Hans (53) uit Veenendaal werkt in de psychiatrie als ervaringsdeskundige. Hij weet wat het is om arm te zijn. Na z’n scheiding ging hij boven z’n bedrijf wonen. Maar toen hij failliet ging, moest hij daar uit en zwierf maanden rond. Hans ervoer de periode zonder werk, inkomen en huisvesting als een marteling. ‘Ik had altijd voor mezelf gezorgd. Nu stond ik rood en was met een schuld blijven zitten. Het was een enorme klus om overal tegelijk uit te komen. Ik schreef me in bij het arbeidsbureau, kreeg 90% van de bijstand en later ook een flatje toegewezen. Geld om dat in te richten had ik niet, alleen poen om te eten. Soms stopte iemand me iets toe. Ik had weinig poen maar was blij dat ik een dak boven m’n hoofd had. En aan het einde van de maand dronk ik thee in plaats van frisdrank.’
Maar er kwamen steeds deurwaarders langs. Na een tijdje was hij ‘keikapot’, zegt Hans, ‘ik kon tot niets komen.’ Diagnose: depressie en angststoornis. ‘Ik was behoorlijk van de kop en durfde het huis niet meer uit. Ik ben vijf jaar erg ziek geweest. Maar als je je eigen kracht en verantwoordelijkheidsbesef aanspreekt, dan kun je er bovenop komen.’ Hans is opgegroeid in een gereformeerd gezin, waar gold Wie niet werkt, zal niet eten. Vanuit een sterk plichtsbesef wist hij zichzelf uit het moeras te trekken. ‘Ik wilde m’n eigen vreten verdienen. Door de therapie waar ik naartoe ging, wist ik dat ik iets kon. Een kennis vroeg me een paar uur per week via een uitzendbureau voor hem te komen werken, zo begon ik weer. Het werden steeds meer uren en ik had er plezier in. Ik ging uit de uitkering en wilde alles doen om dat zo te houden. Vanuit een innerlijke drive. Ieder mens gaat voor goud, iedereen wil iets bijdragen of iets maken. Mensen die dat niet willen, daar is iets mis mee. Levenskracht is normaal. Ik vond het fijn dat ik weer belasting kon betalen en weer mee kon doen. Als je voldoende gezond bent, krijg je weer zin er iets van te maken.’
Door de crisis verloor hij z’n werk weer, tot een manager in een zorginstelling Hans als ervaringsdeskundige vroeg coördinator herstel te worden in de geestelijke gezondheidszorg. ‘Ik kreeg eerst een contract voor 20u per week, nu werk ik vast voor 24u p/w, gewoon in loondienst.’ Door alles wat hij meemaakte, vervult hij een voorbeeldrol voor cliënten, zegt hij. ‘Veel cliënten zitten langdurig in een uitkering en hebben rolverlies. In herstelgroepen wordt veel gekankerd over de uitkering. Ik spreek hen daarop aan. ‘Ik hoor hier weinig dankbaarheid, alsof de uitkering uit de boom komt vallen.’ Ik weet hoe het is om weinig geld te hebben voor boodschappen, laat staan voor leuke dingen, maar het helpt niet als je zielig doet. Ik ben erg tegen slachtofferisme. Ik steun cliënten bij hun herstel, maar neem het niet van hen over. Mensen moeten het zelf doen. Dat is moeilijk maar beter. De ontwikkeling die ik doormaakte, is ook voor anderen mogelijk.’