Gemeenten, UWV, GGZ en servicepunten voor werkgevers werken steeds meer samen om betaald werd mogelijk te maken voor uitkeringsgerechtigden met psychische problematiek.
[Lees meer…] overSamenwerken levert meer op dan aparte zorg en arbeidsre-integratiePiketpalen rond ervaringsdeskundigheid
Omverwerpen of meedoen, revolutie of hervorming? Als ik tijdens het tweede jaarcongres van Zorg+Welzijn op 24 april 2018 de woorden ‘radicale rechtvaardigheid’ hoor, trekken herinneringen aan discussies (toen diskussies) in de linkse en feministische beweging van een tijd geleden voorbij. De richtingaanwijzers die ervaringsdeskundigen nu tegenkomen, herken ik uit de vrouwenbeweging. Veranderen we de systeemwereld of wenden we ons af en richten we onze eigen hulpverlening (opleiding, vakbond, politieke partij, etc.) op? Laten we ons doodknuffelen en ‘inkapselen’ of laten we ons niet in met ‘de vijand’? De meeste feministen kozen toen voor meedoen en veranderen van binnenuit. We streden voor erkenning en gelijke rechten, net als ervaringsdeskundigen nu. Er zijn opleidingen – binnenkort zelfs godbetert, certificaten en een beroepsregister – voor ervaringswerkers. Ervaringsdeskundigen trekken als vrijwilligers en betaalde krachten de instituties buiten de ggz in. En er is een bijeenkomst over onder andere de meerwaarde van de inzet van ervaringsdeskundigheid. Op het congres Een plus een is drie in de ReeHorst Ede slaan sprekers en deelnemers piketpalen om te markeren wat is bereikt en welke richting ze willen inslaan. Zij bespreken hoe je ervaringsdeskundigheid door ontwikkelt tot nieuwe kennis en kwaliteiten en hoe je die inbrengt in onderwijs, wijkteams en lokaal beleid.
Meerwaarde
Ervaringsdeskundigheid is een middel om elkaar te ondersteunen en de ggz te veranderen tot steunsysteem dat meebeweegt met ons leven, zegt onderzoeker Wilma Boevink, geen doel. Ervaringswerkers zijn een onmisbare schakel om het cliëntenperspectief in zorg en sociaal werk handen en voeten te geven, zegt een deelnemer in de zaal. Ze vormen een brug tussen systeem en klant, tussen zorg, sociaal werk en gebruiker, aldus een ander. ‘Onze meerwaarde is onze ervaringsdeskundigheid.’
Zoals elk ‘ingekapseld’ fenomeen is er monitoring van de invoering en betekenis van ervaringsdeskundigheid. Zo is inderdaad sprake van de verwachte afname van de zorgbehoefte van cliënten en lijken hun eigenwaarde en mentale veerkracht licht toe te nemen als ervaringsdeskundigen hen ondersteunen, stelt wetenschapper Saskia Keuzenkamp vast. De waardering van cliënten zie je (nog?) niet terug in de positie van ervaringsdeskundigen in het sociaal werk. De meesten werken als vrijwilliger (78%), slechts 29% van de onderzochte ervaringsdeskundigen zijn betaald in dienst.
Ook in Vlaanderen hebben ervaringsdeskundigen in de publieke dienstverlening rond onder andere armoede, ggz en verslavingszorg nog geen gelijkwaardige positie. 28% van de ervaringsdeskundigen bij de onderzochte 111 organisaties, veelal residentiële psychiatrie, werkt betaald. 40% van hen proberen ervaringsdeskundigen in de organisatie in te bedden. Waardering is er wel, vertellen onderzoekers Jessica de Maeyer en Thijs van Steenberghe van Hogeschool Gent. Ervaringsdeskundigen bepalen mee wat beleid betreft, verlagen drempels voor de hulp- en dienstverlening en hebben een verschuiving van zorg naar herstel in gang gezet. De sprekers van de zuiderburen breken een lans voor de rol van ervaringsdeskundigen als kritische stem om maatschappelijke verandering te bewerkstelligen en als begeleiders van cliënten, zonder hen te zwaar te belasten.
In de wandelgangen beluister ik ongeduld. ‘Ik hoor liever verhalen over nieuwe tools en best practices dan langdradige wetenschappelijke beschouwingen,’ moppert iemand tijdens de lunch. Ook dat herinner ik me: de mars door de instituties is lang en kan saai en taai zijn. Onderzoek brengt echter ook de successen in kaart, zodat behandelaars, sociaal werk en lokale beleidsmakers niet om ervaringsdeskundigheid heen kunnen.
