De begeleiding en dagbesteding van Ggz-cliënten werden voorheen uit één pot betaald, nu is de financiering versnipperd. ‘Afdelingen gooien cliënten bij elkaar over de schutting.’
Zorgvisie – april 2010
‘Soms is lastig te beoordelen wie wat heeft. Wanneer gaat het om een psychosociaal en wanneer om een psychiatrisch probleem? Gemeenten definiëren niet wie in welke categorie past. Wij hebben bovendien veel deelnemers die niet in één hokje passen. Zij hebben meerdere problemen tegelijk.’ Aan het woord is Rob van den Berg, directeur van Reakt Holding, organisatie voor dagbesteding en arbeidsreïntegratie in Zuid-Holland. Bij Reakt komen cliënten met psychiatrische of psychosociale problematiek. Zij kunnen bovendien verslaafd zijn, een justitiële achtergrond hebben, dakloos of werkloos zijn. Afhankelijk van wat een deelnemer heeft en kan, biedt Reakt ondersteuning bij het opbouwen van sociale contacten, verantwoordelijkheid nemen voor kleine of grotere taken en arbeidsmatige activiteiten.
In 2009 is de begeleiding van mensen met psychosociale problematiek uit de AWBZ gehaald. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is dat een welzijnstaak geworden en dus een verantwoordelijkheid van gemeenten. Sinds 1 januari van dit jaar moeten ook cliënten met ‘lichte’ psychiatrische problemen voor de begeleiding naar activiteiten aankloppen bij hun gemeente, of het nu gaat om dagbesteding of om een traject naar (vrijwilligers)werk. Verder is een aantal vergoedingen van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet (ZVW) gegaan. Voor voorzieningen die in de AWBZ blijven, geldt een strengere indicatiestelling.
Deze verschuivingen leiden in de praktijk tot verschillende problemen. Er is, om te beginnen, onduidelijkheid over de diagnose of definitie.
‘Wat is bijvoorbeeld licht?’, zegt Wil Schilders, voorzitter van het landelijk Steunpunt dagbesteding en arbeid Ggz, dat als brancheorganisatie van de sector dagbesteding en arbeidsreïntegratie fungeert. ‘Bij zelfstandig wonende Ggz-cliënten die de dagbesteding bezoeken, gaat het meestal om mensen zonder baan, relaties en zinvolle dagtaken. Langdurig maatschappelijk uitgesloten zijn is geen lichte, maar zware problematiek.’
Noodkreet uit een doolhof
Is eenmaal vastgesteld wat iemand heeft, dan is door de huidige verscheidenheid aan financieringsregelingen vervolgens moeilijk vast te stellen welke problematiek en welke activiteit in welk budget thuishoort. Reakt moet voor de financiering van haar werk, behalve op de AWBZ en ZVW, nu ook een beroep doen op Wmo-geld, lokale participatie- en reïntegratiebudgetten, het persoonsgebonden budget (pgb) en/of speciale budgetten voor dak- en thuislozen in de vier grote steden.
Gemeenten voeren de regie over de Wmo-gelden, de participatie- en reïntegratiebudgetten en een deel van de pgb’s. Maar volgens Van den Berg van Reakt weten vooral kleinere gemeenten niet precies wat ze, bijvoorbeeld, met Wmo-geld moeten doen. ‘We worden van het kastje naar de muur gestuurd. De ene afdeling zegt dat onze cliënten passen in het budget voor maatschappelijke ondersteuning van dak- en thuislozen en de andere afdeling meent dat zij vallen onder het ‘granieten bestand’ van de Sociale dienst en dat we daar moeten aankloppen. Men gooit cliënten bij elkaar over de schutting. Wat dat betreft zijn er weer nieuwe schotten bijgekomen in plaats van neergehaald.’
En dan heeft Reakt ook nog deelnemers met wie op het oog weinig aan de hand lijkt. Van den Berg: ‘Zij kunnen wel wat, maar niet in een reguliere voorziening. In hun geval laten gemeenten zich helemaal moeilijk overtuigen van het nut of de noodzaak van begeleiding.’
Voor ongeveer 16 procent van haar cliënten kan Reakt momenteel moeilijk geld vinden voor de bekostiging van begeleiding en activiteiten.
