De geur van mout en hop brengt ons waar we zijn moeten: bierbrouwerij de Prael.
Tijdschrift voor Rehabilitatie en herstel – december 2014
Het bedrijf is ingebouwd op de Amsterdamse Wallen, middenin het oudste gedeelte van de hoofdstad. Een brouwerij, een proeflokaal en een winkel, met voor de deur een eigen aanlegsteiger voor biertransport over water. Er werken ruim honderd medewerkers met een psychiatrische achtergrond, de meesten in deeltijd. Het bier, met namen als Johnny en Mary naar zangers van het Hollandse levenslied, is populair en wordt tot in het buitenland gedronken. Binnen is het net zo kruip door, sluip door als buiten in de oude binnenstad. De productieruimtes, het proeflokaal, de winkel, kantine en kantoortjes zijn ongelijkvloers en onderling met elkaar verbonden door gangetjes en trapjes. Er heerst een bedrijvige sfeer, er wordt flink doorgewerkt. Dat gebeurt met lachende gezichten. We worden ontvangen door staflid Lieke Roelofs en praten met oud-medewerker Karel Honselaar. ‘Ik was erg blij dat ik bij de Prael kon werken,’ zegt Karel. ‘Ik kreeg weer een dagritme en sociale contacten.’
Hoe zorgt het bedrijf tegelijkertijd voor voldoende omzet én een veilige werkomgeving, waar cliënten uit de psychiatrie arbeidsvaardigheden kunnen opdoen, zich kunnen ontplooien en uiteindelijk in dienst komen? Het kortste antwoord is: door te balanceren tussen de commerciële en sociale doelstelling van het bedrijf. In verschillende interviews in de media afgelopen jaren gaf staflid Arno Kooy aan dat die balans ‘best lastig’ is. Hij en Fer Kok, voorheen beide verpleegkundigen in een psychiatrische kliniek en hobbybrouwers, richtten de Prael in 2002 op om Ggz-cliënten zinvolle dagbesteding te bieden. Zij kenden de doelgroep goed, vooroordeel of stigmatisering speelden geen rol. ‘Mensen met psychische problematiek zijn mensen zoals jij en ik,’ zegt Kooy in 2013 in een radioprogramma.
Dat was alvast een goed begin. Bij de Prael tref je geen zorgplan of zorgdossier aan. Het werk staat centraal.
Goede match
‘Er is een gezonde spanning tussen de commerciële en sociale doelstelling van het bedrijf,’ zegt ook Lieke Roelofs. Ze werkt sinds 2008 bij de Prael; ook zij is van oorsprong zorgprofessional. Bij De Prael doet ze personeelszaken. Cliënten die zich aanmelden, of worden aangemeld door hun behandelaar, woonvoorziening, familie, gemeente of uitkeringsinstantie, krijgen allereerst met haar te maken. Lieke Roelofs doet de intake, zorgt voor een match tussen wat het bedrijf nodig heeft en wat de aspirant medewerker wil en kan. Zij probeert bij de start de juiste persoon op de juiste plek te krijgen. ‘Iemand die behulpzame kwaliteiten heeft en hygiënisch werkt kan bijvoorbeeld het beste in het proeflokaal beginnen, iemand die goed van de tongriem is gesneden kan beter rondleidingen doen.’ Als dat nodig is, worden eerst arbeidsvaardigheden geleerd en geoefend: op tijd komen, drie of vier uur achter elkaar kunnen werken, etc. Eenmaal ‘aangenomen’ begeleidt Roelofs hen; zij bemiddelt ook naar een eventuele opleiding en bespreekt met medewerkers eventuele doorstroming naar ander werk of een andere functie binnen de Prael. De arbeidstijd van de medewerkers varieert van een tot meerdere dagdelen per week; een enkeling werkt full time bij de Prael.
Het bedrijf heeft een cliëntenraad, waar alle medewerkers hun zegje kunnen doen; uit dat overleg vloeien regelmatig concrete verbeteringen voort.
