee zij samen met de bewoner(s) aan de slag gaan, zoals een telefoontje naar de klantmanager bij CWI of Sociale zaken, bemiddelen naar het maatschappelijk werk of de sociaal raadslieden en informeren naar sport- of taallessen. De interviewers maken afspraken met de bewoners wie wat doet en nemen in veel gevallen na enkele weken weer contact op om de voortgang te bespreken en/of de gevraagde diensten te leveren. De projectorganisatie registreert alle afspraken met en toezeggingen aan bewoners en stuurt de interviewers maandelijks het verzoek te laten weten of die zijn nagekomen en afgehandeld. Is dat het geval, inclusief eventuele overdracht aan een of meerdere samenwerkingspartners, dan is dat huishouden ‘klaar’.
In enkele tientallen huishoudens spelen meerdere problemen tegelijk. Soms is de situatie zeer complex. In één huishouden kunnen bijvoorbeeld schulden, werkloosheid en analfabetisme en depressieve ouders zijn. Het kan gaan om zorgmijdende gezinnen of om gezinnen waar al tal van hulpverleners over de vloer zijn geweest.
Voor multiproblemsituaties heeft Wonen en Kansen twee casemanagers (in het project coaches genoemd) aangesteld. Aan de hand van de bevindingen van de interviewers neemt de projectleider van Wonen en Kansen een beslissing over het inzetten van een coach of het organiseren van een ander ondersteuningsaanbod. Huishoudens waar al meerdere hulpverleners over de vloer komen, worden wel geholpen als zij dat willen maar krijgen geen prioriteit. De coaches gaan eerst aan de slag met bewoners waar Wonen en Kansen perspectief hoopt te kunnen bieden en iets te kunnen bereiken. Uiteindelijk zijn de coaches ingezet voor 35 van de 430 bezochte huishoudens.
Coach
‘Opvallend van Wonen en Kansen vond ik dat mensen mij als coach zo ongelooflijk aardig en open tegemoet traden,’ zegt Jeroen Alberts. ‘Ze leggen wél hun ziel en zaligheid bloot. Wij hebben daar gelukkig iets tegenover kunnen stellen. De ene keer was het voldoende om met mensen mee te denken. De andere keer was sprake van een crisissituatie, waarin echt hulp geboden was. Ook kwam het voor dat mensen over meerdere problemen vertelden, maar slechts op één terrein geholpen wilden worden. Dat is hun keuze. Aan mij als coach de taak hen op verschillende mogelijkheden te wijzen en kansen te schetsen, bijvoorbeeld voor het starten van een eigen bedrijf.’
3 Samenwerken in de praktijk
De samenwerking en onderlinge afstemming blijken in de praktijk meer te zijn dan een verplicht nummer, waar gemeente en organisaties zich met afspraken en een convenant nu eenmaal aan hebben verbonden. Natuurlijk zijn er in het begin problemen. Bij Cumulus trekt men de wenkbrauwen wel eens op over die bemoeiallen van Wonen en Kansen. ‘De projectleiders vanuit de corporaties waren niet altijd even bekend met de inzet en uitvoering van de gebiedsaanpak. Dat gaf wel eens wrijving, maar het functionele contact overheerste. Het is een grote meerwaarde om sámen te kijken hoe je zaken kunt verbeteren.’
Dorine Lommen van woningcorporatie Portaal herinnert zich dat interviewers aanvankelijk niet wisten wat ze de verhuurder wel of niet voor konden leggen. ‘Sommige klachten van bewoners over hun woning kwamen niet door.’
De bereidheid om het project tot een succes te maken, voor de bewoners en de buurt, is echter vele malen groter dan de scepsis. ‘Praktische knelpunten, zoals wachtlijsten voor ouderenadviseurs en schuldhulpverlening hebben we kunnen wegnemen,’ zegt de gemeentelijke troubleshooter. Organisaties staan klaar om desgevraagd voortvarend op te treden wanneer hen problemen bereiken via de interviewers, projectleider of casemanagers. Het enthousiasme en de betrokkenheid groeien naarmate het project verder gestalte krijgt en zichtbaar wordt wat samenwerken oplevert.
Ouderenadviseur
Marcella van Oosterhoudt is sinds juni 2008 aangesteld als ouderenadviseur voor het project Wonen & Kansen. Zij is verbonden aan Cumulus Welzijn. In korte tijd wordt haar duidelijk dat de manier van werken van Wonen & Kansen voor ouderen bijzonder nuttig en nodig is. ‘Ouderen weten vaak de weg niet. Veel ouderen leven in een sociaal isolement. Ze kennen zelfs hun buren niet altijd meer en vervreemden van hun omgeving. Als ze het woord ‘sloop’ horen, breekt er paniek uit. Ze zijn bang dat ze de laatste contacten die ze hebben ook nog kwijtraken. De hulpdiensten voor ouderen bereiken hen niet altijd. Tijdens de huisbezoeken van de interviewers van Wonen & Kansen wordt veel verborgen problematiek zichtbaar.’
Marcella van Oosterhoudt gaat bij mensen langs na een signaal van de interviewers. ‘Ik ben een soort backoffice en kijk of de diensten die nodig zijn, zoals maaltijdvoorziening en medisch hulp, goed op elkaar worden afgestemd. Doel is het verbeteren van de woon- en leefsituatie, door gebruik te maken van voorzieningen die het mogelijk maken langer zelfstandig te wonen. Ook het vergroten van het sociaal netwerk, en daarmee het gevoel van veiligheid, is erg belangrijk. De goede resultaten van Wonen & Kansen hebben mij verrast. Ouderen uit dit gebied krijgen nu de juiste hulp.’
Afstemmen en versnellen
Bureau Inburgering
Refika Özmuk van Bureau Inburgering stelt: ‘De winst van het project is onder meer dat je personen en organisaties in de wijk beter leert kennen, je bouwt een netwerk op. Daar blijf ik zeker gebruik van maken. Zo heb ik geregeld contact met de mensen van de taallessen Let’s talk van Cumulus. We stemmen onderling af. In krachtwijken móeten organisaties samenwerken. En dat gaat nu beter dan vijf jaar geleden: als ík niks kan bieden, kijk ik of een ander in de vraag naar taalles kan voorzien.’
