Hij vindt het niks, die voedselbanken. De titel van het goed geschreven Genadebrood spreekt boekdelen. Peter Verschuren schreef een boekje over ‘de onstuitbare opmars van de voedselbank’. De oud-medewerker van de Sociale dienst, later wethouder Sociale zaken voor de SP in Groningen en korte tijd vrijwilliger bij de lokale voedselbank zoekt een antwoord op de vraag hoe hij de huidige status quo moet zien. Hij vindt de voedselbank geïnstitutionaliseerde liefdadigheid. Mensen die niet zelf huh inkomen kunnen verdienen, zouden een uitkering moeten krijgen die hoog genoeg is om van te leven. Sinds de Bijstandswet van minister Marga Klompé was de uitkering van een gunst een recht geworden en nu de voedselbank de gaten vult die het sociale zekerheidsstelsel doelbewust laat vallen, gaan we weer terug richting af, vindt hij. Maar ja. Mensen die in armoede leven, hebben wél eten nodig en waar de consumptiemaatschappij zoveel eten verspilt en weggooit, is de voedselbank voor het milieu een uitkomst. Bovendien zijn ook SP’ers in touw voor de voedselbank.
[Lees meer…] overGenadebroodPolitiek
Niet voor de hippie few alleen
Opeens waren en zijn zij er: stadmakers. Zij timmeren flink aan de weg, vormen een Nederlandse en Europese beweging en vinden gehoor bij politiek, publiek en bedrijven. Zij werken aan een leefbare, duurzame en inclusieve stad, leggen boomgaarden aan in woonwijken, verzamelen afgekeurde groenten bij veiling en supermarkt en geven leegstaande gebouwen een nieuwe, sociale functie. Stadmakers doen dat, zo zeggen zij, bottom up en brengen actieve en betrokken burgers samen met ambtenaren, architecten, ontwerpers, ingenieurs en kenniscentra. Zij zijn Europees georiënteerd, daarom is de voertaal Engels. City Makers schrijven zij met hoofdletters.
Zijn stadmakers met hun aanstekelijke activiteiten de jonge honden van deze tijd, of moeten wij hen een grotere betekenis toekennen? Nu zij een beweging vormen, met congressen en evenementen in o.a. Pakhuis de Zwijger, zijn zij meer dan een optelsom van initiatieven in stad en land. Wat pretenderen en doen zij?
Anders dan bewegingen van krakers, dierenactivisten en bijvoorbeeld Occupy vormen stadmakers geen protest- of tegenbeweging. Evenmin gaat het hen om erkenning door of subsidie van de overheid. Ambtenaren kunnen zelf ook stadmakers zijn, op voorwaarde dat zij samenwerken op voet van gelijkheid. Stadmakers zijn eigenlijk ideale stakeholders van overheden. Eigen kracht en burgerparticipatie zijn immers de norm, de subsidiekranen dicht. Bovendien zijn zij, oh zeldzaamheid, ook nog eens pro-Europa en dragen dat actief uit.
Doelen van stadmakers zijn samen bouwen en nieuwe vormen van democratie. Vandaar dat zij veelvuldig gebruik maken van het voorvoegsel co-. Samenwerken = co-creating, co-designing, co-producing, co-housing, etc. De power die stadmakers uitstralen is opvallend. Zij gaan gewoon aan de slag, en lijken niet gebukt te gaan onder ideologische of politieke ballast. De toekomst van de stad is nu en maakbaar. We leven in een tijd waarin grote bekken, haatcampagnes en doemdenkers de media beheersen. De democratie implodeert, Europese samenwerking strandt, Trump, Wilders, Le Pen en andere populisten doen een greep naar de macht. De positieve energie van stadmakers is dan verkwikkend.
Maar waarom een nieuwe verzamelnaam? Stadmakers presenteren zich als pioniers. Feitelijk opereren zij in de rijke traditie van idealisten, krakers, buurtactivisten, wereldverbeteraars, sociale vernieuwers en changemakers. Burgers, overheden en wetenschappers werken al decennia aan leefbaarheid, duurzaamheid en een samenleving waar iedereen erbij hoort en het beter krijgt. Verkrotte gebouwen en rommelige rafelranden worden sinds generaties nieuw leven ingeblazen. Gemeenschappen die het anders & beter willen doen, zijn er de hele sociale geschiedenis door geweest. Van utopisten en Ruigoord tot woongroepen voor wijze oude wijven. Elke tijd heeft zijn eigen strijders en accenten. Dat is prima, tenzij het frame niet alleen in- maar ook uitsluit.
