Leerkrachten moeten kinderen de basiswaarden van de Nederlandse rechtsstaat bijbrengen, zo luidt de opdracht van onderwijsminister Arie Slob aan scholen in het basis- en voortgezet onderwijs. Scholen worden al tien jaar geacht lessen burgerschap te geven, maar die komen volgens de Onderwijsinspectie niet overal van de grond. Het kabinet diende onlangs een wetsvoorstel in om de opdracht voor het geven van het vak burgerschap te verhelderen. Ook wil de minister onderwijs over zaken als vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip voor anderen en onderlinge verdraagzaamheid minder vrijblijvend maken.
Op de pabo’s is burgerschap onderdeel van het lesprogramma voor toekomstige leerkrachten. Rob Bartels, docent aan de pabo van Hogeschool InHolland, waarschuwt dat we het vak burgerschap niet door een medische bril moeten bekijken. ‘Stop er een pilletje burgerschap in en er komt democratische gezindheid uit. Zo werkt het niet. Of en hoe een democratische gezindheid zich ontwikkelt is ook afhankelijk van de omgeving en samenleving waarin kinderen opgroeien. De school is geen eiland.’ Wat hij de toekomstige juffen en meesters onder andere bij wil brengen is dat zij democratische principes in het onderwijs zelf integreren, de dialoog aangaan met leerlingen uit verschillende culturen, hun oordeelsvermogen helpen ontwikkelen en verantwoordelijkheid leren nemen voor de omgeving, natuur en maatschappij. ‘Laat kinderen onderzoeken hoe iets zit en hoe je zaken kunt begrijpen. Dat gaat aan meningen vooraf.’
Hoe praat je in de klas bijvoorbeeld op een respectvolle manier over controversiële maatschappelijke kwesties als Zwarte Piet? Wat betekent vrijheid van meningsuiting als het gaat om uitlatingen die kwetsend voor anderen zijn? Gemeente Den Haag liet adviseur Samira Bouchibti de methodieken op schrift stellen waarmee Haagse scholen sinds twee jaar werken. In juni 2018 verscheen haar Handboek maatschappelijke en sociale thema’s voor docenten en onderwijsprofessionals, dat ook lezenswaard is voor geïnteresseerden buiten Den Haag. Het geeft concrete tips en tools voor hoe je burger- en Nederlanderschap in de klas aan de orde stelt, leerdoelen rond begrippen als vrijheid, identiteit en morele oordeelsvorming rond maatschappelijke thema’s als etnisch profileren, islam en rechten van homo’s, lesbiennes en transgenders. Bouchibti houdt leerkrachten voor een balans te zoeken tussen een open houding, luisteren, normeren, informeren en sturen. Pareer meningen als ‘Asielzoekers zijn criminelen’, die gebaseerd zijn op gevoel en vooroordeel, met feiten, stelt zij. Laat leerlingen onderzoeken hoe het echt zit.
Moeder aller adviezen en daarom helemaal voorin het handboek te vinden, is het overstijgen van wij/zij-denken. Anders betrekken leerlingen (en leerkrachten) meteen vast hun stellingen en zetten hakken in het zand. De opdracht van de gemeente lijkt vooral ingegeven door de wens en het streven de Nederlandse grondrechten, waarden en wat ons in dit land bindt over het voetlicht te brengen. Het boek is een dialoog met tweede of derde generatie kinderen van gastarbeiders, jonge moslim/a/s en leerlingen met Surinaamse roots en heet niet voor niets Waarom zijn wij Nederlander? Bij de voorbeelden, vragen en tips over hoe de leerkracht in gesprek zoekt met leerlingen gaat het om kinderen die zich meer moslim, Surinamer of Turk dan Nederlander voelen of het recht opeisen om te vinden dat homo’s vies zijn, zoals Wilders ‘Minder Marokkanen’ mag roepen. Het benadrukken van ‘onze’ waarden en ‘onze’ samenleving dient om duidelijk te maken dat mensen die hier geboren zijn, de taal spreken en een Nederlands paspoort hebben erbij horen en gewoon Nederlander zijn, ongeacht huidskleur, afkomst (voor)ouders, geaardheid, etc. Als die leerlingen vanuit een ander ‘ons’ praten, van thuis, Turkije of het slavernijverleden, ben je er nog niet. Het is goed de norm te stellen dat de vrijheid van de een ophoudt waar die van de ander in het gedrang komt, het belang van zelfbeschikking te benadrukken en de keerzijden van verlokkingen van een criminele loopbaan expliciet te adresseren. En de methodieken in het boek zijn degelijk uitgewerkt en bruikbaar. Als het echter uitsluitend gaat om twistpunten tussen oude en nieuwe Nederlanders komt de dichotomie tussen ‘wij’ en ‘zij’ elke keer terug. Dan wordt de beperking tot één doelgroep een tekortkoming van het boek en de methodieken. Misschien helpt het bij normstellend lesgeven over burgerschap ook andere vormen van ongewenst of crimineel gedrag aan de kaak te stellen. Milieucriminelen die afval van hun illegale drugslaboratoria in de natuur dumpen, zware jongens van motorclubs die in wapens handelen, vrouwenhandelaren en witwassers onder de rijken. Ook positieve voorbeelden kunnen het blikveld verbreden, bijvoorbeeld omkijken naar ouderen zoals onze Marokkaanse Nederlanders dat doen. Als we maar uit de groef komen van ‘wij’ en ‘zij’, Hollanders en moslims (die zich zouden moeten aanpassen), want zo netjes rond lopen lijnen tussen bevolkingsgroepen natuurlijk niet.
Waarom zijn wij Nederlanders? Handboek maatschappelijke en sociale thema’s voor docenten en onderwijsprofessionals, Samira Bouchibti, juni 2018 is een uitgave van Gemeente Den Haag