Welzijnsorganisatie Cumulus
Cumulus kan eveneens en zonder te hoeven nadenken een voorbeeld geven van goede samenwerking. Cintha Tubbing: ‘Projectleider Ingrid Horstik kwam met een lijst namen van bewoners met hun vragen en wensen bij ons en de opbouwwerker van Cumulus ging erop af. Wonen en Kansen haalde de vraag als het ware op en wij beantwoordden hem.’
CWI
Ook de samenwerking met het CWI is een goed voorbeeld van versneld werken. Cor de Groot is adjunct-vestigingsmanager bij het WERKbedrijf UWV. Tot voor kort, vóórdat het CWI opging in het WERKbedrijf, was hij teamcoördinator bij het CWI en als zodanig samenwerkingspartner van Wonen en Kansen. ‘Ingrid Horstik en ik spraken af dat interviewers contact met het CWI konden opnemen wanneer tijdens huisbezoeken het aspect ‘werk’ aan bod kwam. Wij stelden ons actief op en de lijn was kort. Intern gaf ik prioriteit aan klanten van Wonen en Kansen, anderen moesten even wachten. Onze adviseurs gingen er na een telefoontje of brief op af, we wachtten niet af tot de klanten naar óns toe kwamen. Zij maakten op mijn verzoek binnen twee weken een rapportje en brachten advies uit. Ik koppelde naar Wonen en Kansen terug wat we de klanten konden bieden. Uiteindelijk zijn er tussen de 10 en 15 klanten bij ons aangemeld, met wie we een gesprek hadden. Enkelen van hen wáren al klant bij ons. Met sommige mensen konden we niks, dus kwantitatief is onze rol beperkt geweest. Het CWI voert (voerde) immers alleen trajecten uit voor klanten met WW.’
Drie vrouwen met toekomst
Mevrouw Jalloh vluchtte tien jaar geleden vanuit Liberia naar Nederland en moet later, na huiselijk geweld, ook haar echtgenoot ontvluchten. Ze woont nu vijf maanden in Overvecht Noord, met haar twee dochters van 11 en 9 jaar. Mevrouw is over het algemeen tevreden met haar woning en woonomgeving. Ze voelt zich veilig, ze fietst bijvoorbeeld ’s avonds, als ze de kinderen ophaalt, door de wijk. En als buren in het portiek de hal of het trappenhuis vies achterlaten, spreekt ze hen daar op aan. Mevrouw Jalloh houdt van netjes.
De kinderen gaan naar school, mevrouw Jalloh zit voornamelijk thuis. CWI en Sociale zaken zijn bezig lijnen wat precies? voor haar uit te zetten. In verband met haar uitkering, schulden en afbetalingsregelingen is mevrouw Jalloh bij de sociaal raadslieden geweest, die haar zaak verder behartigen. Ze is verzekerd tegen ziektekosten. Interviewer Annemiek Hoeks stelt tijdens het huisbezoek van Wonen en Kansen geen dubbel werk te willen doen en inkomenszaken buiten beschouwing te laten.
Mevrouw Jalloh geeft verschillende keren aan dat ze ‘heel graag’ dingen wil doen, zoals contacten opdoen in de buurt, werken, leren zwemmen en beter Nederlands leren.
In de flat zijn wel enkele problemen geweest. Ze vertelt dat er asbest is gevonden dat inmiddels is verwijderd. Ook heeft ze een conflict met woningcorporatie Mitros over compensatie voor de nieuwe vloerbedekking in de keuken die niet meer past nu ze onverwacht een nieuw keukenblok heeft gekregen. Ze heeft daar al verschillende keren over gebeld met Mitros. Interviewer informeert haar over het spreekuur van de corporatie in de wijk.
Mevrouw Jalloh kan goed voor zichzelf opkomen. Ze spreekt de taal aardig en is resoluut. Als ze de interviewer haar administratie laat zien (ze heeft die in een plastic zak van Etos), zegt ze: ‘Dit is mijn toekomst.’ Mevrouw Jalloh blijkt daarmee te bedoelen dat als ze niet zorgt dat ze haar zaakjes goed regelt, ze niet kan investeren in haar toekomst en in die van haar kinderen. Ze zou willen werken in de horeca, want ze kookt graag. Ze droomt van een restaurant beginnen in Liberia, maar denkt dat ze met de hier geboren kinderen waarschijnlijk in Nederland blijft. Ze wil ook in de thuiszorg werken.
Annemiek Hoeks maakt afspraken wie wat doet en komt na twee weken terug bij de familie, onder andere om beide dochters een aantal vragen te stellen. Uit het gesprek met de dochters bleek dat de jongste gepest werd op school. Mevrouw Jalloh had dat al eerder verteld. Er is actie ondernomen op school en dit heeft effect gehad, volgens moeder én volgens het kind. Interviewer geeft moeder een adres waar de dochter zelfverdedigingsles kan krijgen, zodat de dochter wat weerbaarder kan worden. Daar had mevrouw om gevraagd. Ook laat ze als tip achter dat er in de gemeente Utrecht een leerplichtambtenaar is die zich ook bezig houdt met pestgedrag op school.
Afspraken
- er is een afspraak gemaakt bij Let’s talk voor Nederlandse les, wijkwelzijnsorganisatie Cumulus
- mevrouw heeft een intakegesprek voor vrijwilligerswerk en activiteiten,
eveneens bij Cumulus
- met informatiepunt de Boog, sociaal raadslieden van Cumulus is een afspraak gemaakt om met mevrouw te bekijken of ze WA-verzekerd is
- de interviewer heeft samen met mevrouw een aanmeldingsformulier ingevuld
voor de voedselbank
- interviewer nodigt mevrouw uit over drie weken naar het spreekuur in de
buurt te komen om de stand van zaken door te nemen.
Outreachend werken
De samenwerkingspartners zijn over het algemeen positief over de resultaten van Wonen en Kansen en zeer te spreken over de huisbezoeken. De persoonlijke benadering van bewoners is het eerste dat betrokken organisaties noemen wanneer hen wordt gevraagd naar de verdiensten van het project. Jennifer Scholl van Mitros, een van de opdrachtgevers: ‘Een eerste succes van het project is dat mensen het fijn vonden persoonlijk gehoord en geïnformeerd te worden. Een tweede positief resultaat is dat mensen het waarderen dat interviewers en coaches hun vragen oppakken.’
