• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
Annemiek Onstenk Journalist

Annemiek Onstenk Journalist

tekst, redactie & research

  • Home
  • Tekst
  • Redactie
  • Research
  • CV
  • Klanten
  • Contact
  • Kanaalpost

Jeugdzorg

Jeugdzorg plus

5 september 2008 door Annemiek Onstenk

PM, magazine voor de overheid – 2008

Eind 2007 is in Den Haag een nieuwe woon/zorgvoorziening van start gegaan voor jongeren tussen twaalf en achttien jaar met ernstige gedrags- en psychiatrische problematiek: jeugdzorg extra van Stichting JJC (Jeugdformaat/Jutters Combinatie). Enkele jongeren die naar het centrum verhuisden, verbleven eerst in de jeugdgevangenis, hoewel zij niet strafrechtelijk zijn veroordeeld. ‘Het gaat bijvoorbeeld om slachtoffers van loverboys,’ zegt Fred Venus, directeur van Jeugdformaat, een van de initiatiefnemers. ‘Hun nieuwe onderkomen is totaal anders: het is niet helemaal gesloten en de jongeren hebben eigen verantwoordelijkheden. We bieden hen een veilige plek en doen bijvoorbeeld ook aan gezinsbegeleiding om mogelijk de weg terug naar huis te effenen.’
Jeugdformaat, dat ondermeer pleegzorg en ambulante, dag- en residentiële hulp biedt, en De Jutters, centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie willen met Stichting JJC voorzien in een lacune in het hulpaanbod. Kenmerk is over de grenzen van het eigen specialisme en hulpaanbod heenstappen en geïntegreerde zorg bieden. Venus: ‘De overlap tussen orthopedagogische vraagstukken en jeugdpsychiatrie is zo groot dat je de waterscheiding moet opheffen. Vanuit kinderen gezien kun je niet anders dan integraal hulp bieden. Wij brengen het beste van twee instellingen bij elkaar. De bestuurders en leidinggevenden van Jeugdformaat en De Jutters waren het gelukkig eens over het doel, het beste voor de jongere, zodat we niet in bloedgroepenkwesties verzeild zijn geraakt.’
Er zijn ook andere instellingen betrokken bij het verbeteren van de zorg: Bureau Jeugdzorg, een justitiële jeugdinrichting en een instelling voor licht verstandelijk gehandicapten. In 2010 komt er ook een nieuwe voorziening voor jongeren met een lichte verstandelijke handicap en psychiatrische problematiek. De ketenpartners zoeken daarnaast samenwerking met het (speciaal) onderwijs. ‘We willen behandeling, opvoeding en onderwijs in één setting,’ aldus Fred Venus.
Het nieuwe Haagse centrum past in het landelijke streven een alternatief zorgaanbod voor de gesloten jeugdzorg te ontwikkelen, onder de noemer jeugdzorg plus. Andere voorbeelden van integraal jeugdzorgaanbod zijn De Koppeling in Amsterdam en Paljas in de provincie Brabant. De op 1 januari 2008 in werking getreden gewijzigde Wet op de jeugdzorg maakt het mogelijk dat steeds meer ‘civielrechtelijke jongeren’, zoals ze worden genoemd, verhuizen van gesloten inrichtingen naar jeugdzorginstellingen.