De medewerkers zijn mensen met een psychische beperking en/of (ex-)verslaving/ dakloosheid. Zij hebben of hadden allemaal een indicatie voor arbeidsmatige dagbesteding van het CIZ, voor werk in de sociale werkvoorziening WSW of voor activering van de gemeente. Zij brengen met hun vergoeding voor dagbesteding of arbeidssubsidie dus zelf financiering mee naar De Prael. De meeste medewerkers leven van een uitkering of van het salaris dat zij als WSW’er ontvangen. Van de Prael krijgen zij, behalve een werkplek en begeleiding, een vrijwilligersvergoeding van €5 per dagdeel. Momenteel zijn veertien mensen direct in loondienst bij de bierbrouwerij, onder wie de vijf stafleden; vijftien medewerkers zijn in dienst met een subsidieregeling (gedetacheerd vanuit de WSW) en vier mensen komen binnenkort in aanmerking voor deze regeling.
Karel Honselaar kwam eind 2010 bij de Prael, via de Amsterdamse Walborg kliniek waar hij toen woonde. ‘Ik was depressief en had nergens zin in. Mijn activiteitenbegeleider probeerde me in beweging te krijgen. Ik heb onder andere gewandeld met bejaarden. Op een gegeven moment kwam de Prael voorbij.’ Onder begeleiding van ‘Piet’ van de Walborg, ging hij, samen met andere bewoners, naar de Prael. ‘Ik begon er met dopjes en etiketten op de bierflesje doen. Na een half uur was ik doodmoe.’
Mensen die de werkdruk niet aankunnen, niet in een openbare ruimte kunnen werken of het moeilijk vinden naar de drukke Wallen in de binnenstad te komen, moeten omzien naar een andere plek. Lieke Roelofs: ‘Voor sommige mensen met straatangst, (ex-)verslaafden of daklozen is het bijvoorbeeld te druk of te confronterend om hier te komen.’
Dat gold niet voor Karel Honselaar; wel waren er ‘aanloopperikelen’, zoals hij zegt. ‘Ik was angstig. Ik ging vanuit een beschermde woonomgeving naar een commercieel bedrijf. Ik kon het werk al snel niet aan en zag doorgaan niet zitten. Ik kon gelukkig stoppen toen ik het niet volhield.’ ‘Piet’ van de Walborg bleef in de buurt en communiceerde daarover met de Prael. Gaandeweg vond Karel echter toch z’n draai. Hij ging zelf vragen of hij ook ander werk mocht proberen. ‘Ik ging na een tijdje van de productie naar de administratie en vervolgens naar de winkel. Ook deed ik rondleidingen en ik ben gastheer voor bezoekersgroepen geweest. Daarvoor kreeg ik een korte, externe opleiding.’
Doorstromen
Om de kneepjes van het brouwers-, horeca- of winkelvak te leren, kunnen medewerkers een opleiding volgen. Daartoe heeft de Prael met samenwerkingspartners de Waterheuvel en het ROC een Werkleerschool opgezet. Vanuit de Prael gaan gemiddeld vier medewerkers per semester één dag per week naar deze Werkleerschool. De opleiding wordt afgesloten met een diploma. Lieke Roelofs: ‘Dat is voor mensen die nooit een opleiding konden volgen of afronden van grote betekenis.’
En dan is er nog de mogelijkheid van doorstroming. Uitstroom naar regulier werk buiten de Prael komt bijna niet voor, doorstroom bínnen het bedrijf is er wel. ‘Een medewerker kan na verloop van tijd aangeven naar een andere werkplek of meer uren te willen. Als iemand een indicatie heeft voor twee dagdelen, maar ontzettend goed zijn of haar werk doet en graag meer wil werken, kan dat,’ aldus Lieke Roelofs. Ook doorgroeien naar een zwaardere functie is mogelijk. ‘Wij spreken dan met medewerkers af dat ze bijvoorbeeld binnen twee jaar bepaalde doelen moeten halen: behalve bier verkopen in de winkel, ook roosters maken, aanspreekpunt zijn voor collega’s en zorgen voor vervanging als iemand zich ziek meldt. Meer taken en verantwoordelijkheden dus. Als dat lukt, stromen mensen door.’