Wordt vervolgd.
‘Ik wil dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk gaan’
‘Ons sociaal stelsel werkt exclusie in de hand in plaats van een inclusieve arbeidsmarkt,’ zegt staatssecretaris Tamara van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens de jaarlijkse Cedris-lezing in Den Haag.
[Lees meer…] over‘Ik wil dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk gaan’
Weert doet wonderen
in Zorg+Welzijn, febr 2018
Boze tongen in Weert beweren dat in het zelfregiecentrum aldaar “werkweigeraars en verslaafden” komen. De overbuurman wil niet op het “uitschot” uitkijken. Daarom staat op de oprijlaan van het centrum vaak een scherm, waarachter bezoekers een sigaretje roken of kletsen. Vrijwilligers sjouwen met oud ijzer ‘voor Roemenië’ of met kleding die is gebracht ‘voor het winkeltje’. In het zelfregiecentrum kun je koffiedrinken, de handen uit de mouwen steken, informatie halen of een cursus volgen. Dagelijks maken tientallen mensen gebruik van de inloop. Zwaar getatoeëerde vrouwen en mannen, jongeren en ouderen, vluchtelingen, deftige dames, uitbundige en in zichzelf gekeerde gasten. Zij denken heel anders over hun centrum dan sommige van hun stadgenoten. Zoals Henk (57) die er begon als bezoeker en nu vrijwilliger is. ‘Ik was een stoere bouwvakker, die normaal niet in de ggz terechtkomt.’ Maar Henk, afgekeurd voor z’n werk en een fors lager inkomen, dus wel. Hij viel in een zwart gat en bezocht een psychiater. ‘Ik kon niets met adviezen als “Je moet positiever tegen dingen aankijken”. Eigenlijk zag ik het leven niet meer zitten.’ Tot iemand hem op het zelfregiecentrum wees. Daar konden ze goed een klusjesman gebruiken. Henk ging erheen met z’n gereedschapskist en is er sindsdien iedere dag. ‘In het begin sloeg ik spijkers recht, nu heb ik een mooie werkplaats achterin de loods die bij het centrum hoort. Het zelfregiecentrum gaat om 09:00u open, maar ik ben er al om 08:05u.’ Hij is blij iets om handen te hebben. ‘Ik kan weer mensen blij maken en wou dat ik er twee jaar eerder achter was gekomen dat dit bestond.’
Bezoekers die vaker komen, kennen de (ongeschreven) regel dat je niet steeds anderen voor je laat rennen. Je zet ook zelf eens koffie, wast af of warmt een blik soep op voor de hele groep. Niet alleen de vijf betaalde medewerkers en vrijwilligers bieden een luisterend oor, dat doen bezoekers ook onder elkaar.
Jozé-zorg
Henks ode tekent de waarde die een dergelijke multifunctionele voorziening voor mensen persoonlijk kan hebben. Zelfregiecentrum Weert, in 2013 gestart door Jozé Moonen, ervaringsdeskundige seksueel misbruik, verslaving en schuldenproblematiek en opgeleid als sociaalpedagogisch hulpverlener, wil ook een alternatief zijn voor reguliere zorg. Door laagdrempelige inloop, gasten die aansluiting vinden bij anderen en verleid worden tot betekenisvolle activiteiten proberen de medewerkers van het zelfregiecentrum crisisopnames in de verslavingszorg, ggz of maatschappelijke opvang te voorkomen.
Mensen die vastliepen in de ggz of zwaar verslaafd waren, komen hier tot hun recht, of zelfs tot bloei. Neem John, op z’n twaalfde aan de wiet en als zeventienjarige uit huis. ‘Ik kom uit een boerendorp, dat matcht niet met drugs.’ Hij was tien jaar dakloos, had een hoofd vol chaos en versleet veel hulpverleners. Hun hulp kwam echter niet binnen. ‘In de reguliere zorg moet je eerst formulieren invullen voordat ze met je in gesprek gaan,’ zegt John. ‘Jozé Moonen was anders. Zij praatte gewoon als mens met me, niet van achter een bureau maar op straat. Jozé gaf me handvatten waarmee ik een andere weg insloeg, net voordat ik mezelf tussen zes planken had gesnoven. Jozé-zorg is langs iemand staan, jezelf opbouwen komt van binnenuit.’