Categorie: Jeugdzorg, Publicaties Tags: Jeugdzorg plus

Beroepsregistratie jeugdzorgwerkers

5 september 2008 door Annemiek Onstenk

PM, magazine voor de overheid – 2008

Veel vrijgevestigde maatschappelijk werkers zijn geregistreerd als vakbekwame professional. Onder medewerkers in zorginstellingen is registratie veel minder. Zij volgen vaak wel scholing maar geen super- en intervisie, die nodig zijn voor een beroepsregistratie. Voor jeugdzorg bestaat er zelfs geen beroepsprofiel en register, het is geen wettelijk erkend beroep. Daar komt nu verandering in. Een van de deelprojecten van het Actieplan professionalisering heeft betrekking op het beroepsregister voor jeugdzorgwerkers. De beroepsverenigingen Nederlandse Vereniging voor Maatschappelijk Werkers (NVMW) en Phorza, beroepsorganisatie voor sociale, (ortho)pedagogische en hulpverlenende functies, hebben in overleg besloten de registratie van de verschillende beroepsgroepen samen te voegen in één register voor agogisch en maatschappelijk werkers: BAMw. Er wordt een specialisatie jeugdhulpverlening ontwikkeld, met eigen toelatingseisen en toetsingscriteria. Het register is ondergebracht in een zelfstandige stichting; de beroepsverenigingen werven onder hun leden om zich daar te laten registreren.Professionaliseren kost geld
De NVMW is trekker van het deelproject beroepsregistratie en liet aan de hand van gesprekken met vele betrokkenen een discussienota opstellen over de beroepsregistratie in de jeugdzorg. ‘Een van de discussiepunten is de vraag of je registratie en bijscholing verplicht moet stellen,’ zegt Iris Leene, directeur van de NVMW. De voordelen zijn evident. ‘Als erkende, geregistreerde beroepskracht geef je te kennen je voortdurend te scholen en je vakkennis up to date te houden. Het vergroot je betrouwbaarheid en biedt klanten kwaliteitsgarantie. Bij maatschappelijk werk en jeugdhulpverlening gaat het doorgaans om kwetsbare groepen. Zij moeten kunnen rekenen op goede hulp- en dienstverlening. Registratie is daarvoor een middel, geen doel.’
Registreren kost tijd en geld. ‘Wij hebben overleg gevoerd met werkgevers in de branche en zij lijken bereid een deel van de registratiekosten van hun medewerkers te betalen. De beroepsverenigingen en de MOgroep Jeugdzorg hebben een principeakkoord gesloten in de vorm van een convenant, dat aan de achterban wordt voorgelegd,’ zegt Leene. Ze wijst erop dat de overheid, in wiens opdracht de jeugdzorg een professionaliseringsimpuls krijgt, zelf hier en daar het omgekeerde teweegbrengt. ‘Je ziet dat er ook laagopgeleiden in de zorg voor jeugdigen worden ingezet, bijvoorbeeld in de gehandicaptenzorg, vanwege bezuinigingen of omdat er geen gekwalificeerd personeel beschikbaar is. Laat ook voor de overheid duidelijk zijn dat professionaliseren geld kost!’

Categorie: Jeugdzorg, Publicaties Tags: Beroepsregistratie jeugdzorg

Samenwerken tegen schooluitval in Amsterdam

29 augustus 2008 door Annemiek Onstenk

Contrast – 2006

“Het is onze laatste kans,” zeggen Richi, Dennise en Roos (allen 15 jaar) niet zonder gevoel voor drama. Zij zijn van school getrapt, omdat “die ons niet moet”. Ze verdragen geen gezag boven zich en voegen zich niet in klassikaal onderwijs. Ze zitten op een transferium: tijdelijk onderdak voor moeilijke jongeren zonder school. Het heeft hen voor het onderwijs behouden. Roos: “Als je nu niet iets doet, word je niks.”
De Amsterdamse Rekenkamer vindt dat de hoofdstad onvoldoende greep heeft op schooluitvallers, zo stond onlangs in de krant. Wat het VMBO betreft is de kritiek inmiddels achterhaald. Nieuwe programma’s lijken het tij te kunnen keren.

Alle volwassenen in het gebouw zijn uitgerust met een grote sleutelbos. Deuren in de gang, van lokalen en kantoortjes worden geopend en na doorgang weer gesloten. “We kanaliseren het leerlingenverkeer, van binnen naar buiten en weer terug. Geen gespook in de gangen,” zegt Marcel Paragsingh. Hij is teamleider. Niet in een jeugdgevangenis, maar van het Altra College in Amsterdam Oost, een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen. Het College biedt onderdak aan twee klassen met ieder twaalf leerlingen van Transferium Oost/Zuidoost, de eigenlijke reden van ons bezoek. Ze volgen niet alleen onderwijs in kleine groepen, met veel extra aandacht en begeleiding. Er komen ook hulpverleners in de klas.
“Ik kan me hier beter concentreren,” zegt Dennise, “de klas is klein en je krijgt veel aandacht.” Na verschillende scholen te hebben afgewerkt komt ze hier tot rust. Ze doet dit jaar examen VMBO en wil volgend jaar op het ROC een opleiding sociaal-pedagogisch werk volgen. Als we de drie leerlingen vragen hoe ze kunnen voorkomen dat het op de volgende en ‘normale’ school weer misgaat, halen ze hun schouders op. Wel weten ze dat de motivatie uit henzelf moet komen. Richi: “Je doet het voor jezelf.”