Behalve herstel door het voor langere tijd werken bij de Prael, is er dus een vorm van sociale stijging. De Prael draagt jaarlijks twee of drie mensen met een uitkering en CIZ-indicatie voor om een WSW-indicatie te krijgen. Als die wordt toegekend, gaan ze voor de uren die zij werken uit de uitkering en krijgen een dienstverband (en de CAO-arbeidsvoorwaarden) in de sociale werkvoorziening.
Met een detacheringsconstructie kunnen zij vervolgens (blijven) werken bij De Prael. Zij worden van vrijwilliger werknemer. Mensen krijgen bij de Prael de kans zich verder te scholen of ontwikkelen, dat is echter niet verplicht.
Een traject met scholing en promotie in het vooruitzicht kan ook spanningen en onzekerheden met zich meebrengen. “Kan ik dit wel?” De staf en begeleiders van De Prael zijn dan flexibel en coachen de medewerkers. Zo nodig wordt het werk aangepast aan hun mogelijkheden. ‘Anders melden mensen zich ziek als de druk te groot wordt,’ zegt Lieke Roelofs.
Zelfvertrouwen
Het ene dagdeel waar Karel Honselaar mee begon, groeide uit tot drie dagdelen. Niet alleen kwam zijn ‘eigenwijsheid’ weer terug, zoals hij zegt, maar ook het plezier van werken. Bij de Prael komt daar nog iets bij. ‘Specifiek voor dat bedrijf is dat je trots bent op het product. Bier maken en verkopen dat gewaardeerd wordt, is leuker dan bijvoorbeeld knutselen bij een dagactiviteitencentrum. Ik was blij bij de Prael te werken. Ook omdat men je daar ziet als ‘gewoon mens’.’ Dat hij soms hard moest werken, vond Karel prima. ‘Mensen die lanterfanten, daar heb je toch niets aan?!’
Werken bij De Prael geeft de doelgroep zelfvertrouwen, stelt Lieke Roelofs. ‘Ze kunnen hun kwaliteiten kwijt en doen weer mee. Het product en het bedrijf vervult de medewerkers bovendien met trots. Het positieve effect is zelfs meetbaar. Er is minder medicijngebruik en er zijn minder gesprekken met de psychiater nodig.’ Werken als beste medicijn dus. Maar er is meer. Roelofs: ‘Ze horen bij een gemeenschap. Medewerkers houden elkaar in de gaten en ondersteunen elkaar als er iets is. Ze zien elkaar ook buiten werktijd, gaan bijvoorbeeld samen naar de film. De Prael is haast een nieuwe familie.’ Dat merkt zij ook als mensen die niet op hun plek waren of het werk niet volhielden, na twee jaar terugkomen met de vraag of ze weer bij de Prael mogen werken.
Voor Karel Honselaar zit het bierbrouwen en alles daaromheen er op. Hij werd gezond verklaard, uit de kliniek ontslagen en woont weer op zichzelf. In 2013 kreeg hij geen indicatie meer voor arbeidsmatige dagbesteding, en dus geen geld. Zijn herstel, mede dankzij het werken in de Prael, scheelt de brouwerij inkomsten.
Toekomst
Vijftien mensen uit de doelgroep zijn nu, op WSW-basis, in dienst bij de Prael. Hun aantal groeit met twee tot drie per jaar. Het bedrijf ontvangt voor hen nog een werkgeverssubsidie. Samen met de vergoedingen voor dagbesteding van de vrijwilligers vormen die ongeveer de helft van de inkomsten van de Prael; de andere helft wordt zakelijk verdiend, met het bier. Maar de sociale werkvoorziening en AWBZ worden afgebouwd. Daarvoor in de plaats komen de Participatiewet en Wet maatschappelijke ondersteuning Wmo, met andere voorwaarden en minder subsidies. Hoe de financiering van beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding in 2015 geregeld is, is nog onduidelijk. De Prael zou graag doorgroeien en meer werkplekken bieden voor mensen met een psychische beperking. Men wil in de toekomst verhuizen naar een grotere locatie.
Wat de toekomst ook brengt, de Prael is in ieder geval commercieel én sociaal een succes.