Trouw – 2005
In de Belgische plattelandsgemeente Geel wonen honderden psychiatrische patiënten in pleeggezinnen. Vroeger waren het ‘sukkelaars’ en ‘mannen van de kolonie’, ook de vrouwen. Tegenwoordig is het meneer en madam. Patiënten maken deel uit van de gemeenschap.Aan de gemeentegrenzen van Geel staan driehoekige waarschuwingsborden met het woord ‘gezinsverpleging’. Ze hebben vrijwel geen functie meer. Maar vroeger, toen er nauwelijks medicatie was, liepen de psychiatrisch patiënten zo de weg op. Zij waren niet afgezonderd en opgesloten in een inrichting, maar woonden bij gastgezinnen in het dorp of de stad. De ‘zotten’, zoals zij vroeger werden genoemd, en hun pleeggezinnen waren eerder in Geel dan het psychiatrisch ziekenhuis.
René Dilliën (75) herinnert zich nog dat de patiënten zonder tussenkomst van hulpverleners bij gastgezinnen terecht kwamen. “Ze werden door hun familie of wie zich maar over hen ontfermde, naar Geel gestuurd. Wij haalden ze zo van het station.” René heeft zijn hele leven met patiënten in huis gewoond. “Eigenlijk van 1931 tot nu. Wij woonden op een boerderij. Ik was de jongste, bleef op de boerderij en nam de kostganger over. Wij accordeerden fantastisch. In de jaren vijftig kreeg ik zelf een gezin, maar onze gast bleef bij ons tot hij stierf.” Niet dat het altijd makkelijk was. “Hij had nog gevoelens. Hij had zes kinderen verwekt en viel ook mijn moeder wel eens lastig. Ik moest haar te hulp schieten en dreigen met de kachelpook!”
Het is kenmerkend voor de Geelse gezinsverpleging. Men aanvaard de patiënten zoals ze zijn. Zij horen bij de familie. Zij doen met alles mee en vergezellen het gezin naar feestjes en partijen. Als vader en moeder te oud worden, gaan zij ‘over’ op de kinderen.
René Dilliën heeft nu twee mannen in huis. Theo (73) woont er al 22 jaar en Guy (62) trok 12 jaar geleden bij de familie in. “Theo was geen gemakkelijke toen hij kwam. Hij kon niet werken en had een moeilijk karakter, hij wilde altijd gelijk hebben. Mijn vrouw, ook een boerendochter en gewend aan kostgangers, was hem soms niet de baas. Nu is het ’n beste gast, een ruwe steen met een gouden hart. Als mijn kleinkinderen op bezoek zijn, zitten ze bij hém op schoot, niet bij mij.”
Theo en Guy zijn allebei op de werkplaats, vergelijkbaar met de Nederlandse sociale werkvoorziening. Een bus haalt hen ’s morgens af en brengt hen ’s middags weer naar huize Dilliën. Zij steken gras en vegen op het terrein van het psychiatrisch ziekenhuis. Theo, die eerder 30 jaar in een inrichting verbleef, hoeft niet lang na te denken over de vraag waar hij liever woont: “Bij René.” Ook Guy wil nooit meer weg bij de familie. Hij woonde een deel van zijn leven samen met zijn broer en kent de zorgen van zelfstandigheid. De mannen vertellen enthousiast over de vakantiereis die ze binnenkort gaan maken en het communiefeest waar ze zijn geweest. Theo kan goed zingen en zit in een kerkkoor. In het weekend drinken ze graag een pintje, thuis of ‘op café’. De mannen doen ook het een en ander in het huishouden en de tuin. René zegt wel eens gekscherend maar met serieuze ondertoon tegen z’n kostgangers, dat zij het huishouden draaiende moeten houden als hij eerder overlijdt dan zij.
Pleegouders en patiënten hebben geen therapeutische relatie. Dat is ook niet de bedoeling. De pleeggezinnen weten meestal weinig tot niets van de (medische) voorgeschiedenis van hun gasten. Hulpverlening en begeleiding laten zij over aan de wijkverpleegkundigen en doktoren van het psychiatrisch ziekenhuis. Het is niet alleen uit goedheid en gewoonte dat veel Gelenaren patiënten in huis nemen. Ook geld en economische redenen spelen een rol, zij het vroeger meer dan nu. De patiënten helpen op het land en in de huishouding. Niet zelden ook zijn de rollen op latere leeftijd omgedraaid. Dan verzorgen patiënten hun oude en hulpbehoevende pleegouders. Gezinnen verdienen wat bij met het kostgeld. “Vroeger waren het werkkrachten, we hadden het arm,” zegt René. “Voor het geld hoef je het nu niet te doen. Pleeggezinnen krijgen een vergoeding van 17 tot 19 euro per dag.”
