Negentien jaar was hij toen hij in 1979 kennismaakte met de toen 60-jarige Nelson Mandela: Christo Brand, witte Afrikaner boerenjongen en voormalig gevangenbewaarder op Robbeneiland. In de jaren 70 moesten Zuid-Afrikaanse jongens en mannen tussen 17 en 65 dienst doen in de South African Defence Force óf de South African Police. De jonge Christo voelde niets voor beide en koos voor vervangende dienstplicht: ten minste dertien jaar werken als gevangenbewaarder. Hij begon in Kroonstad bij Johannesburg waar vooral misdadigers en geweldplegers gevangen zaten en vroeg overplaatsing naar Robbeneiland, om dichtbij zijn familie in de omgeving van Kaapstad te zijn.
Section B
Christo ging werken in de B Section, waar zeven zwarte ‘Rivonians’ (het proces tegen de ANC-leiders begin jaren 60 is genoemd naar hun schuilplaats in Rivonia, waar zij werden gearresteerd. De enige witte veroordeelde, Dennis Goldberg, zat in een gevangenis vir blankes, we schrijven apartheid) sinds 1964 hun levenslange gevangenisstraffen uit zaten, onder wie Nelson Mandela. Christo werd voorgehouden dat het ging om de grootste criminelen aller tijden, ‘terroristen en landverraders’. Als jongen van het platteland wist Brand niet wie Mandela noch wat het ANC of het Rivoniaproces was. Hij geloofde z’n ogen en oren niet toen hij zag hoe hard deze tot levenslang veroordeelden ‘extremisten’ studeerden, hoe gedisciplineerd, keurig en vriendelijk zij waren en hoe schoon en fris de cellen, vergeleken met die in Kroonstad.
De eerste Rivonian die hij sprak, Andrew Mlangeni, groette hem… in het Afrikaans, zijn moedertaal. De eerste keer dat hij Mandela naar de bezoekersruimte moest brengen ontmoette hij ‘een rustige, waardige man, slank en fit door de oefeningen die hij dagelijks deed, in smetteloze gevangeniskleding, die vroeg hoe het met mijn ouders ging en of ik broers en zussen had….’ Ook Walter Sisulu, Ahmed Katrada en anderen bleken ‘zachtaardige en beschaafde oude mannen.’ Christo Brand schreef het boek Vriendschap in gevangenschap over zijn jaren op Robbeneiland en de vriendschap die zich tussen Mandela en hem ontwikkelde, hoewel een goede verstandhouding met de gedetineerden streng verboden was. Tegenover zijn meerderen deed Mr. Brand, zoals Mandela hem noemde, zich voor als hard cop (‘Ze hadden Mandela op moeten hangen!’), in het cellencomplex dacht hij mee over het beschermen van de groenten die Mandela verbouwde op de binnenplaats van Section B en verleende hem en andere Rivonians stiekem kleine gunsten, ondanks de sancties die hij daarmee riskeerde. Kinderen jonger dan 16 werden niet toegelaten in het gevangenis, maar Winnie Mandela slaagde er eens in hun paar maanden oude kleindochter in een deken de bezoekersruimte in te smokkelen. Zij smeekte Christo Brand het kind te mogen laten zien aan haar opa, maar hij was onverbiddelijk. Toch wist Brand, bij het wisselen van het bezoek en zonder dat Winnie het zag, de baby even in de armen van Nelson Mandela te leggen. Het was de basis voor een band voor het leven.
Vernedering, discriminatie, power en waardigheid
Voordat Brand er werkte, hadden de zwaarbewaakte ANC’ers er al elf jaar zware arbeid in de steengroeve op Robbeneiland opzitten. Mandela hield daar voor de rest van z’n leven beschadigde ogen aan over. Het regime in de gevangenis met z’n ijskoude cellen was rigide. Zwarte gevangenen sliepen op matten, gekleurde prisoners op matrassen. Gekleurde gevangenen kregen een paar gram granen per dag meer dan zwarte prisoners, zij kregen brood bij het ontbijt, zwarte ANC’ers niet. We schrijven apartheid. Mandela en anderen voerden niet aflatend strijd voor extra dekens, het recht op studieboeken en het lezen van kranten, etc.
Het apartheidsregime verbood nieuws over het ANC. Mensen in Europa leken meer te weten over de omstandigheden waaronder Mandela en anderen gevangen werden gehouden dan Zuid-Afrikanen, die niet eens wisten of hij nog in leven was, zoals Christo Brand schrijft in Vriendschap in gevangenschap. De vernederende korte broek en blote voeten in sandalen voor zwarte gevangenen werden in de tijd van Brand vervangen door lange broek en schoenen met sokken, het naakt op de binnenplaats ‘gewassen’ worden met emmers koud water door lauwwarme douches binnen, maar de harde slaapmatten werden pas jaren later vervangen door matrassen. Brand handhaafde de barre en discriminerende regels, censureerde brieven van de Rivonians en beëindigde het bezoekuur als de tijd om was, maar probeerde het gevangenisleven ook iets aangenamer te maken. Zo schreef hij gevangenen in voor examens aan de universiteit van Kaapstad, kocht studieboeken, zorgde voor een krant, etc. Met Mandela oefende Brand Afrikaans spreken en schrijven tot hij slaagde voor z’n schriftelijk examen. Mandela op zijn beurt stimuleerde hem door te leren en hielp Brand een akkefietje met z’n verzekering oplossen. ‘Hij was niet alleen als een vriend en een vader voor me, maar ook m’n advocaat,’ aldus Brand in zijn boek.
Christo Brand doet tegenwoordig rondleidingen op Robbeneiland en werkt in het bezoekerscentrum. Tijdens een korte ontmoeting in Kaapstad eind 2019 geeft hij me mee dat Nelson Mandela erkend had willen worden als politiek gevangene (‘Juridisch is hij altijd staatsvijand gebleven.’) en dat Mandela geen geld voor Zuid-Afrika wilde maar ‘voedsel, huisvesting en educatie’. Brand is ervan overtuigd dat het met corruptie, armoede, werkloosheid en geweld kampende Zuid-Afrika er een stuk beter had voorgestaan ‘als Nelson Mandela eerder was vrijgelaten’.