Uitvallen door stress: dat gebeurt anderen. Dat is wat de meeste mensen denken, totdat het ook hen toch een keer overkomt.
Het Financieele Dagblad – 2008
‘Jij hebt geen ondersteuning nodig, jij bent een flinke meid,’ kreeg de 57-jarige Sarah te horen. Ze heeft te lang onder te hoge druk gewerkt en zit ziek thuis. Niet alleen heeft ze ernstige fysieke klachten, ze is ook flink overwerkt. De instelling waaraan Sarah twaalf jaar leiding gaf ging reorganiseren, haar functie werd overtollig. Het bracht veel extra werk, onzekerheid en stress met zich mee. Sarah vond de veranderingen een mooie aanleiding om uit te kijken naar een andere baan. Haar uitval zorgde een paar maanden geleden echter voor een kink in de kabel. Haar baas wil nu dat ze terugkomt en denkt dat ze een ziekte veinst omdat ze haar leidinggevende functie kwijt is.
Sarah is geen uitzondering, integendeel: stress en werkdruk zijn over de hele linie de belangrijkste oorzaken van werkgebonden ziekteverzuim in Nederland. Bedrijfsartsen menen zelfs dat 40% van het ziekteverzuim door stress komt. Kennisorganisatie TNO becijferde in 2005 dat jaarlijks 2 tot 4% van de totale beroepsbevolking zich voor korte of langere tijd ziek meldt wegens psychosociale klachten die samenhangen met het werk.
Mentaal kapitaal
Werkgevers en beleidsmakers zijn zich volgens econome Rifka Weehuizen onvoldoende bewust van de toegenomen stress en de mentaal hoge werkdruk die tegenwoordige banen kenmerkt. ‘Onze economie is kwalitatief veranderd. Technologische ontwikkelingen en het outsourcen van werk naar lagelonenlanden hebben geleid tot de afname van relatief eenvoudig werk. Dat wordt nu door machines gedaan, of in China en Bangladesh. Het gevolg is dat de gemiddelde baan in landen als Nederland complexer is geworden en meer vraagt van de mentale en emotionele capaciteiten van mensen,’ zegt Weehuizen, die onlangs op dit onderwerp promoveerde. Functieomschrijvingen worden breder, niet alleen op academisch en hbo-niveau, ook op mbo-niveau. Mensen moeten over meer kennis en vaardigheden beschikken en deze continu updaten. Het management wordt gedecentraliseerd, werknemers nemen steeds vaker zelf beslissingen. Daarvoor is meer discipline en zelfstandigheid nodig. Ook moeten mensen goed kunnen communiceren en zelf structuur aanbrengen. ‘Werken is in zekere zin mentale topsport geworden.’ Voldoen werknemers aan alle eisen, dan nóg kan het gebeuren dat ze opgebrand raken, bijvoorbeeld omdat het werk emotioneel belastend is. Komt daar nog een reorganisatie of een fusie bij, dan wordt de mentale weerbaarheid van betrokkenen zwaar op de proef gesteld. Vallen mensen uit, dan is het niet altijd eenvoudig weer terug te keren. Ze worden snel afgeschreven.
Het vermogen om in de dynamische arbeidswereld mee te draaien en staande te blijven is geen vaststaand gegeven. ‘Werknemers en werkgevers moeten beseffen dat geestelijke weerbaarheid iets is dat onderhouden moet worden en waarin zij moeten investeren,’ stelt Rifka Weehuizen. Ze noemt het een ‘onzichtbare grondstof’, die van groot belang is voor de economie, maar niet als zodanig wordt herkend. Omdat er geen oneindige voorraad is van geestelijke weerbaarheid, is het volgens haar een belangrijke vorm van kapitaal: mentaal kapitaal.