Volgens Cintha Tubbingvan Cumulus kregen de bezochte bewoners door Wonen en Kansen de kans aangeboden hun positie te verbeteren. ‘Dat is een heel groot pluspunt geweest. Goed is ook dat vraag en aanbod direct aan elkaar werden gekoppeld. Cumulus doet vanuit sommige projecten ook gericht huisbezoek, maar niet zo systematisch deur aan deur. Onze ervaring is dat er vaak een tussenstap nodig is om vraag en aanbod bij elkaar te brengen, omdat veel mensen slechte ervaringen hebben met instanties. De medewerkers van Wonen en Kansen hebben die ruimte goed opgevuld door hun korte lijnen.’
Coach Jeroen Alberts vindt dat er zaken ‘wezenlijk veranderen’ door de komst en bemoeienis van Wonen en Kansen. ‘Met wezenlijk bedoel ik dat mensen in beweging komen en bijvoorbeeld gebruik gaan maken van het maatschappelijk werk. Wij geven mensen een zetje, maar in beweging komen moet men zelf doen.’
Kitty van Litsenburg en Sandra Perton van de Kredietbank noemen Wonen en Kansen een ‘heel goed’ project. ‘Wij wachten meestal tot mensen naar óns komen, maar dan staat het water ze vaak al aan de lippen. Het vinden van een oplossing is dan heel moeilijk. Met 30.000 euro schuld en een bijstandsuitkering begin je niet veel. Bovendien hebben mensen soms ook andere problemen. Door de huis aan huis benadering en brede aanpak is de kans op succes groter.’ De Kredietbank wil, in navolging van Wonen & Kansen, nu ook zelf outreachend gaan werken.
‘Achter de voordeur komen’ biedt inderdaad extra mogelijkheden om samen aan verbeteringen te werken, dat heeft Wonen en Kansen bewezen, stelt ook Cintha Tubbing. ‘Probleem van outreachend werken is echter dat mensen soms afhankelijk worden van hulpverleners in plaats van zelfredzaam.’
Waar het wrikt of zelfs vastloopt
Er blijken tijdens de uitvoering van het project ook zwakke schakels in de keten te zijn. Regels blokkeren hier en daar de weg naar inburgering en werk. ‘Wij zijn aangelopen tegen procedures en bureaucratie, terwijl het toch de bedoeling was snel te werken,’ zegt Refika Özmuk van Bureau Inburgering enigszins teleurgesteld. Ook Cor de Groot van het CWI uit zijn teleurstelling. ‘Wij hebben een aantal keer geadviseerd dat mensen een opleiding of cursus moeten volgen. Daar is dan geen geld voor als de betreffende persoon niet tot de doelgroep van WW of bijstand hoort. Ik had gehoopt dat de gemeente, die zich inzet voor verbetering in de krachtwijken, bij zo’n project geld had gereserveerd om iemands opleiding te betalen. Het gaat maar om een kleine groep.’
Je zou verwachten dat een gemeente die zich ervan bewust is dat problemen rond inkomen, werk en inburgering zich in een wijk als Overvecht Noord vaak als cluster aandienen, komt met een ‘sluitend aanbod’, zoals dat in jargon heet. Vooral de interne coördinatie tussen klantmanagers, verschillende teams (Bijzondere Doelgroepen, Zorg en Activering en anderen) en leidinggevenden bij SoZaWe blijkt een knelpunt. Hoewel een aantal thuiszittende cliënten/klanten die Wonen en Kansen aanmeldt aan de vergetelheid van SoZa wordt ontrukt, is het moeilijk de vinger aan de pols te houden. Van versneld optreden is niet altijd sprake. Na veel aandringen van een coach sinds de zomer van 2008, worden bewoners met een uitkering bijvoorbeeld uitgenodigd voor een voortgangsgesprek in maart 2009.
Er zijn teveel schijven. Sterker dan bij andere organisaties wreekt zich hier dat projectleider Wonen en Kansen Ingrid Horstik goede afspraken maakt en contacten heeft op managementniveau, maar dat het er op het uitvoeringsniveau anders aan toegaat. De handen jeuken wel eens, Wonen en Kansen wil immers dóórpakken. Horstik: ‘De ervaring is dat als je te lang wacht, het moment voor de mensen vaak voorbij is.’ Daar stuit het project op een grens. ‘Je hebt geen bevoegdheid als projectleider. Je zou dingen moeten kunnen forceren, bijvoorbeeld om iemand op een taalcursus te krijgen.’
Troubleshooter Rick de Kogel wijst naar landelijk beleid: ‘Rijkskaders stellen grenzen, zoals bij het aan werk of een opleiding helpen van mensen zonder recht op een uitkering.’
Coach
Jeroen Alberts maakt mee dat bewoners een uitkering en een reïntegratie- of trajectplan hebben, maar dat er verder weinig of niks gebeurt. ‘Veel vluchtelingen zijn hoog opgeleid en zitten drie jaar thuis te wachten op een taal- en inburgeringscursus. Dat duurt te lang, het maakt hen kansarmer in plaats van kansrijker. Van hun kwaliteiten wordt te weinig gebruik gemaakt. ‘Hoe krijgen we mensen uit die uitkering?’, dát moet centraal staan. In plaats van hen aan hun lot over te laten, moeten we gezamenlijk proberen hen in beweging te krijgen. Als actie uitblijft, gaat dat ten koste van de klanten.’ Het gaat hem er niet om met beschuldigende vinger te wijzen naar waar het mis loopt, maar vooral om de toekomst. ‘Want ook de kinderen hebben in zo’n situatie minder kansen. Als je mensen goede ondersteuning biedt, kan er heel veel. Talent is er genoeg. Werk, ontplooiing en geld verdienen: dat is niet alleen goed voor de mensen zelf en voor de buurt als geheel, het geeft ook de kinderen perspectieven.’