Jozé Moonen noemt dat naast iemand gaan staan het begin van ‘meegaan in herstelprocessen’. ‘Je gaat een gelijkwaardige relatie aan en laat mensen voelen dat zij er toe doen. Tijdens het luisteren zoek je een haakje van verbinding. Is er contact, dan kun je dat verstevigen.’ Ze geeft een voorbeeld van een cliënt met wie een FACT-team niet verder kwam en dat daarom haar inschakelde. ‘De cliënt is suïcidaal, worstelt met stemmen in z’n hoofd en is medisch gesproken uitbehandeld. Hij wil inzicht krijgen in die stemmen en ermee om leren gaan.’ Er was ‘verbinding’ en hij vroeg Jozé Moonen zijn gesprekspartner te worden. Zelfmoord voorkom je er niet mee, denkt zij, maar je kunt iemand wel hoop geven. ‘Toen hij vertelde een auto als op een röntgenfoto te zien, vroeg ik of hij goed is in techniek. Dat bleek het geval. Als mensen zich, vaak na teleurstellingen in de hulpverlening, weer open durven stellen, laat de volgende stap niet lang op zich wachten. Men raakt betrokken bij anderen en ziet weer perspectief.’
Maatschappelijke waarde
In de reguliere zorg is het aantal sessies vanwege de vergoeding beperkt, in een zelfregiecentrum kunnen ‘lastige’ mensen tien keer met hetzelfde verhaal komen. Oefenen, op hun bek gaan en opkrabbelen in eigen tempo. De keuze om (n)iets te willen of ondernemen, ligt bij de bezoekers. Jozé Moonen: ‘De één oefent met agressie, de ander met dagbesteding of respect voor elkaar. Wij proberen hen verder te helpen, door het vrijwilligerswerk dat zij kunnen doen en het zelfvertrouwen dat ze hier opbouwen. Daar heeft ook de maatschappij baat bij. Door de verbinding die wij leggen, bespaart de overheid zorg-, justitie- en politiekosten. Of onze mensen weer willen meetellen in de maatschappij is echter aan hen zelf.’
Bezoekers kunnen vrijwilliger worden in het centrum, vrijwilligers betaalde kracht. De vijf betaalde krachten die momenteel in Zelfregiecentrum Weert werken, hebben alle vijf een achtergrond als ggz-cliënt, dakloze of verslaafde. Zij proberen mensen weer bij de gemeenschap te betrekken, zonder behandelplannen, zorgpaden of tijdsdruk. Bij John, die, naar eigen zeggen vroeger ‘altijd gedonder had’ en ‘overal werd uitgekotst’, lijkt dat goed gelukt. Hij werd zelf één van die betaalde medewerkers en is nu ruim twee jaar in dienst bij het centrum, staat er voor iedereen klaar en is uit de uitkering.
Kader
Financiering
Zorg+Welzijn liep een dag mee in het zelfregiecentrum in Weert. Er zijn ook centra in onder andere Venlo, Oss, Nijmegen, Leiden, Middelburg, Den Haag, Utrecht en Deventer. Het Zelfregiecentrum Weert is opgericht op verzoek van de gemeente en wordt bekostigd vanuit de Wmo. Andere centra voorzieningen worden (mede)gefinancierd door gemeenten en/of zorgverleners/verzekeraars, als pilot, integrale algemene voorziening, laagdrempelige dagopvang voor dak- en thuislozen of inloop ggz-cliënten. Een aantal zelfregiecentra moet elk jaar opnieuw subsidie aanvragen of meedingen bij de aanbesteding. Soms past de gang van zaken in het aanvragende centrum niet bij de inkoop- of subsidiecriteria. Bijvoorbeeld als een gemeente inzet op de doorstroom of het beter worden van deelnemers en gebruikers, terwijl hun behoefte aan ondersteuning structureel is en een algemene voorziening beter aansluit bij het eigen tempo van bezoekers. Of als de subsidie is bedoeld voor dienstverlening aan één doelgroep, terwijl een zelfregiecentrum laagdrempelig is en open voor iedereen, van ggz-cliënten tot verslaafden en dak- en thuislozen, met of zonder diagnose of indicatie. Het tijdelijke en voorwaardelijke karakter van de bekostiging wringt waar kwetsbare mensen herstellen terwijl de verslaving en/of aandoening blijft. Opkrabbelen en aansluiting vinden bij de samenleving is niet hetzelfde als genezen. Als mensen vrijwilliger of betaalde kracht in een zelfregiecentrum worden, is dat een regulier werkverband. Het is geen voorstadium of springplank naar de ‘gewone’ arbeidsmarkt.