Stadmakers beogen inclusie, dat wil zeggen dat iedereen die mee wil doen, meetelt en erbij wordt betrokken. Onderwerpen als armoede, vluchtelingen en zorg voor allochtone ouderen hebben tijdens bijeenkomsten absoluut de aandacht. In projecten en burgerinitiatieven is dat anders, maar stadmakers die in vereniging bijeenkomen, zijn bijna 100% wit & fit. Zij zijn niet zelden zelfstandigen die zelf hun boterham verdienen met co-designing en co-producing. Ook worden reeds bestaande projecten en organisaties geframed als city making. Die initiatieven laten zich graag zo aanspreken als hen dat bekendheid of een goed netwerk oplevert, maar stadmaken is in mijn ogen dan meer marketing dan making. Een burgerinitiatief als Blije buren, met activiteiten als de door GroenLinks Amsterdam genomineerde stadmakers voor de Stadsmakers van 2016, zien we niet op bijeenkomsten van stadmakers, terwijl het hippe FabCity 500 meter verderop deze zomer stadmakers’ visitekaartje was. Blije buren bezetten het leegstaande GVB-wachthuisje in de Architectenbuurt. Tientallen mensen haalden er dagelijks gratis afgekeurde groenten en fruit, geschonken door ondernemers van Dappermarkt en Javastraat; daklozen en GGZ-cliënten hadden er hun inloop en praatje, kinderen hun huiswerkklas. Stadsdeel Oost vond het goed dat ze daar zaten, het GVB spande kort geding aan en won. Het huisje is ontruimd.
Dit voorjaar was ik in Parijs. Voedselactivisten richtten een restaurant in onder de ringweg, de Périphérique. Hobbykoks toveren afgekeurd en weggegooid voedsel om tot een heerlijk driegangenmenu. Gasten betalen wat ze het eten waard vinden. Toen ik het bezocht zat het bomvol, maar alleen met hipsters en bobo’s (bourgeois-bohémiens) die vanaf hun terrassen in centrum Parijs naar deze no go area trekken. In het begin sliepen er ook elke nacht vluchtelingen in de donkere schachten onder de snelweg. De matrassen stonden er nog maar de rechter verbood het illegale slapen.
Op het overigens inspirerende FabCity op het Javaeiland stonden veel voorbeelden van duurzaam bouwen en wonen. Een überhip duurzaam tiny house van 38 m² doet echter al gauw €700 huur per maand. Blije buren kunnen dat never nooit betalen. Hoogstwaarschijnlijk geeft de hoge vierkante meterprijs van een tiny house opwaartse druk op huur en koop in de omgeving waar ze komen. Duurzame projecten die trendy zijn voor een doelgroep die het toch al redt in de maatschappij, daar is niets op tegen. Maar het moet niet zo zijn dat je overal in de stad tweedehands voedsel kunt krijgen, zelfgebrouwen bier kunt drinken en culturele evenementen kunt bezoeken, maar nergens een betaalbaar huis vindt, een baan of gepaste zorg.
Dat brengt me op mijn laatste punt. Inspirerende woon/werkgemeenschappen, moestuinen en alternatieve collectieve voorzieningen voorkomen niet dat grote steden onbetaalbaar worden voor gewone mensen. Het zijn vrijplaatsen, geen praktijken om de groeiende ongelijkheid tussen haves en have nots te keren. In steden als London, Barcelona en Amsterdam worden lage en zelfs middeninkomens de stad ‘uitgewoond’. Best haalbare optie lijkt dat stadmakers en anderen zorgen dat hun fantastische en goedbedoelde projecten niet zélf bijdragen aan gentrification.
Hoe mooi zou het zijn wanneer we lokale burgerinitiatieven kunnen verbinden aan meer structurele veranderingen. Misschien kunnen stadmakers een social return eisen van commerciële partners die meewerken aan hun projecten. Naam maken met een innovatief project in ruil voor een stageplek of baan voor een jonge of juiste oude werkloze.
Dan zijn stadsmakers niet alleen gangmakers die, op hotspots, publieke ruimte terugveroveren en duurzame voorzieningen creëren, maar komt ook inclusiviteit een stapje dichterbij.
Rut toch op?
‘Nederland moet Nederland blijven,’ zegt Mark Rutte tijdens Zomergasten 2016 in onverholen Wilderiaans. Met ‘Pleur toch op naar je eigen land’ (bij een fragment van tegen journalisten tierende en agressieve, waarschijnlijk in Nederland geboren Turks-Nederlandse jongens tijdens een demonstratie, na de coup in Turkije) doet hij Ahmed Aboutaleb na.