Het is niet alleen haperend optreden van gemeentezijde dat de voortgang van een aantal huishoudens belemmert. Een deel van de vertraging zit bij bewoners zelf, bijvoorbeeld bij taallessen en inburgering. ‘Er komt vaak wat tussen.’
Let’s talk
Hoe moeilijk het is de bewoners die geïnteresseerd zijn in taalles en ander activiteiten daadwerkelijk in een groep te krijgen en vast te houden, daar kan Nienke Witkamp over meepraten. Zij coördineert de taallessen van welzijnsorganisatie Cumulus, Let’s talk en is intensief bezig geweest met het testen en plaatsen van mensen die via Wonen en Kansen binnenkwamen. ‘Ondanks de goede voorbereiding liep de match tussen vraag en aanbod van taallessen in een aantal gevallen helaas toch mis. Klanten wilden wel, maar in een ander deel van de buurt of op een ander tijdstip dan aangeboden. Ook kwamen mensen om uiteenlopende gezondheidsredenen niet opdagen. Achteraf gezien kwam de helftvan de via Wonen en Kansen aangemelde cursisten niet opdagen. Een aantal mensen hebben we wel kunnen doorleiden naar andere Cumulus-activiteiten, zoals taal en computer. Van de twee nieuw gestarte groepen, is een deel alweer afgehaakt.’
Witkamp wijst erop dat de doelgroep van Cumulus en Let’s talk bijna geheel uit multiproblemgezinnen bestaat. ‘De mensen die nergens anders terecht kunnen, komen bij ons.’
Bureau Inburgering
‘De mensen die moéten inburgeren, hebben we in het THEMA-gebied al bereikt. Inburgering is sinds 1 januari 2007 immers verplicht. Vrijwillige inburgering is een moeilijk verhaal. Mensen willen vaak wel, maar kunnen de cursus niet combineren met hun kinderen of werk. Of zij werken in ploegendienst en kunnen niet op de aangeboden lestijden. We hebben mogelijkheden voor kinderopvang voor 0-4-jarigen en kunnen bijdragen in de kosten voor NSO voor oudere kinderen. Bovendien willen we beginnen met flexibel aanbod. We blijven dus werven, ook onder vrijwillige inburgeraars. We hebben een spreekuur in de wijk en zouden er veel meer tijd in moeten steken. We willen mensen duidelijk maken, dat hun taalachterstand vaak een leerachterstand voor hun kinderen betekent.’
Er zijn ook enkele andere knelpunten uit Wonen en Kansen naar voren gekomen. Zo weten mensen niet altijd waar ze recht op hebben. Vooral ouderen zijn vaak slecht op de hoogte van de mogelijkheden voor hulp. Daarnaast worden diploma’s uit het land van herkomst van nieuwkomers vaak niet erkend en werken hoogopgeleide vluchtelingen hierdoor onder hun niveau. Ook zijn veel problemen terug te voeren op de (staat van de) woning en het feit dat mensen dicht op elkaar wonen, zoals vervuiling.
Wonen en Kansen gaat uit van het bieden van kansen aan bewoners. Dat is wat anders dan die kansen ook gríjpen. Medewerking aan Wonen en Kansen is vrijwillig; het is aan de bewoner wat hij of zij met de geboden kansen doet. In sommige situaties leidt dat tot een dilemma. Moet je een bewoner met schulden daar met drang of dwang iets aan laten doen? Is empowerment van de bewoners voldoende? Kun je het fraude-interventieteam van SoZa vragen te wachten met ingrijpen om broze resultaten van activeren niet in één keer teniet te doen? Wonen en Kansen heeft zich beperkt tot ondersteunen, stimuleren en wijzen. ‘Je kunt mensen niet dwingen hun schulden te saneren.’
Afghaans gezin in beeld van instanties
De familie K., gevlucht uit Afghanistan, is sinds 2000 in Nederland. Jarenlang heeft het gezin, bestaande uit een man, een vrouw en twee, inwonende kinderen, naar eigen zeggen, ‘huisarrest’ gehad. Eerst in een asielzoekerscentrum, toen in een uitzetcentrum. De heer K. mocht niet werken en de taal niet leren. Sinds het generaal pardon in 2007 woont de familie in Utrecht Overvecht. De man werkte in Afghanistan als journalist en politicus en heeft de gedwongen inactiviteit als een straf ervaren. Aan de trauma’s uit het vaderland, zijn in Nederland nieuwe trauma’s toegevoegd.
Als Wonen en Kansen bij het gezin op huisbezoek komt, zijn er veel problemen, vooral rond inkomen (uitkering, betalingsachterstanden en schulden), gezondheid, inburgering en activering. De ouders, beide met fysieke en geestelijke gezondheidsklachten, spreken de taal slecht en nemen weinig initiatief. De gemeentelijke diensten lijken laks in hun optreden. De kinderen, inmiddels jongvolwassenen, beheersen het Nederlands heel goed en zijn allebei in opleiding. Ook een van hen heeft psychische problemen.
Interviewer Simone Siebum van Wonen en Kansen zoekt contact met Let’s talk voor een taallessen voor beide ouders. Het gezin komt in aanmerking voor een vervolg met een coach van Wonen en Kansen. Dat wordt Jeroen Alberts, die ruim een jaar met het gezin bezig zal zijn en daardoor ‘een heel goede vriend’ wordt, aldus de heer K..
‘De familie leeft van bevoorschotting door Sociale Zaken,’ constateert Jeroen Alberts wanneer hij begint. ‘Om onduidelijke reden krijgen ze wel geld maar geen officiële Wwb-uitkering, met alle rechten en plichten die daarbij horen. Mijn voorstel is de heer en mevrouw aan te melden voor zorgtrajecten bij SoZaWe. Zonder verplichtend karakter en duidelijke sturing zal er anders weinig gebeuren.’
Vanwege zijn kwalificatie en werkervaring, is er voor de heer K. zeker perspectief op activering en eventueel werk. Omdat de familie geen uitkering krijgt, zijn activering en reïntegratie volgens de regels helaas ‘niet mogelijk’. In januari 2008 maakt de coach afspraken met SoZaWe en hij houdt de vinger aan de pols. Er wordt echter geen uitvoering gegeven aan die afspraken. Wel gaat de klantmanager van SoZaWe een competentieconflict met het project aan: aanmelding voor een zorgtraject is hún zaak, niet die van Wonen en Kansen.