“Scholen schuiven leerlingen met ernstige gedragsproblemen niet meer af op leerplichtambtenaren. Zij blijven verantwoordelijk voor het goed terechtkomen ervan. Eerst voor tijdelijke opvang in een transferium. Daarna voor een plek op een andere school of in een leerwerkproject,” zegt Hans Kruijssen van de samenwerkende scholen. Het moet voorkomen dat de jongeren binnen de kortste keren opnieuw in de problemen raken. Hans Kruijssen: “De jongeren komen hier in een warm bad. Sommige kinderen staan zelfs tijdens de vakantie voor de deur! We moeten zorgen dat ze daarna niet onder een koude douche komen.” Daarom krijgen de jongeren, als ze op een andere school zitten, nazorg om te voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt.
Maar het vinden van een plek ná het transferium is niet altijd eenvoudig. Marcel Paragsingh: “De leerlingen maken weinig kans tijdens het schooljaar nog toegelaten te worden op een andere school. De meeste leerlingen (en hun ouders) willen graag terug naar het regulier onderwijs. Het Speciaal Onderwijs (SO) vinden zij niks. Toch maken veel van school verwijderde jongeren daar de meeste kans.”
Daarnaast hebben Amsterdamse MBO scholen enkele tientallen plekken voor leerlingen tot 23 jaar die niet in het gewone onderwijs passen.

Schooluitval is een veelkoppig monster. Dat vraagt erom van meerdere kanten te worden getackeld. Het zijn ook niet alleen jongeren met problemen, die het onderwijs zonder diploma vaarwel zeggen. De grootste groep jongeren die school voortijdig (dreigen te) verlaten, zijn niet moeilijker dan anderen. De redenen waarom zij struikelen hebben meer te maken met de vorm en de inhoud van het onderwijs zelf. Hoofdproblemen zijn dat het als te theoretisch wordt ervaren. Ook sluiten VMBO en MBO slecht op elkaar aan.
“Bij de overstap van VMBO naar MBO verliezen we veel leerlingen,” zegt Oda de Graaf van het Onderwijs Schakelloket (OSL). “Tot 15 jaar staat de school nog als een muur om de leerling. Daarna vallen er stenen uit. Bij 18 jaar valt bij velen de muur om. Hét antwoord op vroegtijdig schoolverlaten is praktijkleren: leren in combinatie met werken.” Daar zijn scholen in Amsterdam volop mee bezig. Bijvoorbeeld door de praktijk in huis te halen. Of door het meer theoretische VMBO en het praktijkgerichte MBO in elkaar te schuiven. Zo ontstaan vele kansrijke tussenoplossingen, die al honderden VMBO-leerlingen voor afhaken hebben behoed.
Een voorbeeld. Leerlingen waarvan na twee jaar VMBO duidelijk is dat ze de school niet met een diploma zullen kunnen afsluiten, krijgen een apart vakken- en vaardighedenpakket. Dat komt overeen met het laagste MBO-niveau. De leerlingen doen twee jaar over de eenjarige opleiding en sluiten af met een certificaat.