Misschien dachten de door Nederland gekoloniseerde Indiërs/Indonesiërs in de jaren 30-40 van de vorige eeuw ook wel, ‘Indië moet Indië blijven’ en ‘Rut toch op naar je eigen land’. Mark Ruttes vader was een van de honderdduizend Nederlanders in de kolonie Nederlands-Indië en maakte daar goed geld bij Unilever. Pas halverwege de jaren 50 verlieten pa Rutte en zijn tweede vrouw, de moeder van de in 1967 geboren Markje, Indonesië. ‘Eruit gezet door Soekarno,’ wrokt Mark Rutte op 4 september 2016 in Zomergasten. Thomas Erdbrink vraagt of hij, die behalve premier van Nederland ook historicus is, heeft uitgezocht waar zijn vader zat in Indië en hoe zijn eerste vrouw daar omkwam. Dat gladde ijs glipt onze nationale vrolijkerd niet op. Nee, hij vroeg het niet en zijn vader vertelde er niet over. Wel vertelde pa Rutte over hoe hij zaken deed in Indië, ‘zo stoer’, zegt grote Mark nu. Stuitend.
Ook antwoord op de vraag naar de Nederlandse wet uit 1971 waardoor oorlogsmisdaden van de Duitsers in Nederland tijdens WO II niet en (eventuele) oorlogsmisdaden van Nederlanders in Indonesië wél kunnen verjaren, moet Rutte schuldig blijven. Hij weet het niet of doet alsof.
Zit er echt minder onder zijn ‘dakpan’ dan gedacht, of was dit een typisch Rutteriaans staaltje Tefal’len? Onze premier/historicus geeft in Zomergasten te kennen weinig te weten van de situatie van Nederlanders in den Oost (en West?), laat staan van hun (mis)daden en de complexiteit van de geschiedenis. Is hij dan wel geschikt wekelijks les te geven aan vmbo-leerlingen en een grote broek aan te trekken over de Nederlandse nationaliteit?
En dan heb ik het niet over andere domheid van onze premier in Zomergasten. Als hij wordt gespot op straat en een vader legt zijn kind uit dat Rutte ‘de baas van Nederland is’, zegt Rutte tegen het kind dat niet hij maar de vader van het kind ‘de baas’ is, in plaats van zijn vader en moeder. Ook heeft hij het in Zomergasten over zijn ‘zusjes’ in het ‘jappenkamp’ en zijn oudste, inmiddels overleden ‘zusje’. Deze laatste was 35 jaar ouder dan kleine Mark, de anderen ruim twintig jaar.
Het doorgaans boeiende tv-programma was met deze laatste gast, hier en daar een gênante vertoning.
Nederland sterker, socialer én groener
Daring Designers zijn het, Florian en Stijn, met hun Re: re: re: re: frame idee (www.florianenstijn.nl). Genomineerd voor de Green Design Competition met hun idee grote steigerdoeken, vaak met fotoafdruk van het monumentale pand erachter, niet éénmaal maar meerdere malen opnieuw te gebruiken. Bijvoorbeeld eerst als podiumdoek tijdens festivals, dan als regenponcho’s en ten slotte als tassen. Ook met gewoon Nederlandse termen als (multi)hergebruik en groen, innovatief ontwerpen/ondernemen hadden ze mijn aandacht op zich gevestigd. Net als Christiaan Maats overigens, met zijn OAT Shoes that bloom. Maats en partners ontwerpen schoenen van biologisch afbreekbaar materiaal en verwerken enkele zaadjes in de zool. Zijn de schoenen versleten, dan kun je ze in de grond stoppen: schoenen vergaan en bloem of boompje komt op. Industrieel produceren zoals in de natuur: cyclisch.
Creatieve ondernemers bouwen aan een duurzame economie. Een initiatief als the Green Collective wordt (gelukkig) gesteund door het ministerie van Economische Zaken. Maar verder hoor je politici met macht niet over het milieu. Zelfs oud-Greenpeace activist Samsom lijkt z’n handen niet meer groen/vuil te willen maken. Geen woord over ambities op het gebied van duurzaamheid tijdens de verkiezingscampagne. Maar het kan nog, bij het bouwen aan een coalitie en opstellen van het regeerakkoord. Kom op, Diederik, green is booming…
Grijp de speculant, pak de dader
Vreemd toch dat je een one man partij als de PVV, die zo voor strenger straffen en levenslang voor veelplegers is, niet hoort over zware jongens (en meiden) als het om financieel banditisme gaat. Speculanten die azen op het failliet van landen en banken, multinationals die een opgekocht bedrijf leegroven, kunstmatig in de schulden zetten en dan weer verkopen, postbusbedrijven die belasting ontduiken, je zou ze toch achter slot en grendel zetten? De reinste staatroof is het, grijp ze!
