PvdA-prominent Lodewijk Asscher (kroonprinsen zijn momenteel niet leverbaar bij de PvdA) hield onlangs een lezing voor de Wiardi Beckmann Stichting, hun wetenschappelijk bureau, over het uitdragen van sociaaldemocratische idealen. Zinvoller dan navelstaren op grondslagen, is laten zíen dat je sociaaldemocraat bent, zei hij met een variant op het oude ‘Niet lullen, maar poetsen’: Don’t tell, show! Zorg voor bestaanszekerheid, veiligheid en goed onderwijs. Dat is vandaag de dag echter niet eenvoudig, zo vervolgde hij. De belofte van de sociaaldemocratie om, via de verzorgingsstaat, bestaanszekerheid te garanderen wordt ‘wankel’. Werk is geen garantie meer uit de armoede te komen en de publieke sector functioneert niet naar behoren. Rutte & Co besloten daarom de ‘geluksmachine uit te zetten’ en drastisch te bezuinigen. Dat roept volgens Asscher bij ‘links’ (mogelijk om partijleider Job Cohen niet aan te vallen, sprak hij bij het focussen op wat fout gaat van ‘links’ in plaats van sociaaldemocratie) een pavlovreactie op: bezuinigingen zijn asociaal, Mars der beschaving, etc. Lang niet alle bestaande praktijken zijn verdedigbaar, stelde Asscher. Als voorbeelden van niet geslaagd beleid noemde hij arbeidsre-integratie, gemengde scholen en inburgering. Hij vindt ‘progressief zelfonderzoek’ nodig; we moeten ‘de bestaande orde niet verdedigen maar kritisch volgen.’ Zijn remedie, behalve zelfonderzoek, is dat publieke instellingen ‘uitzonderlijk’ moeten presteren en sociaaldemocraten ‘strijden tegen uitwassen van kapitalisme, tegen privatisering van pech en tegen misdaad en hufterigheid.’
Nu was het voor veel betrokkenen beter geweest als de PvdA de bestaande orde kritisch had gevolgd in de periode dat de partij zelf meeregeerde . Sturen en saneren op kwaliteit door een centrumlinks kabinet zou tot een ander resultaat (moeten) leiden dan het rancuneuze centrumrechtse afrekenen door de huidige regeerploeg. En, als we het toch over pavlovreacties hebben: waarom niet meteen de oud-linkse reflex aan de kaak stellen van ‘handen af van verworven rechten’ als het gaat om pensioenvoorzieningen, werkloosheidsuitkeringen en ontslagrecht? Niet om budgettaire/financiële redenen, maar omdat solidariteit tussen werkenden en generaties moet opnieuw worden geijkt. Aan de andere kant is zelfonderzoek nooit te laat. Asschers PvdA maakt in Amsterdam al generaties deel uit van de bestaande orde. Toch worstelt de hoofdstad bijvoorbeeld al jaren met een bedroevend functionerende inburgeringsbureaucratie. Dat kan en moet beter. Inburgering, en dat geldt ook voor arbeidsre-integratie, is met de aanbesteding en marktwerking overigens geen exclusief publieke zaak meer. Om betere resultaten te boeken moeten overheidsdiensten én particuliere bedrijven uitzonderlijk presteren.
Ook Jos van der Lans, publicist en voormalig Eerste Kamerlid voor GroenLinks, zet zelfkritisch de beuk in de volgens hem piepende en krakende collectieve sector. In De Groene Amsterdammer van 23 juni 2011 schreef hij het essay De lange mars uit de instituties. Hij kan de huidige ‘draconische bezuinigingen op de publieke sector’ billijken, omdat die uit z’n voegen barst. ‘Alle gekheid in een hokje,’ schrijft Van der Lans, ‘voor ieder euvel is een specialist en een keur van instituties die er op zijn ingericht burgers-met-mankementen in productie te nemen.’ Hij hekelt de bureaucratische ‘leemlaag’ in de collectieve sector, van managers die zich vooral bezighouden met beleid, onderzoek, overleg en controle, die ‘carrière in papierwerk’ maken. Net als Lodewijk Asscher wijst hij op de falende arbeidsre-integratie, inburgering en jeugdzorg. Het onvermogen van de uitvoerende organisaties is de tragiek van de hedendaagse verzorgingsstaat, gevangen als ze is in papieren voornemens en bureaucratische procedures. In ander verband noemde hij de verzorgingsstaat eerder een ‘EHBO-achtige supermarkt’, die zijn schappen vult met ‘etiketten, pilletjes, trajecten, behandelingen, dbc’s, indicaties en classificaties’.
Jos van der Lans vindt dat sociale en streetwise professionals ‘loket en kantoor moeten verlaten en neerstrijken in de wereld van burgers’. Professionele instellingen moeten dienstbaar zijn aan de mogelijkheden van burgers zelf. ‘Dat kan alleen door macht te verplaatsen van instituties naar nieuwe verbanden van burgers en dienstbare professionals’, aldus Van der Lans, ‘Power to the people.
Afgeven op de collectieve sector, de verzorgingsstaat en, in één moeite door, ondanks de leuze Power to the people, op de vermaledijde jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, is geen rechts tijdverdrijf meer. Het is ook geen links taboe, moet dat ook niet zijn. Maar Jos van der Lans zet burgers en uitvoerende professionals aan de ene kant weg als calculerende consumenten en producenten en wil hen aan de andere kant ‘alle macht’ geven en aanspreken op hun zelfredzaam vermogen. Dat wringt. Dat – inderdaad vaak incompetente, slecht presterende – instituties in permanente staat van verbouwing en reorganisatie verkeren en een dagtaak hebben aan rapporteren, houdt veel professionals van de straat. Samen met burgers, én anderen overigens, zit de sociale sector in een subsidiecarrousel, waarin eigenbelang voorop staat. Zoals burgers de mogelijkheden van uitkeringen, belastingaftrek, een persoonsgebonden budget (pgb), etc. uitbuiten, zo zorgen Van der Lans’ instituties dat hun aanbod binnen de subsidieregelingen valt. Dat doen gemeenten zelf ook; zij leiden subsidies die ze uit eigen zak moeten betalen, bijvoorbeeld graag om naar landelijke potjes. Regio’s op hun beurt hebben specialisten in dienst om het onderste uit de Europese fondsenkan te halen en ook de landelijke overheid rekent uit hoe ze in de EU ‘netto-ontvanger’ kan worden. Calculeren en geld en voordeeltjes binnenhalen, al dan niet in combinatie met slecht presteren, is niemand vreemd, niet in de privésfeer, noch in het bedrijfsleven en de non-profit sector.
Een dienstbare instelling, het je stinkende best doen om mensen te helpen/activeren die hun leven niet op orde hebben, schulden hebben, geen werk, geen huis, een verstandelijke beperking, een scholings- of taalachterstand of een traumatisch verleden, geldt niet alleen voor uitvoerende professionals, maar ook voor de ‘lemen’ leiding, organisaties, bedrijven en overheden. De Mars der Beschaving mag van mij een jaarlijkse Flinke Tippel ter Beschaving worden. Voorwaarts en niet vergeten.