0/25 – 2005
Lisa komt op haar vijfde in het pleeggezin wonen. Een leuk en pienter kind, in een enkel opzicht wat achter. Gewend aan films voor volwassenen, maar nog geen billen kunnen vegen en tot twintig tellen. Haar moeder is geestelijk in de war en af en toe opgenomen. Ook is ze een periode drugsverslaafd. Later raakt ze dakloos. Lisa is enig kind, maar komt uit een grote familie. Vader is uit beeld.
De grootouders van Lisa hebben vanaf haar geboorte vaak en met veel liefde voor haar gezorgd. Zodra Lisa’s moeder weer op de been is, bezorgen grootouders het kind echter steeds retour. Lisa’s moeder meldt zich bij Bureau Jeugdzorg als grootouders overwinteren. Zij wil dat Lisa buiten de familie in een pleeggezin opgroeit.
Grootouders zijn not amused over de stap van hun dochter, maar werken mee aan de vrijwillige plaatsing in een eenoudergezin met een zoon van op dat moment 9 jaar. Het is voor een jaar. Met moeder gaat het echter eerder slechter dan beter. Na een jaar verlengt de kinderrechter de uithuisplaatsing (UHP) en onder toezicht stelling (OTS) met nog een jaar. Hij vraagt een psychologisch onderzoek naar de hechting van Lisa. Het onderzoek wijst uit dat Lisa goed hecht in het pleeggezin. De grootouders dringen aan op een pleeggezin in de familie, maar de psychologe acht de beoogde pleegouders niet competent. Zelf willen ze de zorg voor Lisa niet (meer) op zich nemen, zij willen alleen oma en opa zijn. Bureau Jeugdzorg en de kinderrechter volgen het advies van de psychologe: Lisa zal in het pleeggezin opgroeien.
Lisa ziet haar familie geregeld: aanvankelijk iedere twee weken, later eens in de maand een weekend en tijdens schoolvakanties een week.
Het verdriet van de grootouders over de situatie blijft af en toe opspelen. Het leidt tot vervelende situaties of een, al dan niet heftige, scène aan de deur bij het halen en brengen.
Lisa, inmiddels tien jaar oud, houdt van haar familie en van haar pleeggezin. Zij komt geregeld in loyaliteitsconflict en krijgt niet de kans onbezorgd te leven.
Pleegouders zijn tegenwoordig partner en collega van de echte hulpverleners. Zij moeten in staat zijn als zodanig te handelen. In onderhavig geval is daar geen sprake van. De gezinsvoogd neemt pleegouder niet serieus en biedt niet de gevraagde steun. Pleegouder lijkt eerder tegenstander dan partner in de zorg voor het kind. De professionals bieden niet het hoofd aan netelige situaties. Zij lijken onvoldoende in staat de plaatsing in het pleeggezin in goede banen te leiden. Het pleegkind komt in een onmogelijke spagaat.
Dealen met de situatie van een moeder, die het gezag heeft en haar kind in het pleeggezin wil laten opgroeien en grootouders – waar moeder sterk van afhankelijk is en die een sterke band hebben met het kind – die daar grote moeite mee hebben. Dat is het probleem waar hulpverleners van Jeugdzorg en Pleegzorg voor staan. Alleen al het onderkennen van dit probleem kost jaren. Historie in vogelvlucht.
De entree van gezinsvoogd 4 is onder ongunstig gesternte. Gezinsvoogd 2 zet de verderstrekkende maatregel (ouder wordt het gezag ontnomen) in, maar verdwijnt. Onder gezinsvoogd 3 gaat het een en ander mis (zie blooper 1 en 2). Gezinsvoogd 4 geeft te kennen geen boodschap te hebben aan hetgeen voor haar tijd gebeurde. Pleegouder streeft naar een rustige, duurzame gezinssituatie. Zij mist het verschil tussen een kortdurende en langdurige plaatsing en vraagt daarnaar. Evenals naar de voortgang van de verderstrekkende maatregel en grenzen tussen verantwoordelijkheden van pleegouder en (groot)ouders. De vragen blijven onbeantwoord.