Novadic Kentron, organisatie voor verslavingszorg in de provincie Brabant, helpt eveneens cliënten met complexe maatschappelijke, psychosociale of psychische problemen. Behalve (poli)klinische opvang en behandeling, biedt Novadic Kentron hulp bij arbeid, wonen en financiën, reclassering en werken op een zorgboerderij. ‘De problematiek van onze cliënten gaat dwars door de huidige financieringsstromen heen,’ zegt Krijn in ’t Veld, voorzitter van de raad van bestuur. ‘Wij hebben met verschillende financieringssystemen te maken, ieder met hun eigen spelregels, indicatiestelling en verantwoordingsplicht.’ Behalve met de verschillende wetten, regelingen en budgetten heeft Novadic Kentron, vanwege zijn forensische psychiatrie, te maken met het ministerie van Justitie. Net als Reakt stuit de organisatie op een gebrek aan kennis bij gemeenten. In ’t Veld: ‘Men weet nog niet goed welke problematiek waar thuishoort. Wat mensen met psychosociale, psychische en verslavingsproblematiek betreft, ligt de focus van gemeenten in veel gevallen op veiligheid en het terugdringen van overlast. Zij beseffen niet dat de activering en bevordering van maatschappelijke participatie van deze doelgroep nu ook hun taak is. Soms reageren gemeenten wantrouwend op ons contractvoorstel, omdat ze denken dat de verantwoordelijkheid voor financiering bij een zorgverzekeraar thuishoort.’
Wil Schilders van de brancheorganisatie dagbesteding en arbeid Ggz stelt het scherper: ‘Wmo-gelden gaan vooral naar andere doelgroepen, zoals ouderen. Ggz-cliënten komen pas in beeld bij gemeenten als er openbare ordeproblemen zijn.’
Apart overtuigen
Een ander knelpunt is dat de organisaties ieder jaar opnieuw over hun aanbod moeten onderhandelen, terwijl de problemen van de cliënten meestal chronisch zijn.
In het dagelijks leven werkt Wil Schilders bij een regionale instelling voor begeleid wonen, werken en welzijn (RIBW) in Brabant. Ook haar werkgever moet iedere gemeente apart overtuigen van de begeleiding en diensten die de cliënten nodig hebben. Zowel de ervaring van de RIBW als van de andere organisaties die bij het Steunpunt zijn aangesloten, is dat als gemeenten een indicatie afgeven voor begeleiding, die vooral voor collectieve dagbesteding is. Schilders: ‘Daar zitten de verslaafde jongere, de psychotische moeder en de depressieve oudere bij elkaar. Om maatschappelijk te kunnen participeren, hebben Ggz-cliënten individuele begeleiding nodig, denk aan het aangaan van sociale relaties, aan studie of aan werk.’ Zij zou daarom graag zien dat die individuele trajecten naar studie, werk en sociaal verkeer ook uit de Wmo worden vergoed.
Door de versnippering kost het aanvragen van financiering erg veel tijd. Het afsluiten van contracten en de afrekening van diensten en activiteiten die daarbij horen, leveren extra bureaucratie op. Konden Reakt, Novadic Kentron en collega-instellingen voor AWBZ-gefinancierde begeleiding voorheen terecht op één of enkele adressen, namelijk op het zorgkantoor en in centrumgemeenten, tegenwoordig dienen zij met iedere gemeente apart een contract af te sluiten. Novadic Kentron sluit nu jaarlijks aparte contracten af met alle 68 Brabantse gemeenten. Eerst was dat alleen met de zeven centrumgemeenten.
‘Ook als er maar enkele cliënten uit een gemeente komen en het om minder dan duizend euro per jaar gaat, moeten we met die gemeente een contract afsluiten. Dat is een behoorlijke taakverzwaring,’ zegt Van den Berg van Reakt. ‘Het zou al veel schelen als gemeenten in regionaal verband samenwerken en wij zaken kunnen afhandelen op het niveau van de centrumgemeente.’ Reakt heeft medewerkers vrij moeten maken voor het samen met cliënten uitzoeken hoe de ondersteuning en activiteiten gefinancierd kunnen worden. Van den Berg: ‘Cliënten zelf komen er niet uit. Ze vragen het aan ons en wij zien het als onze verantwoordelijkheid om op zoek te gaan naar geld.’
Uitsluiting
Onzekerheid over de financiering van hun activiteiten leidt bij aanbieders tot afname van investeringen, het opzeggen van de huur van dagactiviteitencentra en het ontslaan van medewerkers. En natuurlijk tot minder begeleiding en participatiemogelijkheden van mensen met meervoudige problematiek. Krijn in ’t Veld vreest voor maatschappelijke uitsluiting van de meest kwetsbare burgers. Wil Schilders wijst op langere wachttijden voor de cliënten en het ontslag van medewerkers door Ggz-instellingen. ‘Het komt erop neer dat we met minder geld meer trajectbegeleiding moeten bieden. Ggz-cliënten met zogenaamde lichte problematiek, die we niet meer mogen begeleiden, ‘verdwijnen’ via de achterdeur. Zij zullen weer geïsoleerd raken, hun dag- en nachtritme verliezen en op termijn via de voordeur weer bij de Ggz binnenkomen. Dan zien ook de indicatiestellers dat het hier om zware problematiek gaat.’