Behalve de hulp die patiënten kunnen bieden, zijn tegenwoordig vooral de affectie en gezelligheid reden een gast in huis te nemen. De wederkerigheid geeft de patiënten maatschappelijke betekenis.
Professor Eugeen Roosens van Universiteit Leuven deed tweemaal uitgebreid onderzoek naar, wat hij noemt, het Geelse model. Hij wijst op de unieke vorm van sociale insluiting in Geel – ‘inclusie’ in het Vlaams – terwijl lotgenoten elders vaak worden buitengesloten en in isolement leven.
Eugeen Roosens publiceert en spreekt geregeld over gezinsverpleging, mede om hulpverleners en medici de waardevolle elementen van de gezinsverpleging voor te houden. In april sprak hij op de landelijke manifestatie De Kunst van het Kwartiermaken in Utrecht, op 13 mei in Geel op een congres over rehabilitatie. “Wij moeten niet alleen jonge gezinnen overtuigen, ook psychiaters. De gezinsverpleging vindt slechts hier en daar navolging. Zo zijn rond Luik 184 patiënten op Geelse wijze in gezinnen opgenomen.”
In Geel zelf is er een redelijke aanwas: jaarlijks komen er 13 nieuwe pleeggezinnen bij en worden gemiddeld 17 nieuwe mensen geplaatst. René Dilliën verwacht niet dat met hem de traditie in de familie stopt. “Misschien neemt mijn jongste zoon een patiënt in huis.”
De Geelse gemeenschap is sinds jaar en dag gewend aan psychiatrisch patiënten. Men respecteert ze en gaat gewoon met hen om. Patiënten nemen hier en daar deel aan het verenigingsleven en zijn – zolang ze zich niet al te opvallend gedragen – welkom in de meeste cafés en restaurants. Toch heeft het wonen onder de mensen niks veranderd aan wat men als normaal en afwijkend beschouwt, zegt Roosens. “Men tolereert de patiënten. Maar wanneer zij afwijkend gedrag vertonen op straat of in een winkel, grijpt de Gelenaar in om de normale orde te herstellen.”
“Je stelt je niet hoger op dan hen, maar zij zijn niet voor niks hier,” zegt ook René Dilliën. Hij heeft in z’n leven geen moment spijt gehad van z’n beslissing patiënten in huis te nemen. “Die mensen zijn gekraakt en moeten zich rechtzetten. Ik ben blij dat onze gasten zover zijn gekomen. Ik ben er fier op.”
485 volwassenen in 400 pleeggezinnen
Geel is een plattelandsgemeente met 33.000 inwoners. De gemeente heeft een centrum en verschillende omliggende dorpen. Middenin Geel ligt het grote complex van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis. Verschillende afdelingen behandelen en verplegen 750 patiënten, zorgen voor dagactiviteiten, werk en vrije tijdsbesteding. Een deel van hen heeft naast aandoeningen als schizofrenie en autisme, een verstandelijke handicap. De afdeling Rehabilitatie richt zich op volwaardig burgerschap van mensen die chronisch lijden aan een psychiatrische aandoening, op het gebied van wonen, leren, werken en vrije tijd. De voornaamste woonvorm is de gezinsverpleging. 485 van de huidige 815 patiënten wonen in een pleeggezin, vaak al tientallen jaren lang. Het komt regelmatig voor dat kostgevers hun 50 jarig bestaan als pleeggezin vieren. Voor de tweede wereldoorlog woonden er bijna 4000 mensen met ernstige psychiatrische problematiek in gastgezinnen, in de jaren zeventig nog 1000. Momenteel zijn er 400 pleeggezinnen, sommige met meerdere gasten in huis. Alleen volwassenen komen in aanmerking voor plaatsing in een gastgezin. Gezinsverpleging voor kinderen, zoals de Nederlandse therapeutische gezinsverpleging, een vorm van pleegzorg, is in Geel in ontwikkeling. De patiënten komen uit verschillende landen, niet alleen uit België. Er wonen 15 Nederlandse patiënten in een Geels pleeggezin.