De heer en mevrouw K. melden zich niet bij Let’s talk. De taaldocent van Cumulus zal hen opnieuw benaderen. Daarnaast zoekt Jeroen Alberts contact met Bureau Inburgering. Een intake moet uitwijzen welk taaltraject het meest geschikt is: taalles bij Let’s talk of een inburgeringscursus. Optreden van Bureau Inburgering laat op zich wachten, waarom is onduidelijk.
Omdat actie van gemeentewege uitblijft, neemt de coach meerdere keren contact op met de projectleider van Wonen en Kansen, Ingrid Horstik. Zij bespreekt de situatie op managementniveau met SoZaWe. Zomer 2008 zegt de teamleider Bijzondere Doelgroepen van SoZa toe dat het gezin officieel een uitkering krijgt en dat de klantmanager de heer K. aanmeldt bij het re-integratiebedrijf. De uitkering wordt inderdaad geregeld. De zorg voor de uitkering en activering van meneer en mevrouw K. laat de coach verder over aan de klantmanager van SoZaWe.
Ook start meneer met de inburgeringscursus van Bureau Inburgering, maar pas in februari 2009. Bij Let’s talk zijn meneer noch mevrouw K. geweest.
De familie heeft schulden maar wil aanvankelijk weinig weten van de schuldhulpverlening die Jeroen Alberts aanbiedt. Hij blijft echter aandringen, want de aanmaningen en dreigbrieven van incassobureaus blijven binnenkomen. Ook is het gezin niet voldoende verzekerd en de administratie niet op orde. De heer en mevrouw stemmen uiteindelijk in met een gezamenlijk huisbezoek van Jeroen Alberts en een medewerker van de Kredietbank. De laatste neemt samen met het echtpaar het wegwerken van betalingsachterstanden, schuldsanering en het op orde brengen van de administratie ter hand.
In verband met de problemen van een van de kinderen overlegt de coach met het Jongeren Adviesteam (JAT). Omdat het JAT het geen zaak voor hen vindt, brengt hij de jongvolwassene in contact met het maatschappelijk werk.
Ten slotte volgt een warme overdracht van het casemanagement door Wonen en Kansen aan Vluchtelingenwerk. Een consulente ziet erop toe dat zowel de inburgering als de activering daadwerkelijk plaatsvinden. Vluchtelingenwerk heeft een vrijwilliger van In Gesprek ingezet die met mevrouw en meneer de taal komt oefenen. De vrijwilliger houdt ook in de gaten of de post goed wordt afgehandeld en moet eventuele problemen te signaleren.
Uit professionele en persoonlijke betrokkenheid houdt Jeroen Alberts een oogje in het zeil. Hij hoopt van ganser harte dat de heer en mevrouw ‘er iets meer aan zullen trekken’ en nog een stapje verder zetten dan waar ze nu zijn.
Meneer en mevrouw K. zijn gastvrij, vriendelijk en verlegen over hun geringe beheersing van de Nederlandse taal, als na de huisbezoeker en coach ook de journalist van Wonen en Kansen met het oog op dit boekje nog een kijkje achter hun voordeur komt nemen. Mevrouw maakt een kwetsbare en gekwelde indruk. Zij voelt zich erkend en gesteund door Wonen en Kansen. Maar heeft nog weinig ondernomen om haar situatie te verbeteren. Ze is in contact met haar huisarts en krijgt psychologische begeleiding. Ook meneer K. is blij met de aandacht en concrete hulp van Wonen en Kansen. ‘Jeroen Alberts heeft heel veel voor mij gedaan,’ zegt hij. ‘Meneer Alberts betekent veel voor mij.’ De taal leren heeft voor hem prioriteit. Daarnaast wil hij – in z’n eigen taal – een boek schrijven over zijn ervaringen in Afghanistan en Nederland. En van het leven genieten na al die moeilijke jaren. Hij wacht af wat SoZaWe van hem verlangt.
Hun kinderen, jonge Afghaanse Nederlanders, zijn goed met hun toekomst bezig en vrolijk, al is dat bij de één vooral buitenkant volgens de coach.
Vanwege hun veiligheid en die van hun familie in Afghanistan, wil de familie K. niet met hun volledige naam worden genoemd.
Jongeren
Ondanks de zorgen over de bewoners met een of meerdere problemen en de mogelijke gevolgen voor de volgende generatie, zijn er ook mensen aan de THEMA-dreven met wie het gewoon goed gaat. Zij wonen prettig en hebben hun kansen al gepakt of zijn daarmee bezig, waaronder jongeren.
Uit de gesprekken met volwassenen tijdens de huisbezoeken rijst het beeld dat veel kinderen en jongeren nogal geïsoleerd leven, weinig buiten komen en aan sport doen. Omdat jeugd een van de aandachtspunten van Wonen en Kansen is, hebben aan het einde van het project nog dertig aparte gesprekken met jongeren plaatsgevonden om dat beeld te verfijnen. Daaruit kan worden opgemaakt dat jongeren van 15 en 16 jaar inderdaad opgroeien in een zeer beschermde omgeving en weinig of niet sporten. Maar ook dat zij het goed doen op school. De geïnterviewde jongeren tussen de 18 en 24 jaar zijn over het algemeen studenten met wie het ook goed gaat.
Eén ouder, benaderd om in contact te komen met haar dochter, wordt zelfs een beetje boos wanneer Wonen en Kansen haar aanspreekt in het kader van dit project. Zij en haar man werken, hun dochter van 15 zit op het gymnasium. Hoewel haar klasgenoten uit de stad niet naar Overvecht willen komen vanwege het slechte imago van de wijk (kapotte liften, vuil etc.), danst en sport haar dochter gewoon in Overvecht. Verder is ze vaak in de stad te vinden.
Een zwart/wit voorstelling van zaken (Overvecht Noord is kansarm) past niet in deze kleurrijke buurt.
