In 2007 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Ahmed El Mesri (52), al 25 jaar in een rolstoel, richtte vele organisaties op, helpt gehandicapte migranten en brengt groepen dichter bij elkaar.
Contrast – 2009
Hij kan schor bulderen als een imam, maar roept op tot verdraagzaamheid. Hij zoekt het gesprek, maar schuwt de confrontatie over omstreden onderwerpen als homoseksualiteit, eerwraak en handicap niet. ‘Ik houd van taboes’. Hij richtte vele organisaties op, helpt mensen waar hij kan en organiseert bijeenkomsten om uiteenlopende groepen dichter bij elkaar te brengen. In 2007 werd hij door de koningin benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Ahmed El Mesri (1957) woont ruim 30 jaar in Nederland en kan sinds hij 25 jaar geleden een auto-ongeluk kreeg niet meer lopen. De handicap zette letterlijk een streep door zijn loopbaan, maar maakte hem tot man met een missie. ‘Liefde voor de medemens gaat voor de familie-eer,’ zegt hij bijvoorbeeld. Een gesprek met een opmerkelijk figuur.
We bezoeken hem op één van de plekken waar hij kantoor houdt: het Amsterdamse Patiënten en Consumenten Platform (APCP). Hij ontvangt en adviseert individuele migranten met een handicap en denkt met de patiëntenorganisatie mee over beleid ter verbetering van hun lot. Dat is het juiste woord, ‘lot’; ‘positie’ zou nog te rooskleurig klinken. Ahmed El Mesri sprak voorafgaand aan ons onderhoud bijvoorbeeld met een jonge blinde vrouw die zichzelf tien jaar heeft afgezonderd vanwege haar handicap. El Mesri oogt zelf ook kwetsbaar, maar die indruk verdwijnt snel. Zijn benen mogen dan niet doen waar ze voor bedoeld zijn, aan zijn spraakvermogen mankeert niets. ‘In Marokko praat je niet over handicaps, dat is taboe. Mijn familie daar had zeker voor me gezorgd, maar ik had me nauwelijks verder kunnen ontwikkelen. Mijn handicap heeft me in Nederland gehouden. Veel migranten hier behandelen hun familieleden met een beperking niet goed. Ze worden verborgen gehouden, soms zelfs geslagen. Ook roddelen ze over hen of families nemen hun geld af in ruil voor verzorging.’
Vanuit het APCP en de door El Mesri opgerichte belangenvereniging Onze Hoop komt hij op voor migranten met een handicap of chronische ziekte en hun familie. ‘Je kunt nooit iemand helpen zonder familie. Omdat ikzelf migrant én gehandicapt ben, kan ik de kloof overbruggen. Families komen me iets vragen of voorleggen; ze hebben een gehandicapte zoon, dochter, vrouw of man en geen zorg. Ik vraag hen dat familielid mee te nemen en nodig hen vervolgens uit naar bijeenkomsten te komen, uit hun isolement. Ik heb zeer schrijnende gevallen gezien. Bijvoorbeeld een echtpaar dat al tientallen jaren in Nederland woont en waarvan de man na een herseninfarct twee jaar gehandicapt thuis zat opgesloten. Uit schaamte en om te voorkomen dat zijn omgeving slecht over hem praat. Terwijl zijn vrouw nota bene schoonmaakster is in een ziekenhuis!’
Zelf heeft Ahmed El Mesri na zijn ongeluk op een afgelegen plaats moeten revalideren. Een moeilijke en eenzame periode. ‘Mijn vrienden vonden me een lastpost. Gastarbeiders kwamen om te werken, niet om gehandicapt te zijn. Ik ontwikkelde een extra zintuig voor afwijzing. Toen ik terugkwam in Amsterdam, hield ik de eerste week de gordijnen dicht. Je moet wilskracht hebben om verder te gaan, proberen je weg te vinden. Achteraf gezien was het een tijd van bezinning, ik ben door die handicap herboren.’ Hij is nu een hardwerkende man met vele bezigheden, waaronder die van tolk/vertaler en van voorzitter van clubs als vriendschapsvereniging Assadaaka. ‘Ik probeer mijn grenzen te verleggen en wil mijn lotgenoten laten zien dat je ook met een handicap veel kunt betekenen. Bij mij heeft het lang geduurd voordat ik zover was, ik had geen mensen om me heen. Dat gun je niemand. Daarom wil ik voor anderen een steunende rol vervullen, om hen sterker te maken.’
Zamel? Nou en!
Een leven in afhankelijkheid was ook niets voor hem geweest. El Mesri had al vroeg een sterke vrijheidsdrang. Als zestienjarige jongen, zoon in een stedelijk middenklassegezin met zeven kinderen, verliet hij het Marokkaanse Tetouan om iets van de wereld te zien. Hij maakte er kennis met de Westerse cultuur. ‘Mijn vader dreef handel in de Spaanse enclave Ceuta. Ik ging vaak met hem mee en zag daar van alles op de televisie.’ Zijn ouders waren open en liberaal. ‘Mijn moeder was vroedvrouw én begeleidde mensen bij het sterven. Ook mijn vader hielp mensen. Hij was tevens imam, maar deed daar niets mee. In mijn omgeving droegen vrouwen geen sluiers en ze gaven mannen gewoon een hand. Mijn ouders waren gelovig als doorsnee moslims.’
