Pleegouders kunnen geen paspoort of bankrekening aanvragen voor het kind dat aan hun zorgen is toevertrouwd. Het gezag over pleegkinderen ligt bij de biologische ouders of de gezinsvoogd. Pleegouders beslissen niet over de schoolkeuze, noch over eventuele operaties, omgangsregeling of buitenlandse reis. Groeit het kind op en krijgt het, met toestemming van de biologische ouder of gezinsvoogd, een eigen bankrekening, dan zijn zíj bewindvoerder over die rekening, niet het minderjarige kind of de pleegouder.
Wat genoemde levensverrichtingen betreft zijn pleegouders handelingsonbekwaam, net als gehuwde vrouwen voor 1956.
De wetgever noemt personen handelingsonbekwaam als ze niet voor zichzelf kunnen zorgen (laat staan voor een ander) of tegen zichzelf beschermd moeten worden, zoals mensen met een verstandelijke beperking en verslaafden. Zij worden onder curatele gesteld, kunnen niet zelfstandig handelen en moeten voor elke belangrijke beslissing in hun leven toestemming vragen. Pleegouders – het woord zegt het al – zorgen per definitie voor een ander maar kunnen wat betreft hun pleegkinderen niet juridisch handelen, hoe lang zij ook voor hen zorgen.
Bij gehuwde partners met kinderen gaat bij echtscheiding het gezag meestal naar de verzorgende ouder. Ook in geval van Nederlandse ouders die met een buitenlandse partner waren getrouwd en na scheiding in conflict komen over het ouderlijk gezag, wijst de rechter het gezag meestal toe aan de verzorgende ouder. Bij pleegzorg is feitelijk het tegenovergestelde het geval, daar ligt het gezag bij de níet-verzorgende ouder.
Hoewel er meer aandacht is gekomen voor de rechtspositie van pleegouders (en die van pleegkinderen is daar nauw mee verbonden), zijn er nog geen tekenen dat deze scheve situatie wordt rechtgetrokken.