Het Wellantcollege in Amsterdam Watergraafsmeer heeft zo’n alternatieve route voor 30 tot 40 leerlingen tussen 14-17 jaar. Naast Nederlands, Engels, gym en biologieles staat leren werken op het programma.
In een groot lokaal is een bedrijfssituatie nagebootst. De docent is bedrijfsleider en scholieren vormen het personeel. Het Meeting Point – de naam van het bedrijf – is ingericht met kleine zitjes, een vergadertafel en een kantoor unit. Op schoolborden staan tientallen projecten, waarmee leerlingen sociale vaardigheden en werkervaring opdoen. Bedrijven en instellingen als KPN en Woningbedrijf Amsterdam melden bij de juf of via internet klussen aan, zoals planten verzorgen, reprowerk en administratie. Eén of meerdere leerlingen van het Wellantcollege voeren die onder begeleiding uit. Sommige bedrijven, zoals Albert Heijn uit de buurt, komen naar de school toe. Zij geven een presentatie over hun branche in het Meeting Point. Eén jongen hield er een baantje bij Albert Heijn aan over.
Ook doen de scholieren leerzame ervaringen op door de organisatie van bijeenkomsten. Jessica organiseerde bijvoorbeeld een huisdiercafé. “Ik vroeg de Dierenambulance en een blinde mevrouw met geleidehond om iets over honden te komen vertellen. Met flyers nodigden we buurtbewoners mét hun honden uit. We haalden koek en drinken in huis en ontvingen de mensen beleefd: jas aannemen, een drankje aanbieden etc. Het ging heel goed, voor de organisatie van het café gaven ze me een 8,” zegt ze trots.
Later dit jaar staan budgetteren, factureren en een begroting maken op het programma. Deelname aan taken in het Meeting Point is niet verplicht. Maar leerlingen die wél meedoen zijn zo enthousiast, dat zij anderen aansteken. Veel leerlingen zijn gemotiveerd, stoppen met school is er nauwelijks meer bij.
De Diensten Desk Amsterdam werkt met een vergelijkbare formule. Het verzamelt klussen en opdrachten voor scholieren en brengt vraag (bedrijven) en aanbod (scholen) bij elkaar.
Er zijn ook VMBO-scholen die bepaalde groepen leerlingen al middelbaar beroepsonderwijs tot niveau 2 aanbieden. Zij doen dat in goede samenwerking met het MBO. Zo wordt voorkomen dat er een gat valt tussen VMBO en MBO en leerlingen met school stoppen.
Omdat ook het MBO aangepast onderwijs heeft voor mogelijke spijbelaars en schooluitvallers, groeien VMBO en MBO steeds verder naar elkaar toe.

VMBO en MBO groeien naar elkaar toe. Scholen halen leuke en praktische opdrachten in huis. Scholen en meewerkende bedrijven hebben vele tientallen manieren bedacht om leerlingen in het beroepsonderwijs vast te houden. En met succes. Zij bieden op creatieve wijze het hoofd aan het in de publiciteit zo loodzware onderwerp schooluitval. Dat belooft wat voor de toekomst.

