‘Jeugdbescherming gaf mij vanwege m’n psychische kwetsbaarheid nooit de kans te laten zien dat ik zelf voor m’n zoontje kan zorgen.’
gepubliceerd op www.zorgwelzijn.nl, april 2019
Te veel macht bij gezinsvoogden, gebrekkige communicatie en incapabele medewerkers. Daar klagen zeven wanhopige ouders, die allemaal te maken hadden met uit huis geplaatste kinderen, in Friesland over. Ook zorgprofessionals hebben de deskundigheid van collega’s in twijfel getrokken. Maar het zijn niet alleen deze ouders die negatieve ervaringen kennen. Op www.zorgwelzijn.nl deelt Silvia haar verhaal. ‘Jeugdbescherming gaf mij vanwege m’n psychische kwetsbaarheid nooit de kans te laten zien dat ik zelf voor m’n zoontje kan zorgen. Ik vind dat het anders had gekund.’
Psychiaters en psychologen adviseerden de kinderrechter dat Silvia met intensieve begeleiding haar jongste kind, een zoon, zelf kon opvoeden. Toch plaatste Jeugdzorg haar kind langdurig in een pleeggezin. Het ouderlijk gezag over haar zoon is Silvia inmiddels kwijt. Wel zorgt ze zelf voor haar oudste, een dochter. Dit is het verhaal van een moeder in de knel tussen elkaar tegensprekende ketenpartners uit jeugdbescherming en ggz.
Als Silvia zwanger raakt van haar tweede kind is Jeugdzorg door een ondertoezichtstelling (OTS) al betrokken bij haar dochter van acht. Omdat Silvia er alleen voor staat, doet de verloskundige al tijdens de zwangerschap een melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Vijf dagen na de geboorte van het jongetje komt de gezinsvoogd Silvia meedelen dat hij naar een pleeggezin gaat. Zij zou niet goed voor hem kunnen zorgen. Silvia, bekend met een psychotische kwetsbaarheid en tijdens de zwangerschap met medicatie gestopt uit angst het kind te beschadigen, is angstig na de bevalling en het weghalen van haar baby. Via een Rechterlijke Machtiging wordt ze opgenomen in een Psychiatrisch Ziekenhuis.
Perspectief biedende plaatsing
Als haar zoontje 2 is, ontvangt Silvia een brief dat zijn verblijf in het pleeggezin ‘een perspectief biedende plaatsing’ wordt, dat wil zeggen langdurig. Met de omgangsregeling tussen moeder en kind wordt volgens Silvia soms de hand gelicht. ‘Ik mag hem één keer in de zes weken zien maar vaak gaat het niet door, bijvoorbeeld omdat degene die het bezoek begeleidt ziek is.’ Tijdens de zomervakantie van 2018 is er helemaal geen contact. Silvia doet meerdere pogingen hem terug te krijgen, tevergeefs. Haar verdriet is groot, net als het gevoel als ouder miskend en onrechtvaardig behandeld te zijn. Wat ging hieraan vooraf?
Silvia woont nu alleen met haar dochter, inmiddels 14. Ook zij is na de geboorte een tijd uit huis geplaatst. Toen ze na negen maanden thuiskwam, kreeg Silvia professionele hulp en hulp van haar moeder bij de verzorging en opvoeding van haar dochter. Moeder trok bij Silvia in. Toen haar dochter 8 jaar was, zette Silvia haar tweede kind, een jongetje, zelf op de wereld, thuis, zonder hulp. ‘De verloskundige schrok daar enorm van. M’n kind en ik zijn vervolgens in aparte ambulances afgevoerd naar het ziekenhuis’, vertelt Silvia. ‘Ik voelde me onprettig in het ziekenhuis, soms was ik bang.’ Vijf dagen later werd de baby weggehaald.
‘De ondertoezichtstelling (OTS) en uithuisplaatsing (UHP) van mijn zoontje worden jaarlijks verlengd en elk jaar vraag ik zelf voor hem te mogen zorgen. Steeds ligt er een negatief verhaal over mij van de voogd. Ik zou ernstig psychiatrisch ziek zijn en tijdens bezoekmomenten steeds iets verkeerd doen. Toen mijn zoontje 1 jaar was, vroeg de rechter een onafhankelijke kinder- en jeugdpsychiater onderzoek te doen, om in te schatten of terugplaatsing mogelijk zou zijn en zo ja, hoe. Tijdens die onderzoeksperiode werd mijn moeder ernstig ziek, niet veel later overleed zij.’
De onafhankelijke psychiater schreef in zijn onderzoeksverslag dat uit gesprekken bleek dat Jeugdzorg geen enkel vertrouwen heeft in een hereniging van moeder en kind, zo meldt Silvia. Hij vond zelf echter dat zij een kans moest krijgen. Silvia: ‘Jeugdzorg was bang dat een bezoek aan moeder bij het kind te veel verwachtingen zou wekken. De psychiater adviseerde echter regelmatige omgang tussen het kind, zijn zus, moeder en pleeggezin, zowel bij moeder als bij het pleeggezin thuis. Zo konden wij elkaar goed leren kennen en vertrouwen. Wat hem betreft bleef de mogelijkheid open dat ik later zelf voor m’n jongste kind kan zorgen.’
