Opeens waren en zijn zij er: stadmakers. Zij timmeren flink aan de weg, vormen een Nederlandse en Europese beweging en vinden gehoor bij politiek, publiek en bedrijven. Zij werken aan een leefbare, duurzame en inclusieve stad, leggen boomgaarden aan in woonwijken, verzamelen afgekeurde groenten bij veiling en supermarkt en geven leegstaande gebouwen een nieuwe, sociale functie. Stadmakers doen dat, zo zeggen zij, bottom up en brengen actieve en betrokken burgers samen met ambtenaren, architecten, ontwerpers, ingenieurs en kenniscentra. Zij zijn Europees georiënteerd, daarom is de voertaal Engels. City Makers schrijven zij met hoofdletters.
Zijn stadmakers met hun aanstekelijke activiteiten de jonge honden van deze tijd, of moeten wij hen een grotere betekenis toekennen? Nu zij een beweging vormen, met congressen en evenementen in o.a. Pakhuis de Zwijger, zijn zij meer dan een optelsom van initiatieven in stad en land. Wat pretenderen en doen zij?
Anders dan bewegingen van krakers, dierenactivisten en bijvoorbeeld Occupy vormen stadmakers geen protest- of tegenbeweging. Evenmin gaat het hen om erkenning door of subsidie van de overheid. Ambtenaren kunnen zelf ook stadmakers zijn, op voorwaarde dat zij samenwerken op voet van gelijkheid. Stadmakers zijn eigenlijk ideale stakeholders van overheden. Eigen kracht en burgerparticipatie zijn immers de norm, de subsidiekranen dicht. Bovendien zijn zij, oh zeldzaamheid, ook nog eens pro-Europa en dragen dat actief uit.
Doelen van stadmakers zijn samen bouwen en nieuwe vormen van democratie. Vandaar dat zij veelvuldig gebruik maken van het voorvoegsel co-. Samenwerken = co-creating, co-designing, co-producing, co-housing, etc. De power die stadmakers uitstralen is opvallend. Zij gaan gewoon aan de slag, en lijken niet gebukt te gaan onder ideologische of politieke ballast. De toekomst van de stad is nu en maakbaar. We leven in een tijd waarin grote bekken, haatcampagnes en doemdenkers de media beheersen. De democratie implodeert, Europese samenwerking strandt, Trump, Wilders, Le Pen en andere populisten doen een greep naar de macht. De positieve energie van stadmakers is dan verkwikkend.
Maar waarom een nieuwe verzamelnaam? Stadmakers presenteren zich als pioniers. Feitelijk opereren zij in de rijke traditie van idealisten, krakers, buurtactivisten, wereldverbeteraars, sociale vernieuwers en changemakers. Burgers, overheden en wetenschappers werken al decennia aan leefbaarheid, duurzaamheid en een samenleving waar iedereen erbij hoort en het beter krijgt. Verkrotte gebouwen en rommelige rafelranden worden sinds generaties nieuw leven ingeblazen. Gemeenschappen die het anders & beter willen doen, zijn er de hele sociale geschiedenis door geweest. Van utopisten en Ruigoord tot woongroepen voor wijze oude wijven. Elke tijd heeft zijn eigen strijders en accenten. Dat is prima, tenzij het frame niet alleen in- maar ook uitsluit.
Stadmakers beogen inclusie, dat wil zeggen dat iedereen die mee wil doen, meetelt en erbij wordt betrokken. Onderwerpen als armoede, vluchtelingen en zorg voor allochtone ouderen hebben tijdens bijeenkomsten absoluut de aandacht. In projecten en burgerinitiatieven is dat anders, maar stadmakers die in vereniging bijeenkomen, zijn bijna 100% wit & fit. Zij zijn niet zelden zelfstandigen die zelf hun boterham verdienen met co-designing en co-producing. Ook worden reeds bestaande projecten en organisaties geframed als city making. Die initiatieven laten zich graag zo aanspreken als hen dat bekendheid of een goed netwerk oplevert, maar stadmaken is in mijn ogen dan meer marketing dan making. Een burgerinitiatief als Blije buren, met activiteiten als de door GroenLinks Amsterdam genomineerde stadmakers voor de Stadsmakers van 2016, zien we niet op bijeenkomsten van stadmakers, terwijl het hippe FabCity 500 meter verderop deze zomer stadmakers’ visitekaartje was. Blije buren bezetten het leegstaande GVB-wachthuisje in de Architectenbuurt. Tientallen mensen haalden er dagelijks gratis afgekeurde groenten en fruit, geschonken door ondernemers van Dappermarkt en Javastraat; daklozen en GGZ-cliënten hadden er hun inloop en praatje, kinderen hun huiswerkklas. Stadsdeel Oost vond het goed dat ze daar zaten, het GVB spande kort geding aan en won. Het huisje is ontruimd.
Dit voorjaar was ik in Parijs. Voedselactivisten richtten een restaurant in onder de ringweg, de Périphérique. Hobbykoks toveren afgekeurd en weggegooid voedsel om tot een heerlijk driegangenmenu. Gasten betalen wat ze het eten waard vinden. Toen ik het bezocht zat het bomvol, maar alleen met hipsters en bobo’s (bourgeois-bohémiens) die vanaf hun terrassen in centrum Parijs naar deze no go area trekken. In het begin sliepen er ook elke nacht vluchtelingen in de donkere schachten onder de snelweg. De matrassen stonden er nog maar de rechter verbood het illegale slapen.
Op het overigens inspirerende FabCity op het Javaeiland stonden veel voorbeelden van duurzaam bouwen en wonen. Een überhip duurzaam tiny house van 38 m² doet echter al gauw €700 huur per maand. Blije buren kunnen dat never nooit betalen. Hoogstwaarschijnlijk geeft de hoge vierkante meterprijs van een tiny house opwaartse druk op huur en koop in de omgeving waar ze komen. Duurzame projecten die trendy zijn voor een doelgroep die het toch al redt in de maatschappij, daar is niets op tegen. Maar het moet niet zo zijn dat je overal in de stad tweedehands voedsel kunt krijgen, zelfgebrouwen bier kunt drinken en culturele evenementen kunt bezoeken, maar nergens een betaalbaar huis vindt, een baan of gepaste zorg.
Dat brengt me op mijn laatste punt. Inspirerende woon/werkgemeenschappen, moestuinen en alternatieve collectieve voorzieningen voorkomen niet dat grote steden onbetaalbaar worden voor gewone mensen. Het zijn vrijplaatsen, geen praktijken om de groeiende ongelijkheid tussen haves en have nots te keren. In steden als London, Barcelona en Amsterdam worden lage en zelfs middeninkomens de stad ‘uitgewoond’. Best haalbare optie lijkt dat stadmakers en anderen zorgen dat hun fantastische en goedbedoelde projecten niet zélf bijdragen aan gentrification.
Hoe mooi zou het zijn wanneer we lokale burgerinitiatieven kunnen verbinden aan meer structurele veranderingen. Misschien kunnen stadmakers een social return eisen van commerciële partners die meewerken aan hun projecten. Naam maken met een innovatief project in ruil voor een stageplek of baan voor een jonge of juiste oude werkloze.
Dan zijn stadsmakers niet alleen gangmakers die, op hotspots, publieke ruimte terugveroveren en duurzame voorzieningen creëren, maar komt ook inclusiviteit een stapje dichterbij.