Aichouche, 18 jaar, telefoongesprek
Ze vertelt dat ze het leuk vindt om in Overvecht te wonen, ze doet er alleen weinig en is ook al aan het uitvliegen. Aichouche sport vlakbij haar school, aan de andere kant van de stad. Volgens haar ondernemen veel jongeren activiteiten in de buurt waar ze naar school gaan. ‘De wijk is aan het veranderen,’ zegt ze, dat hoort ze ook vaak van haar buurmeisjes. Vroeger waren jongeren tussen de 12 en de 18 jaar vooral op straat te vinden. Ze ondernamen van alles met elkaar. Kinderen tussen de 8-12 jaar zie je nu nog wel op straat, maar de ‘oudere’ jongeren zijn meestal ergens anders: binnen of in de buurt van waar ze naar school gaan. ‘Ze spelen en hangen niet meer op straat in ieder geval.’ Verder vindt Aichouche de wijk gezellig en goed om te wonen. ‘De sfeer is goed.’
4 Toekomst
Belangrijke vraag is hoe de coalitiepartners denken vast te houden wat Wonen en Kansen in gang heeft gezet. Hoe kunnen zij samen met de bewoners een terugval in probleemsituaties voorkomen en de samenwerking en actieve opstelling van alle betrokken organisaties en diensten verankeren?
De woningcorporaties gaan door met spreekuren in de THEMA-dreven, uitgevoerd door Wonen en Kansen-medewerkers. Dat gebeurt vanuit flats in de buurt waar ook de buurtbeheerders spreekuur hebben. ‘Veel mensen kennen me nu,’zegt Annemiek Hoeks, ‘dus ze benaderen me hopelijk als ze m’n hulp nodig hebben. Ook heb ik nog twee uur per week voor huisbezoeken aan nieuwe bewoners.’ De spreekuren staan vermeld in de Nieuwsbrieven die Wonen en Kansen in de buurt heeft verspreid.
Talenten te over
Uit de huisbezoeken kwam onder andere naar voren dat er veel talent in de wijk is. Er is ook veel behoefte aan contact en ondersteuning: oppas, klusjes, reparaties en taalvaardigheid. Wonen en Kansen stelt voor die talenten en behoeften te zien als aanbod en vraag en mensen met elkaar in contact te brengen. Welke bewoner wil en kan wat voor wie betekenen? Het wordt een nieuw project, met ander geld en met de gemeente als opdrachtgever. De interviewers van Cumulus inventariseren als vervolg op Wonen en Kansen wie aan wie gekoppeld zou kunnen worden.
Een ander initiatief is de inrichting van een Doe meecentrum. ‘Daar ben ik heel gelukkig mee,’ zegt Cintha Tubbing van Cumulus. ‘Er kan een juridisch spreekuur in worden ondergebracht, een spreekuur voor de buurtbeheerder en misschien meiden- en ouderengroepen. Als de loop erin zit, wordt dat een belangrijke buurtvoorziening.’ Als voorwaarde noemt zij de aanwezigheid van een (betaalde) gastheer of gastvrouw. ‘Je kunt niet alles van vrijwilligers laten afhangen. Er is niet veel kader in deze buurt. Bijna alles moet worden aangestuurd en ondersteund door professionals.’
Bewoners die via Wonen en Kansen in beweging zijn gekomen, kunnen ook goed terecht bij de reguliere activiteiten van Cumulus, zoals de ontmoetingsgroepen, ouderengroepen en participatiegroepen, stelt Tubbing. Dan moet wel de capaciteit worden uitgebreid. ‘Eerlijk gezegd zijn er locaties tekort om alle activiteiten onder te brengen. De corporaties hebben wel flats ter beschikking gesteld voor bewonerscommissies, taalgroepen, fietslessen en dergelijke, maar dat blijven woningen. Je kunt er bijvoorbeeld geen kindergroepen in onderbrengen of er een buurtcentrum van maken.’
De samenwerkende partijen hebben ook afgesproken om, mede als vervolg van Wonen en Kansen, programma’s te ontwikkelen rond een aantal knelpunten. Voorbeelden van dergelijke programma’s zijn het terugdringen van gezondheidsklachten in verband met de ventilatie van woningen en het creëren van arbeidsmarktperspectieven voor hoger opgeleide vluchtelingen.
Anders werken
Ook intern leiden de ervaringen met Wonen en Kansen hier en daar tot aanpassingen. De manier waarop interviewers en casemanegers vragen en problemen bij bewoners thuis ‘ophaalden’ en die vervolgens zoveel mogelijk aanpakten en/of onderbrachten bij hulp- en dienstverleners, smaakt naar meer. De medewerkers van Portaal hebben van Wonen en Kansen geleerd dat zij alert moeten zijn op mogelijke problematiek en dat zij mensen kunnen stimuleren daar iets aan te doen. Portaal traint de gebiedsbeheerders op signalering. Dorine Lommen: ‘Als zij toch bij een huurder over de vloer komen, kijken ze of er iets speelt dat aandacht behoeft. Eventuele problemen op het gebied van werk, inkomen, inburgering of gezondheid kunnen zij bespreken met de sociaal beheerder die we in elk werkgebied hebben. Zij treden niet als hulpverlener op, maar signaleren. Eventuele meldingen geven ze door aan een van onze contacten of netwerken, zoals Altrecht, het Netwerk woonoverlast of het Netwerk voorkoming huisuitzetting.’
Ook gaat Portaal nu op huisbezoek bij elke nieuwe huurder. Lommen: ‘Als mensen de taal slecht spreken, gaan we eventueel nóg een keer langs om te vragen of ze begrijpen hoe alles werkt in de wijk, bijvoorbeeld met de afvalinzameling. Misschien werkt deze actieve opstelling preventief.’
De Kredietbank gaat outreachend werken en Bureau Inburgering ontwikkelt een flexibeler cursusaanbod. En ook Cor de Groot van het WERKbedrijf UWV, waarin het CWI is opgegaan, hoopt zijn actieradius te vergroten. ‘Nu is de gemeente verantwoordelijk voor mensen zonder recht op een uitkering, de NUG-gers. Wij hebben geen trajectgelden voor anderen dan mensen met een WW-uitkering. Maar ik heb wel de ambitie onze basisdienstverlening in te zetten voor NUG-gers. We proberen nu al ondersteuning te bieden met bijvoorbeeld de site werk.nl, competentietesten, jobfinding, netwerk 45 + activiteiten en banenmarkten.’
