Het is 8 maart 2016 en De Wereld Draait Door speelt ter ere van Internationale Vrouwendag een Denk Anders Vrouwen spel. Het is een variant op de Denk Anders rubriek die DWDD in 2011 met de uitzending Ode aan Steve Jobs maakte naar aanleiding van het overlijden van de Apple-baas. Toen selecteerden DWDD-kijkers en gasten zeventien Nederlanders die bepalend zijn geweest in en voor Nederland. Het lijstje telde vijftien mannen, twee vrouwen. Nu dus een voorzet met zeventien eigenzinnige en geniale vrouwen. Presentator Matthijs van Nieuwkerk start het item met een Think Different filmpje met de zeventien Nederlandse dames uit heden en verleden. Ode aan de vrouw noemt Matthijs het filmpje. Als hoogleraar Iris Sommer verheugd reageert dat o.a. Angela Maas en Ewine van Dishoeck bij ‘de zeventien’ horen, hapert Matthijs en zoekt op het papier voor hem op wie deze vrouwen in Godsnaam zijn. Hij leest voor dat ze cardiologe en astrofysicus zijn. Ik wist ook niet waar Van Dishoeck om bekend is, maar een net zo gelauwerde en internationaal gewaardeerde mannelijke wetenschapper was allang met zijn uitvinding in DWDD geweest en zeker bekend bij gastheer Van Nieuwkerk. Ook had de redactie achter hem moeten weten dat 8 maart om vrouwenrechten en Strijd gaat, niet om een soort extra Secretaressedag.
Dat we er in Nederland nog niet zijn met de gelijke behandeling (kansen, salariëring, waardering, etc.) van vrouwen, werd treffend en pijnlijk duidelijk in beeld gebracht. Ode aan De Vrouw brengen kan ook alleen maar in een samenleving waarin mannen de norm en het ijkpunt zijn, vrouwen de Ander. Het enkelvoud is archaïsch taalgebruik. Wil je zeventien vrouwen van extra betekenis eer betonen, noem het format dan Ode aan onze heldinnen of zoiets.
Een Ode aan De Man is ondenkbaar, wie zou dat ook moeten doen en bestaat er een gemiddelde Man? Elke Man van Belang heeft gewoon een naam, zoals Steve Jobs. Als DWDD odes brengt, dan aan iemands wetenschappelijke, sport, literaire, culinaire of anderszins prestaties. Bij DWDD zijn het meestal mannelijke gasten die in hun tak van sport de top haalden, maar het onderwerp zal nooit Ode aan de man heten. De immer enthousiaste Van Nieuwkerk bejubelt hen als Meester!, Maestro!, etc. Af en toe geldt het eerbetoon van jonge hond Matthijs een vrouw, zoals Daphne Schippers. Er zijn altijd veel vrouwen in zijn programma geweest, ook als tafeldame. Zij worden, voor zover de kijker waarneemt, vrolijk en vriendelijk bejegend en hogelijk gewaardeerd door de gastheer. Maar hoogst zelden in de overtreffende trap in het zonnetje gezet zoals Matthijs dat met mannen doet.
Ik vind DWDD een (h)eerlijk programma om naar te kijken. Matthijs van Nieuwkerk maakt met z’n team al tien jaar top tv in Nederland, gelardeerd met pop-ups, spraakmakende colleges en meer. De bedoeling van Denk Anders Vrouwen is natuurlijk goed, de uitvoering kan best beter.
Later die avond brengt ook sidekuuk Ikink bij RTL Late Night een Ode aan De Vrouw. Zucht.
Verwarde personen zijn het probleem niet
Als tegenhanger van vermaatschappelijking van de psychiatrie, had het gastvrij maken van de ‘gewone’ samenleving moeten plaatsvinden. [Lees meer…] overVerwarde personen zijn het probleem niet
Biografie Andreas Burnier – 2
Het boek Andreas Burnier. Metselaar van de wereld is uit. Gelukkig staan er drie romans van Andreas Burnier in de kast om het gemis van een te boek gesteld leven dat boeit te verzachten. Ik zal ze nu wellicht met andere ogen lezen dan destijds. Elisabeth Lockhorn heeft mij met haar biografietje (zij houdt van verkleinwoordjes) van Ronnie Dessaur alias Andreas Burnier een groot plezier gedaan. De tragiek, ambities, bellettrie, essays, jongensclub, relaties, geloven, het poneren van onwelgevallige standpunten en de geestigheid, het is allemaal even leerzaam, lezenswaardig, interessant of leuk. Knap als iemand zo’n complex leven kan comprimeren tot achter de rug van één bundel .