Silvia vroeg de kinderrechter verschillende malen om uitbreiding van de bezoekregeling. De voogd en pleegmoeder zegden toe de omgangsmomenten uit te breiden, maar dat gebeurde volgens moeder niet. Silvia: ‘Ik kreeg de kans niet te laten zien dat ik voor hem kan zorgen.’ Tijdens een bezoek aan pleegmoeder vroeg haar dochter “Kunnen jullie zelf geen kinderen krijgen?”. ‘Dat vond pleegmoeder moeilijk en vanaf dat moment werd negatief gesproken over mijn dochter, zij wil sindsdien niet meer mee naar de reguliere bezoekafspraken.’
In 2015 werden de Rechterlijke Machtiging en OTS van de dochter opgeheven. Silvia is ‘niet ongeschikt als opvoeder’, zo luidde het oordeel. Volgens haar veranderde dit echter niets in de opstelling van Bureau Jeugdzorg inzake haar zoon. In 2016 vond de laatste rechtszaak plaats. Silvia ervoer die als ‘erop of eronder’: ‘terugplaatsing’ naar moeder of beëindiging van haar ouderlijk gezag. De kinderrechter vroeg opnieuw onderzoek door een onafhankelijke psychiater en psycholoog en hield de zaak negen maanden aan.
Ontzetting uit de ouderlijke macht
De zorgprofessionals vonden, zo zegt Silvia, dat terugplaatsing de voorkeur verdiende omdat het kind last heeft van de spanning tussen pleegmoeder en moeder. Zij stelden ook dat die spanningen deels verklaarbaar zijn door de beleidskeuzen van Jeugdzorg en pleegzorg. Beide organisaties zijn steeds uitgegaan van het verder opgroeien in het pleeggezin zonder dat de rechter daartoe besloot. De Raad voor de Kinderbescherming deed ook onderzoek en concludeerde het tegenovergestelde: ‘Moeder kan niet opvoeden’. Er vonden zogeheten ‘systeemgesprekken’ plaats tussen pleegouders en Silvia om de onderlinge relatie te verbeteren. Die leverden niets op en omdat het kind al zo lang in een pleeggezin woonde, besloot de rechter in 2017 tot ontzetting van moeder uit de ouderlijke macht. De voogdij ging naar de William Schrikker Stichting.
Tijdens de negen maanden onderzoek, zag Silvia haar zoontje elke maand. Hij mocht toen wél bij haar thuis komen, altijd met de pleegzorgbegeleidster. De insteek bleef negatief en in haar ogen vooringenomen. ‘Als we elkaar zagen, mocht hij kiezen wat we zouden gaan doen. Dan hoorde ik later dat hij bij mij “geen regels zou leren”,’ aldus Silvia.
Voor de opvoeding van haar dochter heeft Silvia tegenwoordig weer Intensieve Ouder Gezinshulp. ‘Thuis is ze rustig, maar op school is zij erg aanwezig. Mijn dochter is overgeplaatst naar een andere school, vanwege moeilijk gedrag in de klas. Zij krijgt begeleiding op school en staat weer onder toezicht. Ze wil graag dierenarts worden.’
Silvia gebruikt medicijnen om haar gevoelens te dempen. ‘Ik vind dat Jeugdzorg je baby niet zomaar mag meenemen als je je kind even niet kunt verzorgen. Ik raad mensen aan om zodra Jeugdzorg in beeld komt een advocaat in de arm te nemen. Je hebt niet in de gaten wanneer er zoiets onomkeerbaars gebeurt als mij is overkomen.’
Reactie Bureau Jeugdzorg
Is hier sprake van een tunnelvisie, een rijdende trein die maar één kant uit kan? Een woordvoerder van het betreffende Bureau Jeugdzorg laat in een reactie weten dat ze zich het verdriet van moeder goed voor kan stellen. Omdat zij geen inzage heeft in de betreffende zaak reageert zij in algemene bewoordingen. ‘Het is een duivels dilemma: het belang van het kind en dat van de ouder af te wegen. Het traject dat een ouder nodig kan hebben voor hulpverlening of herstel, past niet altijd bij de termijnen die Jeugdbescherming en kinderrechter bij een UHP en OTS aanhouden. Voor hen staat het kindperspectief centraal en hoe jonger het kind is, hoe korter doorgaans de termijn voor de ouder om de eigen opvoedingsverantwoordelijkheid waar te maken. Bij een baby houden wij ons aan de richtlijn dat binnen een half tot maximaal een jaar duidelijk moet zijn waar hij of zij opgroeit. De aanvaardbare termijn voor het opvoedingsperspectief die we met elkaar vaststellen, dwingt de beslissing af. Die termijn is niet wettelijk vastgelegd, maar er is wel consensus over wat aanvaardbaar is. Als de kinderrechter in latere jaren een intensievere bezoekregeling tussen moeder en kind opdraagt, moet de Gezinsvoogdij Instelling dat opvolgen. Wij moeten ook verantwoorden wat we wel/niet hebben gedaan en met welke hulp en ondersteuning een kind thuis zou kunnen opgroeien. Ik ken de beschikkingen niet noch de onderbouwing van de verschillende rechterlijke uitspraken in deze situatie, dus meer kan ik er niet over zeggen. We weten tegenwoordig steeds beter dat het kind het beste bij de eigen ouder(s) kan opgroeien. Maar als dat niet lukt, blijf je kinderen dan heen en weer verplaatsen?’
https://www.zorgwelzijn.nl/eens-opgenomen-in-de-ggz-nooit-een-goede-moeder/