De gemeente leert eveneens van Wonen en Kansen. Troubleshooter Rick de Kogel van DMO: ‘Bij de vormgeving van een nieuwe pilot hebben we rekening gehouden met de signalen die ons via Wonen en Kansen bereikten. In Kanaleneiland gaan drie organisaties met elkaar samenwerken vanuit één activeringsteam: welzijnswerk, bijstand en het CWI-UWV. Samen bekijken ze wat de vraag van een klant is en stellen onderling vast wie van de drie organisaties de klant gaat helpen. Deze organisatie gaat eventueel ook op huisbezoek om te kijken wat er nodig is. De klant is het uitgangspunt, niet het aanbod.’ Alledrie organisaties beschikken over een budget voor activering. Wanneer dat eigen budget ontoereikend is, kan de organisatie aanvullende middelen aanvragen uit het budget ‘wijkactieplan Krachtwijken’. Als de werkwijze voldoet, wil de gemeente ook in andere wijken met activeringsteams gaan werken. Wat we ook van Wonen en Kansen hebben geleerd, is dat je snel over middelen moet kunnen beschikken wanneer een probleem opduikt. Zorg dat je meteen ergens terecht kunt met een bewoner. Wachtlijsten zijn taboe!’
Ook de wethouder wil bijdragen aan verduurzaming van de resultaten. Harrie Bosch: ‘We moeten zorgen dat we de mensen die we bereikt hebben vasthouden. Dat kan door huishoudens individueel te volgen door een casemanager of vanuit het project. Verduurzamen is ook deze methodiek elders toepassen. We monitoren ook wijken als geheel. We hebben voor alle vijf Utrechtse krachtwijken doelen geformuleerd. In 2008 deden we een nulmeting en in 2009 bekijken we of er vooruitgang is geboekt op terreinen als criminaliteit, inkomen en werkgelegenheid.’
5 Conclusies
Het project Wonen en Kansen is geslaagd en een succes. Dat is de overheersende mening van veel bewoners en betrokken organisaties. ‘Mensen vonden het fijn persoonlijk gehoord en geïnformeerd te worden. Zij waarderen het ook dat interviewers en casemanagers hun vragen oppakten,’ zegt Jennifer Scholl van woningcorporatie Mitros, een van de opdrachtgevers.
‘Een van de verdiensten van het project is dat mensen in beweging zijn gekomen, in het klein en in het groot,’stelt ook Dorine Lommen van Portaal. ‘Een jonge vrouw die een baan vindt en opvang voor haar kind. Een gezin dat nu de weg weet naar de sportvereniging. Al deze individuele verbeteringen tellen mee. Uit het project blijkt het achter de voordeur niet allemaal kommer en kwel te zijn. Er zijn schrijnende gevallen, maar met veel mensen gaat het goed.’
Hoewel beide woningcorporaties in het begin van het project bezig zijn met het ontwikkelen van meetinstrumenten voor sociale stijging, zijn die tijdens de uitvoering van Wonen en Kansen nog niet uitgekristalliseerd. Wel is duidelijk dat sociale stijging op de gebieden wonen, werk en opleiding gepaard gaat met mogelijkheden en belemmeringen, zowel in mensen zelf, als in regels en organisaties. Maar veel mensen zijn op één of meerdere van deze levensgebieden verder gekomen.
De resultaten van Wonen en Kansen zijn vooral kwantitatief weer te geven. Jennifer Scholl: ‘Het is moeilijk om ‘schone informatie’ over Wonen en Kansen te krijgen. Is een succes aan ons project toe te schrijven of is het een effect van de gebiedsgerichte aanpak?’
In de loop van 2008 hebben overigens zowel Portaal als Mitros ‘sociale stijging’ expliciet in de missie van hun organisatie opgenomen.
Succesfactoren
- open opstelling van Portaal en Mitros werkafspraken
- contactpersoon als ingang organisatie
- duidelijke instructie aan de werkvloer
- korte lijnen
- outreachende aanpak van instanties
- pro-actieve opstelling organisaties om aanbod te verhelderen
- voortvarend zoeken naar oplossingen in geval van wachtlijsten
Te verbeteren
- inbedding in de eigen organisatie (‘Onze medewerkers hadden te weinig voeling met het project,’ zegt Jennifer Scholl van Mitros)
- de snelheid waarmee vragen worden opgepakt
- de afstemming tussen projecten en organisaties in de wijk
Conclusies over samenwerking
Het beoogde versnelde optreden van organisaties en dienstverleners en de gewenste korte lijnen tussen hen, noemen beide woningcorporaties ‘geslaagd’. Dorine Lommen van Portaal: ‘Tijdens het project groeide saamhorigheid. Muurtjes werden afgebroken. Medewerkers ervaren dat ze weliswaar bij één organisatie horen, maar ook in de breedte kunnen werken.’ De afstemming tussen Bureau Inburgering en Let’s talk is daar een goed voorbeeld van. Enkele hardnekkige vooroordelen sneuvelden. ‘Wij dachten van welzijnswerk: ‘geitenharen sokken’,’bekent Lommen, ‘en zij van ons ‘stenen en slopen’.’
Er is sprake van voortschrijdend inzicht. Wordt bij een voorgaand project, Van binnen naar buiten, alleen geïnventariseerd met welke problemen bewoners worstelen, zonder ondersteuning te bieden. Wonen en Kansen zet een hele infrastructuur op om bewoners snel en gericht van de gevraagde informatie, diensten en hulp te voorzien of door te verwijzen.