De biografie is meer geworden dan Lockhorn in haar verantwoording zegt te hebben beoogd: de inslag van het leven van Dessaur/Burnier proberen bloot te leggen in de schering van haar literaire werk. Niet alleen omdat de kwaliteiten en bijzonderheden van iemand als Dessaur/Burnier bijna als ‘vanzelf’ ook een beetje afstralen op de biograf(i)e. Ook omdat zoekers à la deze Joodse professor, van welke pluimage ook, inzichten of zelfs antwoorden (zullen) vinden op hun eigen levensvragen of geworstel. Hoe verhoud je je tegenover ‘het kwaad’ in de wereld, verlicht kennis, is er leven voor de geboorte en na de dood, ben je als je ‘links’ en ‘feministisch’ bent automatisch ‘voor’ vrije abortus? Van die dingen.
Met de ‘metselaar’ in de titel verwijst Lockhorn mogelijk naar de (duitse, met kleine d) vrijmetselarij. Maar omdat dat er niet staat, is die titel ongelukkig. Dessaur/Burnier de beroepspolemist schopte namelijk menig heilig huis omver, zocht vaak de rand en het conflict op. Hoewel na het breken wel altijd weer werd gebouwd, zo leren we van de biografie.
Een gemis vind ik het ontbreken van de stem van de twee kinderen van Ronnie/Andreas. Zij was onmachtig voor hen te zorgen en op te voeden, maar ze figureren tussen de regels door toch in haar leven, tot het einde toe. Opeens blijkt ze kleinkinderen te hebben, of verricht haar dochter werkzaamheden voor een van haar boeken. Ze worden echter niet als bron opgevoerd, noch bedankt. Wilden zij niet meewerken aan de biografie, ontstond er onenigheid over het eindproduct? De kleuter die ons op de cover van het boek aankijkt, ziet er niet bepaald zorgeloos gelukkig uit, haar latere ervaringen als Joods onderduikkind hebben haar voor het leven getekend en ‘onmachtig’ als moeder gemaakt. Hoe kijken zoon en dochter terug op hun ma, die zoveel verschillende gedaanten heeft aangenomen? Met die vraag blijf ik als geboeide lezer zitten.
Voorzitter RvB William Schrikker Groep: ‘5% kostenbesparing op onze jeugdhulp’
‘De kwetsbaarheid van jeugdigen met een verstandelijke beperking is niet van voorbijgaande aard. Ga er niet van uit dat het ‘over’ gaat,’ zegt Erik Heijdelberg, voorzitter van de Raad van Bestuur van de William Schrikker Groep. ‘Hen moet je blijven volgen. Om bijvoorbeeld tienerzwangerschap, delicten of zelfdoding te voorkomen.’
VNG Magazine – febr 2014
Voor gemeenten is jeugdzorg een relatief nieuw beleidsterrein, de William Schrikker Groep (WSG) is gepokt en gemazeld, vooral in de gehandicaptenzorg. ErikHeijdelberg: ‘Wij bieden specialistische hulp aan jeugdigen met een beperking. Dat kan een lichamelijke of verstandelijke beperking zijn, een laag IQ, psychiatrische of verslavingsproblematiek of een chronische of progressieve ziekte. Ook kinderen van ouders met een verstandelijke beperking of verslaving en met ouders in een vechtscheiding of multiproblemsituatie, komen bij ons terecht. Deze jeugdigen vormen een kwetsbare groep. Zij groeien vaak op in een onveilige opvoedingssituatie, waar hun ontwikkeling achterblijft of gevaar loopt. De WSG voert voor deze doelgroep 20% van alle door de rechter uitgesproken gedwongen hulpverlening of beschermende maatregelen uit. We begeleiden landelijk 10.000 kinderen op dit moment.’
De WSG is blij dat het hulp- en dienstenaanbod aan jeugdigen vanaf 2015 onder de gemeenten valt. Heijdelberg: ‘Wij willen onze methodieken integreren in buurtgericht werken en de zorgketens binnen de gemeente. Bij de jeugdigen die de 700 voogden van de WSG in het hele land onder hun hoede hebben, ontstaat immers – eerder dan bij leeftijdgenoten – ernstige bijkomende problematiek. Denk aan alcohol- of drugsverslaving, tienerzwangerschappen, delictgedrag en overlast. Zij vormen een makkelijke prooi voor loverboys en jeugddelinquenten, die bijvoorbeeld hun broertje of zusje voor hun karretje spannen en een kind van acht op de uitkijk zetten.’
Eigen kracht en hulpverlening
Anders dan bij gezonde pubers, is de problematiek van jeugdigen met een (verstandelijke) beperking chronisch. ‘Je moet er voor hen zijn. Je hoeft er niet bovenop te blijven zitten, maar hen tijdens cruciale levensfases wel in de gaten houden,’ stelt Erik Heijdelberg.