Scholen voor voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs (VMBO en MBO) sloten drie jaar geleden een overeenkomst met onder andere de gemeente en jeugdzorg. Zij willen onder andere dat meer jongeren hun school afmaken. Voortijdig schoolverlaten is een groot probleem in Amsterdam. Door samenwerking en onderwijsvernieuwing moeten VMBO en MBO beter op elkaar én op de arbeidsmarkt aansluiten. Ook komt er meer hulp op school voor leerlingen met ernstige problemen.
Contrast nam een kijkje en liet zich voorlichten over enkele resultaten.
Leerplichtige leerlingen die van school zijn gestuurd of, bijvoorbeeld na gevangenisstraf, geen school hebben, hoeven niet langer thuis te zitten. Er zijn voor hen speciale tijdelijke klassen ingericht. Die worden, net als parkeerdekken waar je kunt overstappen op openbaar vervoer, transferia genoemd. De jongeren krijgen er maximaal zes maanden aangepast onderwijs én hulp totdat ze elders terechtkunnen.
In Amsterdam zijn op vier plekken van die tijdelijke klassen ingericht. De eerste ging in september 2005 van start, de laatste in maart 2006. Er is plaats voor 108 leerlingen. Op 1 maart 2006 zijn 98 plaatsen bezet.
Er doen 35 VMBO-scholen mee. Als zij leerlingen niet meer kunnen handhaven, melden zij dat aan een centrale: het Onderwijs Schakelloket (OSL). Dat zorgt voor plaatsing in een tijdelijke klas.
Voor leerlingen die niet goed mee kunnen komen en daarom school dreigen te verlaten, zijn er andere oplossingen. Voor hen zijn er aparte klassen op hun eigen school. Zij volgen niet de gewone lessen, maar een lichter, meer praktijkgericht programma. Zo leggen zij toch een basis voor een beroepskwalificatie.
Op verschillende VMBO-scholen zijn Meeting Points ingericht, waar school, jongeren, bedrijven en instellingen elkaar treffen. Een zogeheten Diensten Desk verzamelt grote en kleine klussen aan, waarmee leerlingen werkervaring opdoen.
Mede door deze aanpak zitten er minder leerplichtige (tot 16 jaar) leerlingen thuis. Afgelopen jaar waren het er nog 80, nu 11: een daling van 85%.
Voor 16-tot 23 jarigen die zonder diploma van school gaan, beschikt het centrale loket OSL over 60 plaatsen in het MBO. Ze zijn bedoeld voor jongeren met complexe problemen. Met een speciaal programma wordt hen alsnog een kans geboden een diploma te halen. Dan komen ze makkelijker aan een baan.
Jongeren zijn vanaf hun 16e niet meer volledig leerplichtig. Het zijn daarom niet alleen scholen die schooluitvallers aanmelden, maar bijvoorbeeld ook leerplichtambtenaren, justitie en het Jongerenloket van de Dienst Werk en Inkomen.

Categorie: Diversiteit, Jeugdzorg, Publicaties Tags: Schooluitval

Steun de pleegouder

28 augustus 2008 door Annemiek Onstenk

0/25 – 2005

Lisa komt op haar vijfde in het pleeggezin wonen. Een leuk en pienter kind, in een enkel opzicht wat achter. Gewend aan films voor volwassenen, maar nog geen billen kunnen vegen en tot twintig tellen. Haar moeder is geestelijk in de war en af en toe opgenomen. Ook is ze een periode drugsverslaafd. Later raakt ze dakloos. Lisa is enig kind, maar komt uit een grote familie. Vader is uit beeld.
De grootouders van Lisa hebben vanaf haar geboorte vaak en met veel liefde voor haar gezorgd. Zodra Lisa’s moeder weer op de been is, bezorgen grootouders het kind echter steeds retour. Lisa’s moeder meldt zich bij Bureau Jeugdzorg als grootouders overwinteren. Zij wil dat Lisa buiten de familie in een pleeggezin opgroeit.
Grootouders zijn not amused over de stap van hun dochter, maar werken mee aan de vrijwillige plaatsing in een eenoudergezin met een zoon van op dat moment 9 jaar. Het is voor een jaar. Met moeder gaat het echter eerder slechter dan beter. Na een jaar verlengt de kinderrechter de uithuisplaatsing (UHP) en onder toezicht stelling (OTS) met nog een jaar. Hij vraagt een psychologisch onderzoek naar de hechting van Lisa. Het onderzoek wijst uit dat Lisa goed hecht in het pleeggezin. De grootouders dringen aan op een pleeggezin in de familie, maar de psychologe acht de beoogde pleegouders niet competent. Zelf willen ze de zorg voor Lisa niet (meer) op zich nemen, zij willen alleen oma en opa zijn. Bureau Jeugdzorg en de kinderrechter volgen het advies van de psychologe: Lisa zal in het pleeggezin opgroeien.
Lisa ziet haar familie geregeld: aanvankelijk iedere twee weken, later eens in de maand een weekend en tijdens schoolvakanties een week.
Het verdriet van de grootouders over de situatie blijft af en toe opspelen. Het leidt tot vervelende situaties of een, al dan niet heftige, scène aan de deur bij het halen en brengen.
Lisa, inmiddels tien jaar oud, houdt van haar familie en van haar pleeggezin. Zij komt geregeld in loyaliteitsconflict en krijgt niet de kans onbezorgd te leven.
Pleegouders zijn tegenwoordig partner en collega van de echte hulpverleners. Zij moeten in staat zijn als zodanig te handelen. In onderhavig geval is daar geen sprake van. De gezinsvoogd neemt pleegouder niet serieus en biedt niet de gevraagde steun. Pleegouder lijkt eerder tegenstander dan partner in de zorg voor het kind. De professionals bieden niet het hoofd aan netelige situaties. Zij lijken onvoldoende in staat de plaatsing in het pleeggezin in goede banen te leiden. Het pleegkind komt in een onmogelijke spagaat.

