Mei 1945, Nederland is bevrijd. Philine Polak, die jarenlang zat ondergedoken, en verzetsvrouw Truus Menger staan met een grote bos rode bloemen voor de gevangenispoort aan de Amsterdamse Amstelveenseweg. Maar Hannie Schaft, die eigenlijk Jo heet, komt niet naar buiten. De verzetsstrijdster blijkt een paar weken eerder geëxecuteerd te zijn in de duinen bij Bloemendaal.
Mei 2005, zestig jaar na haar dood spreekt Philine Polak bij de Hannie Schaftherdenking in Haarlem over de vrouw met het rode haar. ‘Ze was trouw aan haar idealen en had de moed tot verzetswerk over te gaan. Ik voel eerbied, dankbaarheid en bewondering.’
Wie is Philine Polak?
Philine, in 1921 in Amsterdam geboren, groeit op zonder religie. ‘Ik wist voor de oorlog niet dat ik joods was. Hitler maakte joden van ons.’ Haar moeder Marie Anne Pos, afstammeling van Portugese joden in Paramaribo, is onderwijzeres en overlijdt al in 1924. Haar vader, geboren Amsterdammer David Polak, is leraar Duits op H.B.S. Amsterdam. Philine heeft een jongere broer en het moederloze gezin een Duitse hulp, Marie.
Rechten
Eind jaren dertig gaat Philine Polak rechten studeren en daar ontmoet ze studiegenoot Jo Schaft (1920). Ze worden vriendinnen. ‘De eerste keer dat we elkaar zagen, was Jo op de universiteit aan het collecteren voor vluchtelingen uit Spanje,’ vertelt Philine tijdens de Hannie Schaftherdenking in 2005. ‘Hoewel ik niet in staat was een bijdrage te geven omdat ik mijn zakgeld had gegeven voor joden die na de Kristallnacht Duitsland ontvluchtten, raakten we toch bevriend. Met een derde studente, Sonja Frenk, ook een joodse, vormden we een drietal dat samen studeerde, bij elkaar at of op visite kwam en af en toe uitstapjes ondernam. Zo gingen we gedrieën naar Harderwijk waar we een flesje bier dronken.’ Ook proberen ze een huwelijksannonce in de krant zetten om te zien welke reacties ze krijgen. ‘Met teksten als “gepassioneerde vrouw met rood haar zoekt….” De krant weigerde die op te nemen als zijnde immoreel.’
Jo woont op kamers in Amsterdam. ‘Toen ik m’n vader vertelde dat Jo op zaterdagavond eens alleen een chocoladereep at, moest ik haar van hem geregeld uitnodigen voor het eten. “Vrouwen alleen op een kamer” zouden niet goed eten. Marie maakte dikke vette soep voor haar,’ zegt Polak lachend in de documentaire Hannie Schaft, het meisje met het rode haar (2015). Jo is een ‘schuchtere en verlegen vrouw’, maar ook ‘trots op haar rode haar en haar figuur’.
Jo wil volkenrecht studeren en later voor de Volkenbond in Genève werken, ‘om een wereld met gelijke rechten voor volkeren en mensen tot stand te brengen,’ zegt Philine. Maar als de Duitsers Nederland bezetten, lukt dat niet meer. ‘De professor die volkenrecht gaf wilde de (al in 1940 verplichte, AO) ariërverklaring niet tekenen. Een andere professor was jood en werd ontslagen. Hij riep op in verzet te komen tegen de onrechtvaardige bezetting. Jo deed dat.’ Zij zette zich volgens Polak al voor de oorlog in tegen onrecht. ‘Haar overtuiging kwam niet uit de boeken. Opkomen voor rechtvaardigheid kreeg Jo van huis uit mee van haar humanistische ouders.’
Zelf probeert Philine in 1941 nog te studeren of examen te doen maar er is geen professor meer die dat kan en mag afnemen.