Ahmed El Mesri moet iets van die sociale en liberale inslag en dat prekerige hebben geërfd. Hij zet zich dagelijks in voor anderen en houdt er een uitgesproken individualistische en liberale mening op na. El Mesri laat zich niet zeggen hoe hij moet leven en ontzegt ook anderen die vrijheid niet. Vrouwen niet, homo’s niet, niemand. ‘Als mensen zeggen dat homoseksuelen (zamel in het Arabisch) slecht zijn, zeg ik: “Wat heb jij daarmee te maken, heb respect en laat hen in hun waarde. Het zijn mensen, het zijn ook moslims.” “Leer jezelf kennen,” denk ik dan. Vaak hebben degenen die hard schreeuwen zelf homo-erotische gevoelens.’
Volgens hem wemelt het in de geschiedenis van mannen met homoseksuele contacten.
Ahmed El Mesri vindt dat kinderen in de opvoeding moeten meekrijgen dat homoseksualiteit gewoon is en slechts één aspect van iemands persoonlijkheid. Om kennis te maken met ‘die andere wereld’ bezocht hij met zijn eigen, volwassen zoon eens een gay bar op het Amsterdamse Rembrandtsplein.
Zijn standpunten worden hem niet altijd in dank afgenomen. El Mesri wordt af en toe bedreigd. Maar een bedreiging doet hem niks, hij is niet bang. Het leven met een handicap heeft hem hard gemaakt, zegt hij. Regelmatig ook hoort hij: ‘Ahmed is homo’. ‘Al zou het zo zijn, toch zeg ik: “Nou en?” Maak je over mij geen zorgen, ik maak me zorgen over júllie. Ik zie bestuurders van andere migrantenorganisaties soms opkomen voor participatie maar afstand nemen van homoseksuelen. Ze krijgen gemeenschapsgeld en moeten naar mijn mening de vrijheden van anderen respecteren. Wij leven in een multicultureel land. Ik ben niet tegen hen, maar vind wel dat ze hier en daar kennis- en informatieachterstand hebben.’ De veroordeling van homoseksualiteit komt naar zijn mening voort uit onwetendheid. Zijn missie is anderen voor te lichten en bewust te maken.
Soms moet je volgens hem provoceren moet om zaken bespreekbaar te maken. Zo organiseerde El Mesri in Amsterdam Oost verschillende debatten over homoseksualiteit, waar honderden mensen op af kwamen. Eén van die bijeenkomsten was tot verontwaardiging van een aantal moslims tijdens de ramadan.
Hangmannen
Zet Ahmed El Mesri middenin een bont gezelschap van allochtone en autochtone buurtgenoten, mannen en vrouwen met verschillende religies en culturen en hij is in zijn element. Hij wil méngen, categoraal werken is hem een gruwel. ‘Apart zitten als migranten bevordert de participatie niet, het belemmert die eerder. Je moet migranten ook niet in de watten leggen. We moeten niet denken dat we meer rechten hebben dan anderen.’ Deze mening brengt hem geregeld in conflict met het establishment van het gesubsidieerde migrantenwerk. Symbolisch is het verschil van mening dat hij in het Amsterdamse stadsdeel Zeeburg had over schotelantennes. ‘Schotels verhinderen goed nabuurschap, ze kweken vreemdelingenhaat. Vanuit Assadaaka vond ik dat de schotels weg mochten, op voorwaarde dat er een alternatieve oplossing kwam, zoals een gemeenschappelijke antenne op het dak. Mensen denken dan dat ik tegen ze ben. Migrantenorganisaties gingen zelfs handtekeningen tegen me verzamelen. Maar we deden onderzoek in de buurt en veel migranten bleken dat alternatief op het dak zelf te willen.’
Ik vind dat de manier waarop medewerkers van welzijnsorganisaties soms werken mensen op hun plek houdt in plaats van vooruit helpt. Assadaaka geeft bijvoorbeeld computerlessen om vrouwen uit hun isolement te halen. De welzijnsinstelling heeft mannen de ruimte naast hen gegeven. Die mannen blijken er vooral te zijn om de vrouwen te bekritiseren (‘alle vrouwen die meedoen zijn hoeren’), maar worden niet verwijderd. De vrouwen komen dan niet meer. De hangmannen vormen tegenkrachten en belemmeren de emancipatie van vrouwen. Zelfs bekende bestuurders van migrantenorganisaties maken zich daaraan schuldig.’ Zij vormen volgens El Mesri echter een kleine groep. ‘De doelgroep van vrouwen staat wel open voor veranderingen.’
Hij is niet overal een graag geziene gast. Wat dat betreft deed het lintje van de koningin, dat hem door burgemeester Job Cohen werd opgespeld, hem goed. Het was een blijk van erkenning. Ook geniet hij vertrouwen van de mensen die hij bijstaat en de vele organisaties waar hij mee samenwerkt. Maar geliefd of niet, El Mesri blijft strijdlustig. ‘Ik kan niet vechten of wegrennen, maar ze krijgen me niet klein. Mensen mogen me uitschelden, ik kan tegen een stootje. Als ze me iets zouden aandoen, zijn ze laf. Met mij kun je alleen praten.’