Dealen met de situatie van een moeder, die het gezag heeft en haar kind in het pleeggezin wil laten opgroeien en grootouders – waar moeder sterk van afhankelijk is en die een sterke band hebben met het kind – die daar grote moeite mee hebben. Dat is het probleem waar hulpverleners van Jeugdzorg en Pleegzorg voor staan. Alleen al het onderkennen van dit probleem kost jaren. Historie in vogelvlucht.

De entree van gezinsvoogd 4 is onder ongunstig gesternte. Gezinsvoogd 2 zet de verderstrekkende maatregel (ouder wordt het gezag ontnomen) in, maar verdwijnt. Onder gezinsvoogd 3 gaat het een en ander mis (zie blooper 1 en 2). Gezinsvoogd 4 geeft te kennen geen boodschap te hebben aan hetgeen voor haar tijd gebeurde. Pleegouder streeft naar een rustige, duurzame gezinssituatie. Zij mist het verschil tussen een kortdurende en langdurige plaatsing en vraagt daarnaar. Evenals naar de voortgang van de verderstrekkende maatregel en grenzen tussen verantwoordelijkheden van pleegouder en (groot)ouders. De vragen blijven onbeantwoord.
Gezinsvoogd 4 is om onduidelijke reden partijdig. Als we met alle betrokkenen rond de tafel zitten, lijkt zij (groot)ouders een hart onder de riem te willen steken: “Lisa is binnenkort 12 jaar en mag dan zelf kiezen.” De opmerking blijft in de lucht hangen. Niet alleen is Lisa pas 9, ook is onduidelijk wat Lisa precies kan kiezen. Haar (groot)ouders kunnen/willen niet voor haar zorgen, andere familieleden evenmin. Alleen pleegouder zegt graag voor haar te willen zorgen. Zo zijn er meer voorbeelden. Als familieleden pleegouder zwart maken, of zelfs dreigen en pleegouder om steun vraagt, reageert gezinsvoogd retorisch: “Waarom denk je dat zij dat doen?” Eigen schuld? Na onenigheid over een reis naar het buitenland onder schooltijd, vraagt de gezinsvoogd Lisa’s school haar (groot)ouders apart op de hoogte te houden van haar vorderingen, rapportavonden en bijzonderheden. Ook laat zij zich tegenover leerkrachten negatief uit over pleegmoeder. Voor de kinderrechter sprak zij al eens laatdunkend: “Zij is maar pleegmoeder.” Verzoeken van pleegouder in de luwte (van de familietoorn) te mogen blijven en eens een gesprek te hebben met alléén Lisa’s moeder, zonder grootouders, worden nooit ingewilligd.
Bij een ‘verbeteren verstandhouding gesprek’ met de werkleider van gezinsvoogd 4 erbij, zit zij als een mokkende puber in een hoek van 90° nors tegenover mij. Zij laat zich ontvallen voorstander te zijn van het opnieuw laten onderzoeken van de hechting van Lisa. Ook meldt zij dat Lisa’s moeder inmiddels niet meer achter de plaatsing staat. Is zij uit op het weghalen van Lisa?