Onderduik
In 1995 doet Philine, door haar huwelijk Lachman-Polak geheten, haar verhaal over 1940-45 voor het United States Holocaust Memorial Museum in Washington. Ze vertelt dat haar vader na de Duitse inval in 1940 probeert geld te lenen, om samen met haar via IJmuiden weg te komen naar Engeland. ‘Hij kreeg de lening niet.’ Als in 1941 talloze verboden voor joden gaan gelden, joden worden ontslagen, niet meer met het ov mogen reizen en de eerste razzia’s plaatsvinden, denkt David Polak, anders dan z’n dochter, dat zij geen direct gevaar lopen. In 1942 volgt de plicht een gele ‘Jodenster’ te dragen. Het wordt Marie als Duitse verboden voor een joodse familie te werken. Ze bezoekt en helpt de familie Polak daarna heimelijk in de avonduren. Philine: ‘Ik was er zelf van overtuigd dat de nazi’s Joden niet oppakten voor tewerkstelling, zoals zij beweerden. Ze pakten immers ook ouderen en kleine kinderen op. Ik wist dat ze zouden worden vermoord. M’n vader geloofde dat niet. Hij had geen idee wat er ging gebeuren, vertrouwde op wetten en regels en adviseerde mij me te werk te laten stellen in de mijnen van Silezië in plaats van onder te duiken.’
Dat wil Philine niet. Haar vader vindt in 1942 een baantje voor haar. ‘Ik werkte kort in het Joods ziekenhuis omdat er weinig anders was toegestaan voor joden. Ik dacht er veilig te zijn maar de nazi’s kwamen ook daar, om patiënten te deporteren.’
Uiteindelijk steunt haar vader toch Philine’s wens om onder te duiken en geeft haar geld. Jo Schaft steelt valse persoonsbewijzen voor haar en Sonja Frenk en Philine duikt onder, in Zeist.
Arrestatie
Na de dood van haar grootvader komt de zus van haar vader bij hem wonen. ‘Ze wilde een ouderlijk meubelstuk meenemen. Maar meubels verhuizen was voor joden verboden. Tante werd gearresteerd. M’n vader deed navraag naar z’n zuster bij een kantoor van de Duitsers en werd toen zelf ook gearresteerd.’
Philine is dan al ondergedoken en hoort van Jo het nieuws over de arrestatie van haar vader en tante. Op weg naar Westerbork gooit David Polak een kaart voor Philine uit de trein, die via via bij haar wordt bezorgd.
Verschillende adressen
In Zeist zit Philine Polak ondergedoken in een kastruimte. ‘Daar kregen mensen veel geld voor. Het stond me tegen, ik wilde er weg.’ Jo biedt haar aan onder te duiken bij haar ouders in Haarlem. Ze kan er een jaar blijven. Na een aanslag, waarbij Jo een collaborateur doodschiet en de man met wie ze de aanslag pleegt gewond raakt, geeft hij, vermoedelijk na marteling, haar adres. ‘Jo kon toen niet meer thuis blijven en ook voor mij werd het er te gevaarlijk. Het verzet haalde me op en bracht me onder in Amsterdam. Ook daar zat ik een jaar ondergedoken.’ Af en toe gaat Philine naar buiten. ‘Twee keer ontsnapte ik aan arrestatie, waarvan één keer in het Vondelpark. Bij aanhoudingen kon ik m’n valse persoonsbewijs laten zien en kwam weg met de verklaring dat ik half joods was.’ Ze leeft zonder toekomst. ‘Je leefde in het heden omdat er niks na was. Overwinningen van geallieerden gaven hoop maar daar stonden “successen” van de nazi’s tegenover.’
Philine heeft uiteindelijk drieëndertig maanden ondergedoken gezeten. Geld en bonnen krijgt ze van de ondergrondse. Geld voor kleren is er niet. Aan het einde van de oorlog draagt ze een oude broek van haar vader. Marie, hun Duitse hulp, komt af en toe eten brengen op haar onderduikadres. Marie helpt ook verzetsmensen en andere onderduikers. Na de oorlog krijgt ze daarvoor een vermelding als ‘redder van de Joden’ in Israël en postuum een medaille van Yad Vashem.
Hannie Schaft
De ouders van Jo Schaft worden twee weken na het vertrek van onderduikster Philine zelf gearresteerd en zitten twee jaar in een strafkamp in het zuiden van Nederland. ‘Ze moesten radio’s maken. De ouders, die al een dochter verloren hadden, overleefden de oorlog.’ Jo niet.