Gezinsvoogd 4 is om onduidelijke reden partijdig. Als we met alle betrokkenen rond de tafel zitten, lijkt zij (groot)ouders een hart onder de riem te willen steken: “Lisa is binnenkort 12 jaar en mag dan zelf kiezen.” De opmerking blijft in de lucht hangen. Niet alleen is Lisa pas 9, ook is onduidelijk wat Lisa precies kan kiezen. Haar (groot)ouders kunnen/willen niet voor haar zorgen, andere familieleden evenmin. Alleen pleegouder zegt graag voor haar te willen zorgen. Zo zijn er meer voorbeelden. Als familieleden pleegouder zwart maken, of zelfs dreigen en pleegouder om steun vraagt, reageert gezinsvoogd retorisch: “Waarom denk je dat zij dat doen?” Eigen schuld? Na onenigheid over een reis naar het buitenland onder schooltijd, vraagt de gezinsvoogd Lisa’s school haar (groot)ouders apart op de hoogte te houden van haar vorderingen, rapportavonden en bijzonderheden. Ook laat zij zich tegenover leerkrachten negatief uit over pleegmoeder. Voor de kinderrechter sprak zij al eens laatdunkend: “Zij is maar pleegmoeder.” Verzoeken van pleegouder in de luwte (van de familietoorn) te mogen blijven en eens een gesprek te hebben met alléén Lisa’s moeder, zonder grootouders, worden nooit ingewilligd.
Bij een ‘verbeteren verstandhouding gesprek’ met de werkleider van gezinsvoogd 4 erbij, zit zij als een mokkende puber in een hoek van 90° nors tegenover mij. Zij laat zich ontvallen voorstander te zijn van het opnieuw laten onderzoeken van de hechting van Lisa. Ook meldt zij dat Lisa’s moeder inmiddels niet meer achter de plaatsing staat. Is zij uit op het weghalen van Lisa?
Als er aan het eind van de oplossingsroute nog zoveel probleem over is
Na vier bloopers van verschillende gezinsvoogden belt pleegouder de leidinggevenden van Bureau Jeugdzorg. Zij houden de boot af. Als er na een maand geen reactie is, schrijft pleegouder een brief naar de Klachtencommissie van Bureau Jeugdzorg en wordt op alle (ook in dit artikel genoemde) punten in het gelijk gesteld. Na enkele maanden bevestigt de Raad van Bestuur dat oordeel. Maar antwoord op de genoemde vragen komt er niet. Of de Raad van Bestuur Bureau Jeugdzorg een aanwijzing geeft, onttrekt zich aan de waarneming van pleegouder.
Er verandert en verbetert niets. In plaats van crises en problemen te managen, zaait de gezinsvoogd extra verdeeldheid tussen familie en pleeggezin. Zij blust niet, maar stookt het vuurtje verder op. De pleegzorgwerker gaat soft en daarmee halfslachtig te werk. Zijn aanpak als zachte heelmeester – hoe aardig hij ook is – laat stinkende wonden ontstaan.
Bij de vijfde verlenging van de UHP en OTS wendt pleegouder zich met vragen tot de kinderrechter. De kinderrechter is begaan, laat pleegouder haar zegje doen, maar wijst op zijn beperking: hij kan alleen OTS/UHP (al dan niet) verlengen, niet treden in inhoudelijke zaken. Daar gaat Bureau Jeugdzorg over.
Lisa komt maar niet in rustiger vaarwater. Pleegouder vraagt nu jaren om hulp en wijst op de ondermijnende werking van ongelukkige grootouders. Een hele keten is getuige van iets dat niet loopt, maar weet het tij niet te keren. De gezinsvoogden verschillen van mening en benadering. De (informatie)overdracht tussen opeenvolgende gezinsvoogden en pleegzorgwerkers laat te wensen over. Leidinggevenden wijzen op het personeelstekort, de kinderrechter op veranderde verhoudingen en de Klachtencommissie zegt gesproken te hebben. Wat een onmacht en wat een gevolgen.
Spanningen met de familie en herhaald terugkerende onduidelijkheid en onzekerheid over de toekomst, trekken een wissel. Als de professionals de pleegouder niet horen, zich niet in haar kunnen verplaatsen en zo duidelijk partij kiezen voor de andere belanghebbenden, pleegt men roofbouw. En dat juist op het gezin waar het pleegkind het van moet hebben.
In de afgelopen vijf jaar zijn de rollen van gezinsvoogd, pleegzorgwerker en pleegouder gewijzigd. Tussen gezinsvoogd en pleeggezin is meer afstand gekomen. Pleegouders zijn partner geworden van de pleegzorgwerker én collega-hulpverlener. Misschien komt daardoor de hulpvráág vanuit het pleeggezin niet aan?