Als er aan het eind van de oplossingsroute nog zoveel probleem over is
Na vier bloopers van verschillende gezinsvoogden belt pleegouder de leidinggevenden van Bureau Jeugdzorg. Zij houden de boot af. Als er na een maand geen reactie is, schrijft pleegouder een brief naar de Klachtencommissie van Bureau Jeugdzorg en wordt op alle (ook in dit artikel genoemde) punten in het gelijk gesteld. Na enkele maanden bevestigt de Raad van Bestuur dat oordeel. Maar antwoord op de genoemde vragen komt er niet. Of de Raad van Bestuur Bureau Jeugdzorg een aanwijzing geeft, onttrekt zich aan de waarneming van pleegouder.
Er verandert en verbetert niets. In plaats van crises en problemen te managen, zaait de gezinsvoogd extra verdeeldheid tussen familie en pleeggezin. Zij blust niet, maar stookt het vuurtje verder op. De pleegzorgwerker gaat soft en daarmee halfslachtig te werk. Zijn aanpak als zachte heelmeester – hoe aardig hij ook is – laat stinkende wonden ontstaan.
Bij de vijfde verlenging van de UHP en OTS wendt pleegouder zich met vragen tot de kinderrechter. De kinderrechter is begaan, laat pleegouder haar zegje doen, maar wijst op zijn beperking: hij kan alleen OTS/UHP (al dan niet) verlengen, niet treden in inhoudelijke zaken. Daar gaat Bureau Jeugdzorg over.

Lisa komt maar niet in rustiger vaarwater. Pleegouder vraagt nu jaren om hulp en wijst op de ondermijnende werking van ongelukkige grootouders. Een hele keten is getuige van iets dat niet loopt, maar weet het tij niet te keren. De gezinsvoogden verschillen van mening en benadering. De (informatie)overdracht tussen opeenvolgende gezinsvoogden en pleegzorgwerkers laat te wensen over. Leidinggevenden wijzen op het personeelstekort, de kinderrechter op veranderde verhoudingen en de Klachtencommissie zegt gesproken te hebben. Wat een onmacht en wat een gevolgen.
Spanningen met de familie en herhaald terugkerende onduidelijkheid en onzekerheid over de toekomst, trekken een wissel. Als de professionals de pleegouder niet horen, zich niet in haar kunnen verplaatsen en zo duidelijk partij kiezen voor de andere belanghebbenden, pleegt men roofbouw. En dat juist op het gezin waar het pleegkind het van moet hebben.

In de afgelopen vijf jaar zijn de rollen van gezinsvoogd, pleegzorgwerker en pleegouder gewijzigd. Tussen gezinsvoogd en pleeggezin is meer afstand gekomen. Pleegouders zijn partner geworden van de pleegzorgwerker én collega-hulpverlener. Misschien komt daardoor de hulpvráág vanuit het pleeggezin niet aan?
Of wreekt zich hier een ander spanningsveld, haast intrinsiek aan pleegzorg? “De ouders blijven altijd de ouders.” De uitspraak ligt professionals voor in de mond. Ook al denk of beweer je als pleegouder nooit iets anders, houd je je trouw aan alle bezoekafspraken en organiseer je logeerpartijen en verjaardagsfeestjes met de familie: op een pleegouder as such rust kennelijk de verdenking van ‘kind afpakken’.

Het pleegkind zelf ziet dat anders, zij heeft gewoon méérdere ouders. Al is zij 200% loyaal aan haar ouders/familie, ze wil ook het volle pond van de pleegouder: 100% liefde, aandacht en gelijke behandeling. Onderscheid tussen eigen en pleegkinderen wordt – terecht – niet gepikt. En áls er onderscheid wordt gemaakt, dan in haar voordeel: 200% liefde en aandacht van de pleegouder is ook goed.
Jarenlang zei Lisa dat ze ‘in het echt’ bij haar moeder woonde. Rond familiebezoek was ze opstandig en huilerig. Nadat haar verschillende keren door pleegzorgwerkers is verzekerd dat zij in het pleeggezin mag blijven en (groot)ouders openlijk hun zegen daarover uitspraken, gaat het goed. Maar de terugkerende onenigheid ontgaat Lisa natuurlijk niet. Zíj zit niet zo met haar dubbele banden. Zij houdt gewoon van allebei. Maar dan moeten haar dierbaren wel normaal doen. De professionals moeten daar een rol in spelen.

