Ronnie (52) oefent voor het spelen van de Straatmonologen, een theatervoorstelling van daklozen. Ronnie vertelt daar zijn eigen verhaal. Hij is een ‘nieuwe arme’. ‘Twee jaar geleden had ik nog een eigen huis en een eigen goedlopend bedrijf in de bouw. Ik plaatste sanitair en badkamers. Ik werkte met zzp’ers en had werk vooruit voor een half jaar. Tot ik voor de tweede keer een burn out kreeg. Ik viel terug tot de bijstand. M’n huis is met verlies verkocht door de bank, daar heb ik een schuld aan overgehouden.’ Hij woont in het Labrehuis in Eindhoven, een groot opvangcentrum voor dak- en thuislozen. De vaste lasten worden betaald, bewoners krijgen zakgeld. Ronnie maakt zelf afspraken met deurwaarders. ‘Ik wil niet onder bewindvoering, noch in de schuldsanering.’ Binnenkort krijgt hij een huurwoning. Ook werkt hij weer, nu als vrachtwagenchauffeur. Hij wil graag terugkeren in de bouw. ‘Bouwmarkten smeken me weer te beginnen als tegelzetter en stukadoor.’ Echte armoede is er niet in Nederland, zegt hij, ‘maar gegeven de welvaart is armoede dat ik dingen niet kan doen die anderen wel kunnen. Materieel gezien heb ik niet veel meer, maar ik heb eten en drinken. Én m’n ziel en waardigheid.’
Z’n mannenberoepen (in de bouw, op de vracht, maar ook brandweerman) zijn opmerkelijk, want Ronnie zit als Yvonne tegenover me. Hij is transgender. ‘Als ik werk kleed en gedraag ik me als man, daarbuiten graag als vrouw. 35 jaar deed ik dat stiekem, maar sinds een half jaar kan het me niks meer schelen. Ik heb een borstprothese gekocht, kleedde me om en ben zo de straat opgegaan. Ik wil shemale worden, half vrouw half man.’ Hij wordt ermee gepest, maar níet door Marokkanen, Somaliërs, Turken en Antillianen in het Labrehuis. ‘Van hen krijg ik de mooiste reacties. Vooroordelen kloppen niet altijd. De meeste problemen heb ik met oer-Hollandse mannen.’
Ronnie heeft geen gemakkelijk leven gehad. Hij is als kind seksueel misbruikt door z’n moeder, is depressief geweest en deed twee keer een zelfmoordpoging. Als jongvolwassene had hij keelkanker. Hij zit niet bij de pakken neer, is actief. ‘Ik heb veel op eigen kracht gedaan. Ik snap zelf niet waar ik de energie vandaan haal. Maar ik moet wat doen, als ik de hele dag in bed blijf liggen gaat het niet goed met me.’