Dat stress slecht is voor de economie, is geen nieuws. Maar desondanks gebeurt er te weinig om het te voorkomen, vindt Weehuizen. ‘Een van de redenen daarvoor is dat men stress als een persoonlijke kwestie beschouwt. Het omgaan met stress vereist zelfinzicht en zelfmanagement, maar dat vermogen wordt juist aangetast door stress. Daar komt bij dat het druk hebben nog steeds een sociale norm is. Het is niet cool om het rustiger aan te doen of een dag minder te werken. Het werk niet aankunnen zou een bewijs van persoonlijk falen zijn.’ Mensen zijn niet erg happig om met werkstress naar hun baas of bedrijfsarts te stappen. Ze willen zich niet laten kennen en niet toegeven dat ze overvraagd worden. Niet tegenover anderen en evenmin voor zichzelf. Het gevolg is langdurige stress en die vermindert het functioneren. Als een werknemer hierdoor in de problemen komt, leidt dat vervolgens tot nóg meer stress. Zo ontstaat een neerwaartse spiraal.
Ook voor managers en beleidsmakers is werkstress nog altijd tamelijk ongrijpbaar. Rifka Weehuizen: ‘Of iemand te dik is kun je meten en vaststellen. Of iemand te zwaar belast wordt in zijn werk is minder makkelijk te meten, deels omdat het een subjectieve kwestie is.’ Economen vinden het onderwerp om die reden te soft en geven het geen plaats in de theorie. Onterecht, zegt Weehuizen. Volgens haar hebben onder andere psychologen genoeg empirisch onderzoek gedaan om verzuim en uitval door stress te meten en te kwantificeren. Zij stelt dat het om harde gegevens gaat, met grote financiële consequenties. Niet alleen door hoge verzuim- en arbeidsongeschiktheidskosten, maar ook door afnemende prestaties en lagere productiviteit van mensen die een te hoge werkdruk ervaren. Daarnaast staat een groot aantal mensen met ‘een psychisch vlekje’ waar vroeger wel plaats voor was op de arbeidsmarkt, nu aan de kant. Weehuizen schat dat de jaarlijkse kosten van het verlies aan mentaal kapitaal op basis van haar proefschrift in Nederland zeker 4 % van het bruto binnnenlands product bedragen: ongeveer 20 miljard euro.
‘Het economische belang van geestelijke weerbaarheid wordt ook duidelijk als die afneemt of zelfs helemaal verdwijnt. Mensen die plezier hebben in hun baan vergroten tijdens het werk hun sociale en emotionele vaardigheden en kunnen aan de meest complexe situaties het hoofd bieden. Zij bouwen mentale weerbaarheid op. Gaat het werk hun draagkracht echter te boven dan verbruiken ze die. Hun oordeelsvermogen wordt aangetast en zelfs de meest eenvoudige problemen lijken ineens onoplosbaar.’
De Wet verbetering poortwachter (2002) heeft werkgevers financieel verantwoordelijk gemaakt voor de gevolgen van stress, zelfs als die stress te maken heeft met bijvoorbeeld een scheiding en niet met werk. Het lijkt aantrekkelijk voor werkgevers om zoveel mogelijk tijdelijke contracten aan te bieden en ‘aan de poort’ te selecteren op mentaal kapitaal door aspirant-werknemers psychologisch te laten testen. Maar in de praktijk blijkt dat het uiteindelijk moeilijk te voorspellen is wie waar wanneer onderuitgaat.
Het zal duidelijk zijn dat Weehuizen vindt dat er zorgvuldiger met mentaal kapitaal moet worden omgesprongen, om humanitaire én om economische redenen. ‘Als samenleving kunnen we ons gewoonweg geen massaal verlies van mentaal kapitaal veroorloven,’ zegt Rifka Weehuizen. ‘In onze economie is de menselijke psyche een belangrijke factor voor het verder vergroten van arbeidsproductiviteit. Het zou dan ook gewoner moeten zijn om structureel aandacht te hebben voor de geestelijke weerbaarheid van de beroepsbevolking. Voorkomen is beter dan genezen, ook in dit geval.’
Sarah is om privacyredenen een gefingeerde naam.
Dr. Rifka Weehuizen is senior onderzoeker bij UNU-MERIT, een onderzoeksinstituut op het gebied van innovatie en economische ontwikkeling van de Universiteit Maastricht en de United Nations University. Daarnaast is zij als senior wetenschappelijk stafmedewerker verbonden aan de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid.