Het was weer zover: een avond over de islam. Nu je als journalist nauwelijks meer meetelt wanneer je niet met tientallen mensen twittert (‘Ik wordt gevolgd door 144 mensen, terwijl ik er nooit iets op doe!’, hoorde ik een collega-journalist tegen z’n buurman opscheppen.) en niet honderden mensen in je LinkedIn netwerk hebt, dan toch minstens Het Islamdebat volgen.
In de Rode Hoed werd het boek Café Mogadishu van Robbert van Lanschot gepresenteerd. De auteur bood het boek aan aan niemand minder dan minister Eberhard van der Laan. NRC-journalist Pieter van Os leidde de avond. In de aankondiging las ik bovendien dat Van Lanschot tijdens zijn ‘omzwervingen in een ander Nederland’ verontrustende dingen had ontdekt. Dit beloofde een interessante avond te worden.
In de zaal veel grijze oude en jonge nieuwe Nederlanders. Van Lanschot is diplomaat voor Buitenlandse Zaken en verkeerde veel in verre, exotische landen. Hij deed de nodige ervaring op in brandhaarden als Bosnië. ‘Overzee’ is het mooiste woord in de Nederlandse taal dat ik ken, stelde hij bij de presentatie. Mede door zijn internationale gerichtheid was het Robbert van Lanschot kennelijk niet eerder dan pas onlangs opgevallen dat een wijk als de Schilderswijk in zijn woonplaats Den Haag van kleur was verschoten. Hij besloot op avontuur uit te gaan om dat ‘andere Nederland’ te leren kennen. Zo komt hij erachter waarom moslims op straat spugen. Volgens de voorschriften mogen zij tijdens de ramadan tussen zonsopgang en zonsondergang geen speeksel doorslikken, dus spuugt men op de grond. Voor eigen speeksel doorslikken wordt wel eens een oogje dicht gedaan, maar het speeksel van een ander doorslikken, bijvoorbeeld na tongzoenen, is een doodzonde.
Er wordt besmuikt gelachen.
Van Lanschot leest een aantal passages uit Café Mogadishu voor, waaronder een stukje over een jongensuur in een moskee dat hij bij mag wonen. De bijeenkomst is aangekondigd als les in Nederlandse normen en waarden, maar blijkt gewoon een Koranles te zijn. Betrapt!
Een volgende passage gaat over een imam die jonge moslimmannen onderwijst over het veroveren van een vrouw. Toon respect tegenover de vader en doe het rustig aan, aldus de imam, bied niet meteen een heel schaap aan, want je weet nooit of de deal doorgaat. Vergelijk het met de aankoop van een auto: een ander kan er ook in geïnteresseerd zijn.
Inderdaad, erg genoeg.
Hier en daar voorzichtig gelach in de zaal.
De uitsmijter van de avond is de waarneming van de auteur in een benzinestation. De wegen van moslims en Hollanders, zoals Van Lanschot nieuwe en oude Nederlanders noemt, scheiden zich na het tanken. De moslim koopt er een flesje water bij en rekent af. De Hollander trekt eerste een broodje ham uit de muur, koopt vervolgens snoep, etc. Voor moslims is dat haram (onrein, verboden), zegt Van Lanschot. Hij vult deze metafoor aan met de informatie dat er in moslimkringen lijsten circuleren met verboden E-stoffen in voedingswaren. Het brengt hem tot de conclusie dat er van de integratie in Nederland weinig terecht komt als moslims ‘onze kaas, ons vlees noch ons brood’ mogen eten.
Aarzelend steken enkele hier geboren nieuwe Nederlanders hun hand op. Houdt de man met wie zij zulke aardige gesprekken voerden, hen voor het lapje? Zet hij hen, hun cultuur en religie voor paal? Om maar eens twee oer-Hollandse gezegden te gebruiken. ‘Ik eet ook wel eens een broodje bij Deli France, niet met ham, maar met kruidenkaas,’ zegt een van hen. En een ander: ‘Vegetariërs of orthodoxe joden hebben toch ook hun speciale voedselgewoonten?’ So what?
Opnieuw een boek over het ene en het andere Nederland, ons en hun land, wij en zij.
Bij zijn inleiding had Van Lanschot gezegd in Nederland te vrezen voor segregatie en burgeroorlog, zoals in voormalig Joegoslavië. Hij verwijst zelfs naar de joden in de jaren dertig van de vorige eeuw: zij waren goed geïntegreerd, geassimileerd zelfs, maar toch liep het verkeerd met hen af.
Van der Laan is vol lof over het boek. Van Lanschot doet hem zowaar denken aan Multatuli! De angst en zorgen van Van Lanschot deelt hij echter niet. De minister heeft ‘vertrouwen’ en ‘goede hoop’.
Als Van der Laan zo enthousiast is, moet Café Mogadishu zeker kwaliteit hebben. Maar met zulke karikaturen en generalisaties als bij de presentatie, komen we niet verder in Nederland. Hoe kan een bereisd persoon zo wereldvreemd reageren? Ik denk aan de Somalische vluchtelingen die Nederland tien jaar geleden verruilden voor Engeland en daar Brinta, Nutrix en Calvé-pindakaas eten, omdat ze niet meer zonder kunnen. Speelt daar dan het probleem van overintegratie?
Van Lanschot zal het allemaal goed bedoelen. Maar als hij, tien jaar na het artikel het multiculturele drama van Paul Scheffer, boodschapper wil zijn, moet hij meer in zijn mars hebben. Diplomatieker zijn misschien. Nu manifesteerde hij zich vooral als een Catweazle van de Lage landen.