Trip
Wanneer je bij een boek een paar keer “Kijk uit!” wilt roepen, zoals kinderen voor de poppenkast vroeger Jan Klaassen waarschuwden, dan heb je de lezer bij de kladden. Mij heeft schrijver Sarah Vermoolen in ieder geval beet met haar goed geschreven Trip. Waar hoofdpersoon Manu voor op moet passen is dat ze, vanuit de behoefte aan erkenning, niet voor duizenden euro’s het schip in gaat als investeerder in een food en wellness hype. Vanwege het thrillerachtige karakter verklap ik verder niets over het plot. De vele ingrediënten in Trip bieden echter meer dan een zoektocht naar Whodunit. Manu staat ook voor levenskeuzen, zoekt daarvoor ruimte op reis en beleeft wonderlijke avonturen. Droom, magie en werkelijkheid lopen voortdurend door elkaar zonder dat het verhaal ongeloofwaardig wordt. Vermoolen gebruikt haar ervaringen als reisboekenschrijver en fascinatie voor een aantal natuurverschijnselen die zij op de wereld tegenkwam. Het in eigen beheer uitgegeven boek is een boeiende trip in de verschillende betekenissen van het woord, het lezen meer dan de moeite waard.
Na de gevangenis
Als kwetsbare mensen vanuit de gevangenis terugkeren naar de maatschappij, is goede ondersteuning verre van vanzelfsprekend. Maar wel zeer nodig.
in Zorg+Welzijn, 2016
Ongeveer de helft van de gedetineerden in Nederland heeft een ernstige psychiatrische aandoening, vaak in combinatie met verslaving en/of een verstandelijke beperking. Een deel van hen ontvangt zorg in de gevangenis, gericht op stabilisering, medicatie en motiveren voor behandeling. Je zou willen dat de reguliere Ggz, gemeente en hulporganisaties de begeleiding na detentie overnemen. Continuïteit van zorg kan terugval en nieuwe misdrijven voorkomen. Er zijn goede voorbeelden, maar standaard is het niet. ‘Het ontbreekt onder meer aan een juridisch kader om ex-delinquenten met psychische problematiek zonder vrijheidsbeperking door te behandelen,’ zegt psychiater Erik Masthoff, directeur Zorg en behandeling van Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.
Volgens Masthoff beseffen publiek, politiek en zorgprofessionals onvoldoende hoeveel delinquenten een ernstige psychische stoornis hebben en dat zij relatief kort zitten opgesloten. Verdachte en veroordeelde gedetineerden, dus geen tbs´ers, zitten in Nederland gemiddeld 112 dagen vast, vijftig procent van hen komt binnen een maand vrij. ‘Burgers, gemeenten en zorginstellingen krijgen dus vroeg of laat te maken met deze groep ex-gedetineerden met psychische aandoeningen,’ aldus Masthoff. ‘Het gaat, alleen in Vught al, om enkele honderden gedetineerden per jaar. Zij zijn patiënt als ze bij ons komen en zullen dat ook na detentie zijn. Onze zorg is slechts een kleine schakel in het grotere geheel. Anderen moeten het na detentie overpakken.’ Dat lukt helaas maar matig, vertelt hij. ‘Op de Ggz is fors bezuinigd, een derde van de bedden verdwijnt. Patiënten kunnen de autonomie die de overheid van burgers verwacht niet aan en de maatschappij is weinig verdraagzaam tegenover deze groep.’ Daar komt bij dat ‘onze mannen’, zoals Masthoff zegt, de gevangenis clean verlaten, maar in vrijheid snel weer aan drugs komen. Jessica Wesselius, portefeuillehouder Zorg van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) deelt de zorgen van Masthoff. ‘Er is een tekort aan beschermd wonen en intensieve zorg die veel ex-gedetineerden nodig hebben, sommigen misschien wel hun hele leven,’ stelt zij. ‘Wil men hen na detentie ‘in de tang’ krijgen, dan is de inzet van veel mensen en organisaties vereist en zijn overkoepelende afspraken nodig. Het gaat om zorg in brede zin, van schuldhulp tot huisvesting en een steunsysteem.’