Philine: ‘Na de dood van haar verzetsvriend verfde Jo haar haar zwart. Ze werd gepakt met wapens en pamfletten in haar tas. Na een paar weken in de gevangenis werd ze ontmaskerd en geëxecuteerd.’ Wat er precies is gebeurd, wordt pas later bekend.
“Zij viel in de strijd voor vrijheid en recht”, schrijven Jo’s ouders na de dood van hun dochter in de rouwadvertentie. Jo/Hannie Schaft is later herbegraven op de erebegraafplaats in de duinen bij Bloemendaal.
‘Jo was een grote steun voor mij tijdens de onderduikjaren. Ze kwam in verzet vanwege het grote onrecht dat joden werd aangedaan. Jo en Truus (Menger, AO) hebben veel joodse kinderen gered, onder zeer gevaarlijke omstandigheden. Jo heeft haar werk bij de ondergrondse met de dood moeten bekopen.’
Truus Menger is een van de eersten die een onderscheiding van Yad Vashem krijgen. Philine Polak: ‘Ze werd uitgenodigd in Israël en zat in hetzelfde vliegtuig als Joseph Luns, minister voor Buitenlandse Zaken. Op de luchthaven stonden kinderen met vlaggetjes te zwaaien en Luns kwam knikkend en buigend het vliegtuig uit. Maar het welkomstcomité was voor Truus, niet voor hem.’
Terugkeer?!
Na de bevrijding werkt Philine op Amsterdam CS om terugkerende gevangenen uit de concentratiekampen op te vangen. Later zet ze zich in een hotel in centrum Amsterdam in voor hun huisvesting. ‘Nederlandse terugkeerders vonden hun huis meestal bezet of leeggeroofd. Onder de terugkeerders zat een man uit Bergen Belsen die blij was dat ik een studieboek rechten aan het lezen was. Ik had na de oorlog niets meer dan een pen en realiseerde me dat bezit niet telt. Ik wachtte op de terugkeer van m’n vader, ik hoopte dat hij het kamp had overleefd. Tevergeefs.’
Veel familieleden blijken te zijn omgekomen, de meesten in Sobibor: haar vader, twee tantes, een oom, nicht Ina van 4 jaar (‘mijn kleinkind lijkt op haar,’ huilt ze tijdens haar getuigenis voor het Holocaust Memorial Museum), oom Meijer en tante Reini, oom Herman en tante Klaartje en vaders neven en nichten (de Vries). Van haar moeders familie nicht Fieke en haar man John. Hun twee kleine kinderen, ondergebracht bij een oom, overleefden in Nederland.
De holocaust blijft haar haar leven lang bezighouden. ‘De ster gaat nooit meer af,’ zegt ze geëmotioneerd.
Het IMF
In 1948 emigreert Philine Polak naar de VS en aanvaardt een functie als jurist bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Dat wordt in 1945 opgericht als VN-organisatie voor wederopbouw en internationale monetaire samenwerking. Polak helpt het IMF aan een solide juridische basis voor wisselkoersen en internationaal betalingsverkeer. Als het aantal lidstaten groeit en de Amerikaanse president de dollar in de jaren zeventig loskoppelt van goud, wordt kredietverlening de voornaamste taak van het Fonds. Philine Polak, die huwt met Erwin Lachman en twee kinderen heeft, schrijft mee aan de voorwaarden waaronder landen geld kunnen lenen. Ze bekleedt verschillende bestuursfuncties, leidt nieuwe generaties advocaten en juristen op en zet zich in voor gelijke arbeidsvoorwaarden voor mannen en vrouwen bij het IMF. Als gepensioneerde zeventiger is ze nog vijf jaar adviseur van het IMF-rechtscollege voor geschillen. Lachman-Polak is geroemd en gelauwerd om haar bijdrage aan het internationaal recht.
Tijdens een interview in 2016 blikt ze terug op veertig jaar werken bij het Internationaal Monetair Fonds. Ze zegt te hebben willen ‘bijdragen aan een betere wereld.’
Ze overlijdt in 2018, op 97-jarige leeftijd. Ze laat ons de boodschap na die ook vandaag weer actueel is ‘Blijf waakzaam, bescherm mensenrechten en grijp in als extreemrechts momentum heeft. Laat het zich niet verder ontwikkelen.’
Met dank aan Greet Plekker-Van Sante
Geef een reactie