Een groot aantal samenwerkingspartners verbindt zich aan het project en ondertekent de afspraken. Zij komen echter niet allemaal aan bod tijdens de uitvoering, enkele anderen worden juist gemist. Bovendien zijn de werkprocessen in de organisaties waarmee Wonen en Kansen afspraken maakt, niet zonder meer ingericht op de pro actieve aanpak die het project voorstaat. Een aantal organisaties werkt zelfs uitgesproken bureaucratisch. Achteraf gezien had de projectorganisatie tijdens het maken van afspraken meer rekening moeten houden met de interne cultuur en werkprocessen van organisaties. Om het afbreukrisico van je inspanningen zo klein mogelijk te houden, kun je het aantal samenwerkingspartner het beste beperkt houden, stelt projectleider Ingrid Horstik. ‘Al die schakels in de keten (ook binnen en tussen de organisaties) kunnen momenten zijn waarop het spaak loopt.’
SoZaWe blijkt hier en daar een kink in de kabel te zijn geweest. Ook daar is van geleerd. In een volgende pilot, in Kanaleneiland, gaan drie loketten bij elkaar zitten om te kijken wie met welke vragen rond werk en activering aan de slag moet als coach.
Een andere begrenzing van de reikwijdte van Wonen en Kansen, is het ontbreken van doorzettingsmacht. Horstik: ‘Achter de voordeur komen is niet hetzelfde als daadwerkelijk interveniëren.’ Haar aanbeveling luidt de troubleshooter middelen en bevoegdheden te geven om, als het nodig is, processen te versnellen. Ook professionals (in het geval van Wonen en Kansen de coaches) moeten volgens haar bij achter de voordeurprojecten beschikken over eigen beleidsruimte, waardoor ze ‘contextueel en integraal kunnen handelen’. ‘Dat betekent dat ze per situatie en per probleem kijken wat nodig is en daarop actie ondernemen.’
Wonen en Kansen inspireert. Zo er al scepsis bestond (alwéér een project, doen we allang, waar halen we de tijd vandaan), is die door de praktijk ingehaald. In de talenten van mensen blijven geloven en van problemen kansen maken: dat is wat professionals en organisaties graag doen. Vertrekken van achter de voordeur en publieke ruimte veroveren in plaats van, omgekeerd, oekazes op bewoners afvuren en verwachten dat die tot discipline, mentaliteits- en gedragsverandering leiden. Soms schieten instellingen hun doel voorbij. Ze doen hun ding volgens het boekje, het hele proces wordt uitgevoerd, van intake tot verantwoording van het aantal uren achteraf, maar hebben ze naar de behoefte van de klant gekeken? Ingrid Horstik: ‘Het is belangrijk dat professionals ook hun menselijke kant laten zien. Mensen in beweging brengen vereist een vorm van betrokkenheid en dat past niet altijd binnen de strakke wereld van planning.’ Wonen en Kansen laat zien dat het ook anders kan.
BIJLAGE
Om wie gaat het?
Uit de huisbezoeken blijkt dat ruim eenderde alleenstaand is (39%). Er wonen opvallend veel alleenstaande ouderen in het THEMA-gebied. 31% van de huishoudens woont samen en heeft kinderen. Bij 15% gaat het om een eenoudergezin en 13% woont samen zonder kinderen.
De grootste groep bewoners komt uit Nederland (36,3%). Marokko is een goede tweede (23,6%). Erna volgen Turkije (9,2%), Azië (8,1%) en Suriname (6,7%).
Wat opleidingsniveau betreft is het aantal mbo’ers binnen het onderzoeksgebied oververtegenwoordigd. Opvallend is het relatief hoge aantal hbo- en wo-opgeleiden. Het gaat hier veelal om hoger opgeleide vluchtelingen en om studenten.
De inkomens van de huishoudens op de THEMA-dreven verschillen. De meeste huishoudens hebben tussen de 750 en 2.000 euro per maand te besteden.
Uit het onderzoek blijkt dat bij veel bewoners problemen zijn. Maar liefst 73% van de ondervraagde huishoudens heeft een of meerdere problemen. Deze problemen zijn zodanig dat hulp vanuit Wonen en Kansen soelaas kan bieden.
45 bewoners uit 430 bezochte huishoudens zijn door of via Wonen en Kansen begeleid bij het zoeken naar werk of het oriënteren op een nieuwe baan, meestal in samenwerking met het CWI. Ook zijn bewoners begeleid naar vrijwilligerswerk.
33 bewoners hebben bij een huisbezoek aangegeven beter Nederlands te willen leren. Zij zijn via Wonen en Kansen aangemeld bij een taalcursus bij Cumulus of Bureau Inburgering.
Bij 35 huishoudens was meer aandacht nodig dan de interviewers konden bieden. Voor hen is een casemanager/coach ingeschakeld.
65 huishoudens blijken financiële moeilijkheden te hebben, behoefte aan ondersteuning bij hun administratie of vragen op financieel gebied. Iets minder dan de helft had geen behoefte aan hulp. 21 mensen zijn door de interviewers doorverwezen naar de Kredietbank.
Woonsituatie
Bewoners blijven relatief lang in Overvecht wonen. Bijna een derde van de huishoudens woont al meer dan tien jaar in de flats (30%) en ruim een kwart woont er tussen de vijf en tien jaar (28%). Dit zijn veelal de oudere respondenten.
Meer dan de helft van de huishoudens krijgt huurtoeslag. Minder dan de helft zegt hier geen recht op te hebben (43%). Een aantal mensen weet niet wat huurtoeslag is (10%).
Meer dan de helft van de bewoners zegt tevreden te zijn met de woning. Men is vooral tevreden over de grootte van de woning en de aparte keuken. Over de hoeveelheid groen in de wijk zegt tweederde van de huishoudens dat het prima is. Bijna de helft van de respondenten vindt het park (Park de Gagel) de mooiste plek. Voor een aantal mensen is dit het winkelcentrum (15%). Tweederde van de mensen geeft aan graag in de wijk Overvecht te blijven wonen.
Twee op de drie respondenten vinden dat autochtonen en allochtonen prima met elkaar samenleven in deze buurt.
Tweederde van de respondenten geeft aan zich veilig te voelen in deze buurt.
Toch beaamt een groot deel van de respondenten de stelling dat het nodig is om iets te verbeteren aan de woningen en de buurt (81,3%). Driekwart van de respondenten geeft aan dat hij het goed vindt dat de corporatie wil investeren in de buurt en de bewoners. Ruim 40% zou willen meedenken met de plannen rondom het gebiedsplan Overvecht De Gagel Vernieuwt.