Lucas de Man, theatermaker, regisseur, presentator en nog zo wat ambachten, brengt met een prachtstuk op de planken. Als stadskunstenaar van Den Bosch had hij aanvankelijk geweigerd zich in te laten met Jeronimus Bosch (‘De stad geeft acht miljoen uit voor iemand die al 500 jaar dóód is?!’). Hij verdiept zich echter toch in Bosch’ zestiende eeuw, ook al omdat hij in hedendaags Europa op zoek gaat naar hoop & vernieuwing. De Man vraagt zich af of de Europese mensheid er de laatste 500 jaar veel op vooruit ging. Hij ziet eerder parallellen. Op oude kaarten doemt het Ottomaanse rijk dreigend groot vanuit het Oosten op. Vergelijk dat met de dreiging van of angst voor ‘muslims’ nu. Thomas More schetst in Utopia (1516) al een heilstaat waarin ongelijkheid, armoede en overheersing van de een over de ander niet meer bestaat. Zover is het begin 21ste eeuw bepaald niet, noch in Europa, noch in andere delen van de wereld. Bij één parallel die Lucas de Man met flair trekt, vergist hij zich toch. In ‘zijn’ zestiende eeuw bestaan vrouwen nog niet. De Man zet, naast Jeronimus Bosch, Erasmus, Vasco da Gama, Columbus en andere baardmannen op de kaart (foto). Oh ja, en één vrouw: een zwarte slavin, die stoere tijdgenoten toen ‘ontdekten’ op zoek naar land, goud en rijkdom. Alsof er ook vandaag nog uitsluitend mannelijke subjecten in omloop zijn, grapt De Man tegen zijn publiek dat hun gedachten waarschijnlijk uitgaan naar eventuele ‘mooie meisjes’ (natuurlijk ‘meisjes’, geen vrouwen) voor de nacht. En dat een paar keer. Maar De Man is niet met jongens onder elkaar, het gehoor bestaat voor minstens de helft uit vrouwelijke professionals. Het is een valse noot in een verder scherpzinnig, hier en daar zelfs briljant theater over zwartgalligheid en enkele lichtpuntjes in Europa.