Overal in de stad zijn de afgelopen jaren Denktanks sociale cohesie aan het werk geweest. Een denktank bestaat uit een groep meer of minder succesvolle wijkbewoners van diverse pluimage en is zelf een voorbeeld van actieve burgerparticipatie dat sociaal weeft. De deelnemers buigen zich op verzoek van hun stadsdeel over vragen als: hoe komen verschillende bevolkingsgroepen met elkaar in contact, hoe worden ze betrokken bij hun wijk en hoe kan radicalisering worden tegengegaan?
In juni 2010 presenteerde de Denktank sociale cohesie Zeeburg haar aanbevelingen. Plaats van handeling: een politieke markt in stadsdeelkantoor Oost, waar buurtbewoners, maatschappelijke organisaties en nieuwgekozen deelraadsleden kennis maakten en ‘handel’ dreven. De Denktank Zeeburg werd geleid door kinder/jeugdpsychiater Glenn Helberg, tevens voorzitter Overlegorgaan Caribische Nederlanders.
Om uitsluiting van mensen tegen te gaan en sociale samenhang te bevorderen keek de Zeeburger denktank vooral naar onderwijs, ondernemerschap/werkgelegenheid en eigen initiatieven van bewoners. Hiervan verwacht men meer bindende kracht dan van eenmalige projecten van buurtcentra of jaarlijkse barbecues. In overleg met wijkbewoners wees de denktank bijvoorbeeld scholen aan als plaatsen waar mensen al vanzelf samenkomen. Deze ontmoetingsfunctie kan worden uitgebreid (en hier en daar gebeurt dat al) door andere activiteiten in en om schoolgebouwen te organiseren dan het onderwijs waar een school voor is bedoeld, zoals buurtfeesten, toernooien en kindertheater. Migrantenouderen in schoolklassen hun levensverhaal laten vertellen en geïsoleerde allochtone vrouwen op de basisschool van hun kinderen koppelen aan autochtone taalmaatjes zijn andere voorbeelden die (kunnen) bijdragen aan wederzijds begrip en contact tussen verschillende groepen buurtbewoners.
Veel verwacht de denktank ook van het groeiend aantal maatschappelijk betrokken ondernemers, zzp’ers en kunstenaars in de wijk. De leefbaarheid, het zich thuis en veilig voelen van wijkbewoners komt mede onder druk te staan als er veel werk- en schoolloze jongeren op straat zijn. Ondernemers kunnen een rol vervullen als rolmodel, door het bieden van korte trainingen, stage- of leer/werkplekken en werk, etc. In Zeeburg doen creatieve ondernemers van het Timorpleincomplex (StayOkay, Studio K) en Het geheim van tante Gerritje (buurtatelier voor kinderen) dat ook al.
Opvallend is dat de Zeeburger denktank bij het bevorderen van sociale samenhang geen taak lijkt te zien voor welzijnsorganisaties. Terwijl o.a. zij – in opdracht van gemeente of stadsdeel – de leefbaarheid en sociale cohesie in wijken moeten bevorderen (taak 1 in de Wet maatschappelijke ondersteuning, Wmo). Integendeel zelfs. ‘Productiehuizen’, zoals buurthuizen tegenwoordig heten, ‘realiseren overwegend incidentele projecten met een focus voor de korte termijn’, staat in het eindverslag van de denktank sociale cohesie Zeeburg. Diepte-investeringen in netwerken en terugkerende samenwerking tussen uiteenlopende mensen, vindt de denktank zinvoller omdat de resultaten daarvan meer beklijven.
Op het landelijke Wmo-congres over Welzijn nieuwe stijl, in mei 2010, pleitten verschillende lokale bestuurders ook voor koppeling van welzijn aan wonen, werk en onderwijs. ‘De Wmo moet breed worden ingevuld’, luidde het daar.
Nu is er niets mis met initiatieven op dit vlak van scholen en ondernemers zelf. Als een basisschool ouderen uit de buurt vraagt te komen voorlezen in de klas en daarmee mogelijk tegelijk iets doet aan hun eenzaamheid en isolement: uitstekend. Maatschappelijk bevlogen ondernemers die stage- en leer/werkplekken aanbieden of hun werknemers een dag in het jaar als vrijwilligers een kinderboerderij of speeltuin laten opknappen: prima. De buurt wordt er beter van, het sociaal weefsel hechter.
Maar onderwijs en bedrijfsleven vanuit de lokale overheid een extra maatschappelijke (en wettelijke Wmo-)taak geven, lijkt me niet de bedoeling. Over de kwaliteit van het basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs is veel te doen. Leerlingen in het voortgezet onderwijs blijken lang niet allemaal te beschikken over de kennis en vaardigheden waarmee ze de basisschool hadden moeten afsluiten. Scholen nemen bovendien al belangrijke extra taken voor hun rekening: opvoeding en zorg. Die moeten we niet nog meer belasten, behalve als zij er zelf voordeel van hebben, zoals bij (groot)ouderparticipatie in de klas.
Wijkgebonden bedrijven als winkels, garages, kantoren, kunstenaars en zzp’ers kunnen vanuit hun eigen core business en expertise bijdragen aan het bevorderen van sociale samenhang. Door mee te doen aan festiviteiten, kennis en vaardigheden te delen en over te dragen op jongeren, sponsoren en investeren in buurtvoorzieningen. Meer moeten we niet willen.
Maatschappelijke bemoeizorg uit andere dan daarvoor gekwalificeerde branches bevordert namelijk niet alleen sociale samenhang maar ook de deprofessionalisering van sociaal werk en competentiestrijd met professionals uit de sociale sector. Met die laatsten heeft de Zeeburger denktank kennelijk weinig op, maar kunnen zíj niet beter hun blikveld verbreden en uit hun productiehuizen komen dan meesters, juffen en ondernemers uit hún ‘productiehuizen’?