‘Sarah, ik mis je’ staat op een rots in het Marokkaanse Hoge Atlasgebergte waar we langsrijden met de bus. In Ourzazate worden we aangesproken door een Marokkaanse Nederlander uit Limburg, op bezoek bij zijn neef, in Fès door een Marokkaan uit de Amsterdamse Jordaan, eveneens op familiebezoek en in Essaouira door een Marokkaan die een tijdje in Oud-Zuid woonde. ‘De Pijp’, voegt hij er ter precisering aan toe. Het maakt dat je je als buitenlandse toerist snel thuis voelt in Marokko. De band met Nederland lijkt verder te gaan dan de obligate talenkennis van verkopers – ‘Allemachtig prachtig’ en ‘Kijken, niet kopen’ – die je overal ter wereld tegenkomt. Heel veel mensen met wie we praten zijn positief over Nederland, zijn bekend met succesvolle Marokkaanse Nederlanders, hebben er familie of zijn er zelf geweest. Beretrots zijn ze op voetballer Ibrahim Afellay, die het tot FC Barcelona heeft geschopt, en op de Rotterdamse burgemeester. Een man stelde zichzelf voor als ‘Ahmed Aboutaleb’. Tijdens een treinreis horen we éénmaal een opmerking over het racisme van ‘die blonde’, zoals ze Wilders ter herkenning noemen: van Turkse textielhandelaren met vestigingen in Marokko, op weg naar Casablanca.
Wij, twee vrouwen van zekere leeftijd, ondervinden een vriendelijke bejegening en gaan en staan waar we willen. Als de smalle donkere straatjes in de medina van Fès, met handelaren, veel mensen en zwaar bepakte ezels die er hardlopend tussendoor worden geleid, ons te hectisch worden, klimmen we naar een dak met uitzicht over de stad, voor een pot muntthee. En verbazen ons over de vele schotelantennes. Wij, rijkelanders, zijn kennelijk niet de enigen met schotelcities.
Verschillen zijn er ook. De buschauffeur van staatsbedrijf CTM, die ons veilig langs de ravijnen in het Atlasgebergte loodst, houdt onderweg een paar keer halt langs de weg om een praatje te maken met vrienden. Ook neemt hij de tijd om onderweg wat kamelenvlees te kopen; tijd die ik benut voor een foto van twee kamelenkoppen die op de toonbank liggen. De supersnelle trein die ons van Meknes naar Marrakech brengt, rijdt lange tijd met deuren open. We zitten in menige propvolle grand of petit taxi zonder autogordels en met loshangende portieren, die roetzwarte wolken uitlaten. Onderweg zien we veel stadswijken en dorpen met stoffige, niet geasfalteerde wegen en heel veel zwerfafval. Ter voorbereiding van het Offerfeest zijn mannen al dagen van tevoren schapen aan het vervoeren, tot voorop de brommer en op de nek aan toe. In een huis zien we twee schapen in de betegelde gang staan.
Het (aanstaand) dierenleed wordt tijdens onze reis afgewisseld met luchtigheid. In Essaouira aan de kust wonen en werken veel kunstenaars. In galerieën en winkels zien we dat hier en daar de draak wordt gestoken met de religieuze verplichtingen van alledag. Een Mona Lisa met een voorgebonden monddoek, een hammam met Rubens’ vrouwen in piepkleine bikini’s en vrouwen in donkere boerka omgeven door kleurige stoute figuurtjes.
Ons laatste verblijf is in een kleine studio met tv (en schotel op het dak). Als we in de (voor ons) nacht van het derde debat tussen Mitt Romney en Barack Obama proberen CNN te vinden, wacht ons een verrassing. Maar liefst zeven Duitse porno/sekskanalen passeren de revue, met grote blote borsten en ronkende slogans als Süβe Babes en Notgeile Hausfrauen in beeld. Zouden alle vrome huishoudens met schotel op het dak dergelijke nachtprogrammering tevoorschijn kunnen toveren? We wagen het te betwijfelen, maar hoe zo’n tv onderscheid maakt tussen buitenlanders en autochtonen, blijft een raadsel.