Daarom, tot slot, enkele adviezen:
• Wees vriendelijk én duidelijk naar alle betrokkenen. Pappen en nathouden helpt niemand
• Doe iets met signalen dat zaken niet lekker lopen en wijs een ‘probleemeigenaar’, casemanager of mediator aan die ermee aan de slag gaat.
• Maak goede afspraken en handhaaf die
• Ga voorzichtig om met wat je pleegkinderen zegt en belooft
• Blijf professioneel naast de partijen staan, trek geen partij
• Evalueer afhandeling klacht na een half jaar.

Bloopers
• Gezinsvoogd 3 vergeet verlenging OTS en UHP aan te vragen. Zij verlopen en moeten opnieuw bij de Kinderbescherming worden aangevraagd.
• Bij aanvraag paspoort pleegouder blijkt toevallig dat pleegkind nooit bij haar is ingeschreven. Lisa is uitgeschreven bij het bevolkingsregister op het moment dat haar moeder dakloos werd. In het register staat ruim een half jaar de vermelding ‘het land met onbekende bestemming verlaten’, terwijl zij al drie jaar op nog geen 1000 meter van het stadhuis in een pleeggezin woont. Lisa moet bij de Vreemdelingenpolitie, afdeling Immigratie, weer worden ‘ingevoerd’. Gezinsvoogd begrijpt ontzetting van pleegmoeder niet.
• Omdat grootouders grote moeite hebben met de woonsituatie van Lisa en zij daar gevolgen van ondervindt, vraagt pleegouder gezinsvoogd of pleegzorgwerker de grootouders hun zegen te laten geven over Lisa’s woonsituatie. Na twee jaar vragen en aandringen is het zover. Grootouders zijn op het moment suprème niet in staat Lisa het gevraagde in woord of gebaar over te brengen. Er valt een stilte, die de gezinsvoogd vult met woorden van omgekeerde strekking: “Als mama een huis heeft en stabiel is, mag je weer bij haar wonen.” Een belofte die gezinsvoogd niet waar kan maken en averechts uitpakt.
• De familie wil Lisa onder schooltijd tweeënhalve week meenemen naar het buitenland voor familiebezoek. Gezinsvoogd en pleegzorgwerker zijn enthousiast, omdat het voor Lisa bevestigt dat ze bij haar familie hoort. Pleegouder wordt niets gevraagd. Leerplichtambtenaar geeft geen toestemming. School geeft toestemming voor vijf dagen verlof. Jeugd- en Pleegzorg betrekken pleegouder (al vierenhalf jaar goed voor activiteiten en vele gesprekken op school, bijles en extra begeleiding) niet bij de beslissing. Zij wendt zich daarom zelf tot school en gemeente met het verzoek geen tweeënhalve maar één week toe te staan.
Lisa vertrekt en keert niet terug na vijf dagen, maar na tweeënhalve week.

De naam van het kind is om privacyredenen gefingeerd.

Categorie: Jeugdzorg Tags: Pleegkind van de rekening

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3

Primaire Sidebar

Jeugdzorg
  • Eens in de ggz, nooit een goede moeder?
    ‘Jeugdbescherming gaf mij vanwege m’n psychische kwetsbaarheid nooit de kans te laten zien dat ik zelf voor m’n zoontje kan ...
  • Voorzitter RvB William Schrikker Groep: ‘5% kostenbesparing op onze jeugdhulp’
    ‘De kwetsbaarheid van jeugdigen met een verstandelijke beperking is niet van voorbijgaande aard. Ga er niet van uit dat het ...
  • Oprichter Buurtgezinnen: ‘Vrijwilligers hebben vaak meer impact dan professionals.’
    De kerntaak van burgerinitiatief Buurtgezinnen is helpen met opvoeden van kinderen. voor website Buurtgezinnen – oktober 2015 ‘De kerntaak van Buurtgezinnen is ...
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • >>

Artikelen

Selecteer subcategorie
category
6831970cce021
1
1
27
Loading....

Volg mij op

  • LinkedIn

© 2025 Annemiek Onstenk, journalist | Tekst, redactie & research | Techniek WordPress | Realisatie Zin in Webdesign