Maar in deze gevallen roepen de patriotten van de PVV niet om zero tolerance en versterking van de politie. De ‘politietaken’ die Europese instituties uitvoeren om EU-lidstaten en hun bevolking te behoeden voor financiële gangsters, moeten juist verminderen. Geen firewall #ESM tegen staatrovers. Het straffen van EU-lidstaten die financieel hun zaak niet op orde hebben, zelfs corrupt zijn, doet de PVV ook selectief. Lelijk over ‘luie Grieken’ (die volgens de OESO honderden uren per jaar langer werken dan Nederlanders), niets over de Italianen of Ieren.
Zeker nooit het verhaal gehoord dat er niemand meer is om ons te redden als wij in de penarie zitten.
Hoe diversiteitsproof is het sociaalindividualisme?
Waterstof – maart 2011
De linkse denktank Waterland zoekt naar een herijking van klassieke idealen als vrijheid, gelijkheid en solidariteit en een nieuw evenwicht tussen individualisme en gemeenschapsvorming. Hij schaarde zich onder andere achter het progressief vrijzinnig perspectief van sociaalindividualisme. Hoe verhoudt dit sociaalindividualisme zich tot meer collectieve of collectivistische culturen? Hoe diversiteitsproof is het vrijzinnige gedachtegoed? En hoe wordt er vanaf de oever tegen aangekeken? Ik vraag Halleh Ghorashi, bijzonder hoogleraar Management van Diversiteit en Integratie aan de Vrije Universiteit, naar haar mening.
Mijn vraag logenstraft haar mening dat links, dus ook de progressief vrijzinnigen, soms zo arrogant en van zichzelf overtuigd is, dat zij onvoldoende communiceert met anderen. Dat is dus positief. Van een balans tussen individualisme en collectivisme is volgens haar in Nederland (de westerse cultuur) echter geen sprake. Individualisme vat zij, naar de Poolse socioloog Zygmunt Bauman, op als de situatie waarin het individu autonomie claimt ten opzichte van het collectief. Halleh Ghorashi: ‘Het moment dat het individu dat kan doen, markeert het begin van de moderniteit. Dat individualisme is nu verabsoluteerd. Tegenwoordig ontbreekt in Nederland het verband met het collectief belang vaak.’ Zij vindt dat voor het samenleven van mensen meer verbinding tussen individu en het collectief nodig is. ‘Met ‘leven en laten leven’ vorm je geen gemeenschap. Individuen die hun functie als burgers serieus nemen, moeten hun sociale rol formuleren. Om te werken aan een gezamenlijke toekomst en gemeenschappelijke doelen te formuleren, moeten mensen steeds bespiegelen, over zichzelf én anderen. De vrijheid van het individu is een universele waarde, maar een gemeenschap vorm je pas door verbindingen tussen mensen.’
Wat haar betreft zou links, of de politiek in het algemeen, perspectief moeten bieden op inclusieve gemeenschapsvorming. Daarin mogen culturele waarden en tradities als het progressief vrijzinnig denken in Nederland centraal staan. Ghorashi: ‘Mensen moeten een houvast hebben, niet alles is vloeibaar en in beweging. Als we maar niet doen alsof onze waarden en tradities de enig ware zijn. We moeten ruimte scheppen voor elkaar en dus ook bezig zijn met de vrijheid van anderen. Diversiteit moet je eerst (h)erkennen voordat je ruimte voor anderen kunt maken.’
Open minded discussiëren dus. Als het over autonomie gaat, zijn cultuurverschillen niet zo relevant, vindt Halleh Ghorashi. ‘Mensen willen hun ontwikkeling zelf in de hand hebben. Zij moeten in staat zijn hun autonomie op te eisen, uit welke cultuur ze ook afkomstig zijn. Het onderscheid tussen individualistische of collectivistische culturen is wat mij betreft te essentialistisch. Het is ook niet zo dat iedereen uit een meer collectieve cultuur collectivistisch is ingesteld en iedereen uit de Nederlandse cultuur individualistisch. Dat is groepsdenken, denken in categorieën. Hoewel niet altijd en overal even zichtbaar, kent elke cultuur of religie collectieve druk. Belangrijker is dat armere groepen doorgaans niet beschikken over de condities en middelen die nodig zijn voor bijvoorbeeld zelfontplooiing. Dus hebben ze elkaar meer nodig en heerst er een groepscultuur. De vraag die links zou moeten beantwoorden is wat nodig is om het individuen mogelijk te maken zich op eigen wijze te ontwikkelen. Links moet aan die condities werken.’
Mijn vraag is, wat Ghorashi betreft, dus niet goed gesteld. Het verschil tussen individualistisch of collectivistisch doet er minder toe dan, bijvoorbeeld, klassenverschil. Wordt vervolgd.