In december 2018 verscheen Herstel na dertien jaar overleven in de psychiatrie van Mieni Westerink. Zij gaat niet langer gebukt onder haar ziektelast.
In december 2018 verscheen de tweede bundel van Mieni Westerink (50) over haar jaren in ggz-instellingen: Herstel na dertien jaar overleven in de psychiatrie. Dat is vijf jaar na haar eerste boek Dagboek van een DES-dochter… en hoe ik ontsnapte uit de psychiatrie. In beide boeken kijkt zij terug op een afgesloten periode, de titels geven een hint over de wijze waarop. Westerink doet haar best niet alleen negatief terug te kijken op haar lange en noodgedwongen verblijf in de ggz, ook uit eigen belang. ‘Cynisme, boosheid en verbittering leiden niet tot verder herstel. Ik kan het verleden toch niet meer veranderen.’
Al sinds haar jeugd heeft ze last van terugkerende depressieve gevoelens (‘De nieuwslezer zei dat het een stralende aprildag was. Ik wist dat de boom voor het huis vol bloesem stond, maar ik zag geen bloesem.’) en dwangmatig handelen. Zo plant haar huiswerk bijvoorbeeld van minuut tot minuut. Als volwassene is ze gelukkig in de liefde maar het krijgen van de zo gewenste kinderen gaat vanwege DES met veel problemen gepaard. Elf maanden na de vroeggeboorte van hun tweede kind gaat het zodanig mis dat Mieni vrijwillig wordt opgenomen. Depressie, verwardheid en hallucinaties maken dat ze nog maar één ding wil: rust in haar hoofd. Ze verblijft dertien jaar in verschillende klinieken en centra, op open en gesloten afdelingen, slechts één keer onderbroken door een kortdurende terugkeer naar haar geliefde man en kinderen.
Positief in de ggz zijn de eenpersoonskamers waar zij meestal terechtkomt en de lotsverbondenheid (‘verbroedering’) die ze ervaart met medepatiënten. Negatieve ervaringen overheersen echter. Psychiaters stellen in de loop der tijd verschillende diagnoses, waaronder schizofrenie, borderline en anorexia. Westerink is er echter van overtuigd dat de juiste er niet bij zit, en niet alleen achteraf. Zij vindt dat de ggz haar depressies onvoldoende onderkent en ze daarom geen of geen goede antidepressiva krijgt. Er gaan vele maanden voorbij zonder behandeling en vaak verzoekt zij tevergeefs om gesprekken met een psychiater. Wat zij bovendien op veel plekken mist zijn bezigheden en activiteiten. Westerink heeft een sterke ordeningsbehoefte en zoekt wanhopig naar zingeving en dagbesteding. Houvast vind ze in het vrijwel dagelijks schrijven van brieven aan een bevriende arts, in lezen en muziek. Na jaren kan ze gaan schrijven voor een cliëntenblad en vrijwilligersdiensten draaien in de ziekenhuisbieb.
Kwartje valt
Mieni doet talloze pogingen een einde aan haar leven te maken. Artsen en verpleegkundigen reageren boos of vijandig en vragen zelden tot nooit waarom zij dood wil terwijl ze zoveel van haar opgroeiende dochters houdt. Pas als haar ontslag uit de psychiatrie aanstaande is, komt de juiste diagnose in zicht. Een verpleger weet Mieni te verleiden mee te gaan op vakantie, iets dat voor haar maanden van mentale voorbereiding vergt. De verpleger heeft zelf een kind met autisme en daardoor herkent hij de verwoede planningsdrift rond activiteiten van Mieni. Het kwartje lijkt te vallen, ook bij haarzelf. ‘Kwamen daar mijn problemen vandaan? Me niet vrij voelen vanwege de planningen, daardoor opgesloten worden in een systeem, daarvan depressief raken en overdosissen nemen?’ Via een psychologe lukt het uiteindelijk zich op autisme te laten testen. Ze blijkt hoog te scoren op een autisme spectrum stoornis, welke vorm van autisme zou later worden onderzocht. Pas ná het verlaten van de ggz volgen goede diagnose en medicatie en zet haar herstel in.
Verandering
In het zicht van de vrijheid, of, in Westerink’s termen de ‘verlossing’ uit de ggz, neemt ze deel aan een herstelgroep. Het zwart/wit kader dat de ervaringsdeskundige docenten voorhouden, bevalt haar echter ook niet. Zij prediken “Voorkom dat je in de ggz terecht komt” en als je er zit “Probeer die zo snel mogelijk te ontvluchten”. Dat is volgens Westerink geen oplossing. Veel cliënten zijn te ziek om het zonder behandeling en/of opname in de ggz te redden. Maar het moet wel veel beter en zonder communicatiestoornissen.
Zes jaar woont Mieni Westerink nu zelfstandig en naar tevredenheid in een woonvoorziening voor psychisch kwetsbare mensen in Nijmegen. Ze schrijft haar levensverhaal te willen vertellen om lotgenoten tips en suggesties voor herstel te geven. Maar ook om misstanden in de zorg en behandeling van ggz-cliënten, of juist het ontbreken daarvan aan de kaak te stellen. Omdat het om een (knappe) reconstructie en terugblik gaat en niet van binnenuit de ggz is geschreven, was het mooi geweest te zien hoe behandelaars en/of verzorgers reageren op de vele opgeworpen vragen. Waarom zag men zo vaak en zo lang van behandeling of onderzoek af, waarom was er zo weinig te doen in de klinieken en deelt men Westerink’s stelling dat herstel niet alleen klinisch proces is maar het ook gaat om persoonlijk en maatschappelijk functioneren? Wat mij vooral opvalt in deze bundel zijn de veerkracht en levenslust die, ondanks alles, telkens onder de enorme ziektelast uit piepen. Die kunnen licht werpen op een behandeling waarin behalve medisch herstel ook plaats is voor de verlangens en mogelijkheden van de mens en burger in de patiënt.
Herstel na dertien jaar overleven in de psychiatrie, Mieni Westerink, Uitgeverij Elikser, Leeuwarden, 2018 ISBN 978 94 6365 101 1 €18,50