Tijdschrift voor Participatie en herstel – juni 2015
Rembrandt van Rijn is nu goed voor een miljardenindustrie, maar bijna niemand weet dat de zeventiende-eeuwse Amsterdamse schilder stierf als een berooid man. Hij ging failliet en moest zowel zijn woning aan de Jodenbreestraat (het huidige Rembrandthuis) verkopen als het graf in de Oude Kerk van zijn overleden vrouw Saskia. Aan de Rozengracht liep hij een huurachterstand op. Schuldeisers namen schilderijen in beslag om z’n schulden te voldoen.
Armoe kan de besten overkomen. Met schulden is bovendien iets raars aan de hand. Wanneer uitkeringsontvangers ze hebben, zijn schulden een individueel probleem; zij moeten boeten omdat ze meer geld uitgeven dan ze bezitten. Dat een eigen woningbezitter een grote schuld (hypotheek) aanging om een huis te kopen, wordt normaal gevonden, ja zelfs gestimuleerd en beloond met hypotheekrenteaftrek. Banken zelf gaan megaschulden aan om geld met geld te kunnen maken en ook de overheid heeft schulden en wel van honderden miljarden euro. De laatste drie soorten schulden zijn kurken waarop de economie drijft en worden positief benaderd; zonder schulden geen economische groei. Een ander verschil tussen schulden van individuele huishoudens en die van bedrijven, banken en overheden is dat de eersten er persoonlijk voor moeten bloeden en de laatsten de kosten van hun schulden, kort door de bocht gezegd, op de samenleving kunnen afschuiven.
Deze ongerijmdheid en het feit dat problematische schulden toenemen én vaak onoplosbaar zijn, was voor het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken reden een bundel samen te stellen over de mogelijkheden voor een alternatieve aanpak van schulden. In september 2014 verscheen Verlossing van schuld en boete. Onorthodoxe oplossingen voor onbetaalde rekeningen. De auteurs stellen dat schulden een maatschappelijk en geen persoonlijk probleem zijn. Omdat onverantwoorde kredietverlening en schulden vanzelfsprekend zijn in onze samenleving, moeten schuldhulp en schuldsanering uit de sfeer komen van straffen en beboeten. Temeer daar er in de hele ‘schuldenindustrie’ perverse prikkels zijn geslopen en er malafide incassobureaus zijn die onwetende schuldenaren op hoge extra kosten jagen. De achtergronden van (huishoudens met) schulden moeten meewegen in de ‘stafmaat’, de integrale aanpak in de oplossing ervan. Men zou bij schuldenaren onderscheid moeten maken tussen niet-kunners en niet-willers en maatregelen ‘op maat’ moeten treffen. In principe moeten schuldenaren hun verantwoordelijkheid nemen en terugbetalen, daarover geen misverstand in het boek. Maar soms is stabilisatie of kwijtschelding van schulden een betere of rechtvaardiger optie. Een deurwaarder zou tevens bewindvoerder kunnen zijn, om nieuwe schulden te voorkomen. Gedragsverandering is doorgaans effectiever dan stapeling van boetes en kosten. Jonge mensen kunnen leren van hun schulden, voor later, bijvoorbeeld in de Schuldencoöp. En herstel van de (vertrouwens)relatie tussen schuldeiser en schuldenaar kan meer helpen dan tussenkomst van de rechter.
De analogie tussen ‘verlossing’ van schuld en boete en de vergeving van (erf)zonden in verschillende religies in het boek, is goed gevonden. Die leidt echter niet tot praktische consequenties of aanbevelingen. De verdienste van de bundel is vooral het aanreiken van manieren om de menselijke maat terug te brengen in zowel de benadering van mensen met als de aanpak van schulden.
Verlossing van schuld en boete. Onorthodoxe oplossingen voor onbetaalde rekeningen, onder redactie van Stijn Verhagen, Lilian Linders en Marcel Ham, 2014, Van Gennep Amsterdam