Brede zorg
GGZ Oost Brabant is één van de zorgverleners die met ex-gedetineerden te maken krijgen. Ruim 200 cliënten ontvangen momenteel forensische zorg van de FACT-teams en de Forensische Poli van GGZ Oost Brabant. Twee derde van hun cliënten in de forensische zorg heeft geen strafrechtelijke titel en kan dus niet verplicht behandeld worden. Wel staan zij bijvoorbeeld nog onder toezicht van de reclassering. Om mensen te motiveren zich te laten behandelen, investeert GGZ Oost Brabant veel in de relatie met hun patiënten. Psychiater Henk Morre: ‘Anders zijn we hen op voorhand al kwijt. Paranoïde patiënten krijg je makkelijker mee dan psychotische. Wat ook motiveert om door te zetten, is als ze merken dat medicijnen helpen.’ Toch is er weinig therapietrouw. ‘Als patiënten niet komen opdagen, bezoekt een SPV’er hen thuis. Of gaat onze Bemoeizorg eropaf.’ Cliënten die ook schulden en huisvestingsproblemen hebben, probeert men door te leiden naar de maatschappelijke opvang, RIBW of gemeente,’ zegt Henk Morre. ‘We hebben bovendien kort lijnen met de politie.’
Gemeente Helmond heeft een trajectregisseur bijzondere doelgroepen, Rob van Dijk. Hij coördineert onder andere de nazorg voor ex-gedetineerden en bewaakt de afstemming tussen verschillende zorgaanbieders. Precieze cijfers over het bereik van de doelgroep en over uitvallers tijdens het zorgtraject, heeft hij niet. Maar dat het zorgaanbod ‘niet sluitend’ is, staat voor Rob van Dijk vast. ‘Ik zie steeds meer mensen tussen de wal en het schip vallen, ook in een gemeente als Helmond. Nazorg voor ex-gedetineerden en ander Ggz-cliënten die mogelijk gevaar voor zichzelf of de omgeving opleveren, is op vrijwillige basis. Mensen hebben zelfbeschikkingsrecht, kunnen weigeren dat informatie over hen wordt gedeeld en moeten zolang mogelijk zelfstandig wonen. Binnen het huidige wettelijke kader kun je als zorgaanbieder soms weinig doen. Regelmatig zie je dat justitie en zorg naar elkaar (ver)wijzen. Vooral voor mensen met een antisociale of persoonlijkheidsstoornis is de zorg ontoereikend. Ook zijn er te weinig aangepaste woonvoorzieningen. Je kunt in Nederland heel lang rondlopen voordat je iets móet. Pas als iemand een misstap begaat, grijpt justitie in en ontstaat een kader voor behandeling of verplichte begeleiding.’
Stichting Maatschappelijke Opvang Helmond (SMO) is een van de zorgaanbieders in het ‘traject nazorg ex-gedetineerden’. Directeur Bart Hendriks bevestigt dat mensen uit de doelgroep die geen zorg willen, buiten beeld blijven. ‘Alleen als er zorgen over hen zijn of als zij overlast geven, krijgen we hen in het vizier. Dan zoekt Bemoeizorg contact of bespreken we hen in het overlastteam.’ Een deel van de cliënten met een detentieverleden heeft men wel ‘in de tang’. Zij zijn onderwerp van casusbesprekingen in het Veiligheidshuis Brabant Zuidoost en worden ‘warm’ overgedragen aan organisaties als SMO. Daar krijgen cliënten woonbegeleiding als zij niet zelfstandig kunnen wonen en arbeidsmatige dagbesteding of arbeidstraining. Uit jaarverslagen over 2014-2015 blijkt dat enkele cliënten na sociale activering uitstromen naar regulier en vrijwilligerswerk. De meeste cliënten vertrekken naar een volgende zorg/opvangvoorziening.
Zorgcontinuüm
Erik Masthoff van PI Vught vindt het zorgaanbod ná detentie belangrijker dan tijdens gevangenschap. ‘We zijn in de PI vanaf dag één bezig om vervolgzorg te regelen. Maar zelfs als die er is, gaat het in de vrije samenleving toch vaak weer mis, door drugs, werkloosheid of verkeerde vrienden. De meeste mannen zien we hier vaker, het merendeel is recidivist. De stoornis vormt een extra risico voor herhaald in de fout gaan. Mensen met bijvoorbeeld een psychose hebben weinig ziektebesef en staan niet open voor verdere behandeling, terwijl ze goed behandelbaar zijn. De enige manier om hen verder te behandelen is een wettelijk verplichte behandeling na detentie,’ meent Masthoff. ‘Ik ben terughoudend waar het drang en dwang betreft, maar voor sommige patiënten is het de enige manier om te zorgen dat ze niet in zeven sloten tegelijk lopen. Voor onze zieke mannen is een zorgcontinuüm nodig.’
http://www.ggzoostbrabant.nl/ http://www.smo-helmond.nl/ http://veiligheidshuisbrabantzuidoost.nl/