Jop (37) zorgde voor z’n kind tot hij 7 was. Nu ziet hij hem nauwelijks meer’. Jop vindt dat hij geen kans krijgt te laten zien dat hij een liefhebbende en goede vader is. Zijn ex gebruikt z’n vroegere verslaving en psychische kwetsbaarheid als stok. ‘Ik ben geen slechte vader.’
‘Na de scheiding zag ik m’n zoontje regelmatig, bij mijn moeder thuis. Zijn voogd had helemaal geen problemen met mij. M’n ex bevestigde destijds in een brief dat ons kind enkele dagen per week bij mij zou zijn. Ineens veranderde ze echter van mening en de voogd sloot zich bij haar aan. De kinderrechter op zijn beurt gaat mee in het verhaal van de voogd. Het zou niet goed voor het kind zijn om mij te zien. Ik ben verslaafd geweest en onder behandeling bij de ggz, maar nu gaat het heel goed met me. Ik ben al vier jaar clean en geef als vrijwilliger Nederlandse les aan vluchtelingen. Voor werk ben ik afgekeurd, op psychische gronden. Ik gaf toestemming m’n medische gegevens aan derden te verstrekken. Mijn advocaat stuurde Jeugdzorg en de kinderrechter uitslagen van m’n bloed-, urine- en blaastesten als bewijs dat ik clean ben: allemaal schoon. Ook de ggz gaf hen informatie over hoe het met me gaat: goed. Er wordt echter niets mee gedaan.’
Jop ziet z’n zoontje nu een keer per maand twee uur. ‘Die heb ik bevochten, het was eerst één uur. We zien elkaar op een neutrale plek maar de jongen wil het liefst bij mij thuis komen. Dat is ook nog zijn thuis, zegt hij. Het kind geeft aan dat hij om de week bij z’n moeder en vader wil blijven. Als ik hem zie, vliegt hij me om de hals en geeft me tien kussen. Omdat ik zo bij hem betrokken was als kleintje. Hij huilt vaak bij mij. Vanwege onze vechtscheiding heeft m’n zoontje therapie bij een hulporganisatie.
Ik wil omgangsrecht houden, maar eis niet het ouderlijk gezag op. Het kind houdt ook van z’n moeder, die wil ik hem natuurlijk niet afnemen. Ik wil m’n vaderrol houden, mijn woede zet ik on hold. Misschien denkt de kinderrechter: vader heeft een stempel als verslaafde en ggz-cliënt, moeder biedt hoofdverblijf en zorgt goed voor hem, dus na drie jaar OTS is het klaar? Of de jongen beter af is bij zijn moeder is helemaal niet vastgesteld. Het is bovendien geen wet of regel in Nederland dat OTS maar drie jaar mag duren. De voogd, Jeugdzorg en kinderrechter maakten eerder hun keuze en houden daar aan vast. Ik denk dat zij bezig zijn mijn voogdij af te pakken.’
‘Ik zorgde voor hem toen hij een baby was en deed hem de meeste Pampers om,’ zegt Jop. ‘Ik heb tot z’n 7de voor het kleine mannetje gezorgd. Binnenkort wordt hij 13 jaar. Ik blijf voor hem vechten. Toen ik dat zei tegen hulpverleners, interpreteerden zij dat als het willen voortzetten van de vechtscheiding. Het maakt me lichamelijk en psychisch stuk dat ik niet kan laten zien een goede vader te zijn. Het vreet aan me, ik ben er de hele dag mee bezig.
Over enkele maanden is de drie jaar OTS voorbij en komen we voor de rechter. Ik weet niet zeker of ik hem nog mag zien. Als je zo een kind verliest, dan stort je wereld in. M’n zoontje is m’n alles. Ik zal alles voor hem blijven geven.’
Jop zegt niet alleen voor zichzelf te spreken, maar namens veel ouders die hun kind niet meer kunnen zien of minder dan zij zouden willen, vaders én moeders. ‘Kinderrechters gaan in mijn ogen te vaak af op wat de voogd en Jeugdzorg zeggen, ook als zij beschikken over informatie van het tegendeel.’