Of wreekt zich hier een ander spanningsveld, haast intrinsiek aan pleegzorg? “De ouders blijven altijd de ouders.” De uitspraak ligt professionals voor in de mond. Ook al denk of beweer je als pleegouder nooit iets anders, houd je je trouw aan alle bezoekafspraken en organiseer je logeerpartijen en verjaardagsfeestjes met de familie: op een pleegouder as such rust kennelijk de verdenking van ‘kind afpakken’.
Het pleegkind zelf ziet dat anders, zij heeft gewoon méérdere ouders. Al is zij 200% loyaal aan haar ouders/familie, ze wil ook het volle pond van de pleegouder: 100% liefde, aandacht en gelijke behandeling. Onderscheid tussen eigen en pleegkinderen wordt – terecht – niet gepikt. En áls er onderscheid wordt gemaakt, dan in haar voordeel: 200% liefde en aandacht van de pleegouder is ook goed.
Jarenlang zei Lisa dat ze ‘in het echt’ bij haar moeder woonde. Rond familiebezoek was ze opstandig en huilerig. Nadat haar verschillende keren door pleegzorgwerkers is verzekerd dat zij in het pleeggezin mag blijven en (groot)ouders openlijk hun zegen daarover uitspraken, gaat het goed. Maar de terugkerende onenigheid ontgaat Lisa natuurlijk niet. Zíj zit niet zo met haar dubbele banden. Zij houdt gewoon van allebei. Maar dan moeten haar dierbaren wel normaal doen. De professionals moeten daar een rol in spelen.
Daarom, tot slot, enkele adviezen:
• Wees vriendelijk én duidelijk naar alle betrokkenen. Pappen en nathouden helpt niemand
• Doe iets met signalen dat zaken niet lekker lopen en wijs een ‘probleemeigenaar’, casemanager of mediator aan die ermee aan de slag gaat.
• Maak goede afspraken en handhaaf die
• Ga voorzichtig om met wat je pleegkinderen zegt en belooft
• Blijf professioneel naast de partijen staan, trek geen partij
• Evalueer afhandeling klacht na een half jaar.
Bloopers
• Gezinsvoogd 3 vergeet verlenging OTS en UHP aan te vragen. Zij verlopen en moeten opnieuw bij de Kinderbescherming worden aangevraagd.
• Bij aanvraag paspoort pleegouder blijkt toevallig dat pleegkind nooit bij haar is ingeschreven. Lisa is uitgeschreven bij het bevolkingsregister op het moment dat haar moeder dakloos werd. In het register staat ruim een half jaar de vermelding ‘het land met onbekende bestemming verlaten’, terwijl zij al drie jaar op nog geen 1000 meter van het stadhuis in een pleeggezin woont. Lisa moet bij de Vreemdelingenpolitie, afdeling Immigratie, weer worden ‘ingevoerd’. Gezinsvoogd begrijpt ontzetting van pleegmoeder niet.
• Omdat grootouders grote moeite hebben met de woonsituatie van Lisa en zij daar gevolgen van ondervindt, vraagt pleegouder gezinsvoogd of pleegzorgwerker de grootouders hun zegen te laten geven over Lisa’s woonsituatie. Na twee jaar vragen en aandringen is het zover. Grootouders zijn op het moment suprème niet in staat Lisa het gevraagde in woord of gebaar over te brengen. Er valt een stilte, die de gezinsvoogd vult met woorden van omgekeerde strekking: “Als mama een huis heeft en stabiel is, mag je weer bij haar wonen.” Een belofte die gezinsvoogd niet waar kan maken en averechts uitpakt.
• De familie wil Lisa onder schooltijd tweeënhalve week meenemen naar het buitenland voor familiebezoek. Gezinsvoogd en pleegzorgwerker zijn enthousiast, omdat het voor Lisa bevestigt dat ze bij haar familie hoort. Pleegouder wordt niets gevraagd. Leerplichtambtenaar geeft geen toestemming. School geeft toestemming voor vijf dagen verlof. Jeugd- en Pleegzorg betrekken pleegouder (al vierenhalf jaar goed voor activiteiten en vele gesprekken op school, bijles en extra begeleiding) niet bij de beslissing. Zij wendt zich daarom zelf tot school en gemeente met het verzoek geen tweeënhalve maar één week toe te staan.
Lisa vertrekt en keert niet terug na vijf dagen, maar na tweeënhalve week.
De naam van het kind is om privacyredenen gefingeerd.