De William Schrikker Groep beschikt over specifieke deskundigheid over de doelgroep en hulpaanbod op maat. ‘Onze professionals hebben het geduld en spreken de taal die nodig is om deze jeugdigen te ondersteunen en begeleiden. Wij borgen onze kennis in een eigen Expertisecentrum, dit doen we al ruim 70 jaar. En wij houden de ouders erbij. Zo zorgen we voor 30% minder uithuisplaatsingen én verkorten we de duur van de uithuisplaatsing. Eigen kracht, zeker! Maar zelfs redelijk zelfstandige jongeren met een beperking en een zorgzaam netwerk hebben professionele hulp nodig. Dankzij onze hulpverlening kunnen zij vaak in hun omgeving blijven wonen. Gemeenten zullen continue te maken krijgen met de afweging tussen eigen kracht, een zorgzame omgeving en professioneel interveniëren. De WSG kan hen daarbij helpen.’
Goedkoop en duurkoop
Gemeenten willen 20% bezuinigen, maar goedkoop kan duurkoop worden, meent Erik Heijdelberg. ‘Als de ‘losgelaten’ jongeren bijvoorbeeld toch in de criminaliteit terechtkomen of slachtoffer worden van loverboys. Met minder middelen wordt de caseload van onze professionals groter en komt meer op de jeugdigen en hun omgeving zelf neer. De samenleving wil geen risico’s. Gaat er iets mis, dan wordt gevraagd waar wij waren.’
De WSG werkt in alle 41 jeugdzorgregio’s en in alle gemeenten, in stedelijk gebied en op het platteland. Zij doet dat in nauwe samenwerking met de Bureaus Jeugdzorg. Heijdelberg: ‘Een belangrijk verschil met BJZ is dat wij bij de gezinnen aan de keukentafel zitten. Wij gaan naar hén toe, het is geen groep die op kantoor op spreekuren komt. Multigenerationele problematiek kan worden voorkomen; dat bespaart de gemeente veel geld. ‘Wij zijn deel van de oplossing, zowel voor de jeugdigen en hun gezinnen, als voor de samenleving.’
Biografie Andreas Burnier – 1
De week staat voor mij in het teken van Irma/Ronnie Dessaur, alias schrijfster Andreas Burnier, dankzij de prachtige biografie door Elisabeth Lockhorn. Elke dag een uurtje lezen, ik ben nu in jaren 70. Dessaur is dan hoogleraar-directeur van het Criminologisch Instituut Nijmegen, publiceert de ene na de andere succesvolle roman en roert zich graag in schermutselingen in de vrouwenbeweging. Een volstrekt autonome en authentieke denker, die meerdere studies doet en dwarsdenkt als zij dat nodig vindt, zoals bijvoorbeeld blijkt uit haar inbreng over abortus en euthanasie. Dessaur is haar tijd in meerdere opzichten vooruit. Ze heeft in haar dies rede als hoogleraar scherpe kritiek op de ‘masculinistische’ medische ‘pseudo-neutrale wetenschap’ die stelt dat de hartslag, bloeddruk en spiermassa van vrouwen ‘afwijkend’ is, zonder die verder te bestuderen en onderzoeken. De vaststelling dat ‘we’ weinig afweten van bijvoorbeeld hartziekten van vrouwen, wordt zelfs nú nog regelmatig als nieuwe ‘ontdekking’ gepresenteerd. Zij is voorstander van een vrouwenuniversiteit, die er niet komt. Wel baant zij met dit standpunt de weg voor vrouwenstudies aan de universiteiten.
Ook met haar coming out als transgender en trotse homoseksuele vrouw, zowel in romans en in polemieken in tijdschriften in de jaren 60, loopt zij voorop. Biografe Elisabeth Lockhorn tekent op dat Andreas Burnier de grandma van de tweede feministische golf was, al zwom zij geregeld tegen de stroom in.
De combinatie van een wetenschappelijke carrière en homoseksueel schrijverschap met het ouderschap, ging haar daarentegen niet goed af. De twee jonge kinderen van professor Dessaur groeiden, schrijnend genoeg, op in pleeggezinnen. Zij was niet in de wieg gelegd als moeder, zo vond ze. De biografe laat zien dat zij met het wegdoen van haar kinderen haar eigen geschiedenis herhaalde. Ronnie Dessaur heette eigenlijk Irma en kreeg de jongensnaam ‘Ronnie van Dijk’ als joods onderduikkind van elf tot vijftien. Ze woonde op zestien onderduikadressen en zoog naar eigen zeggen voortdurend een andere identiteit op, ‘gereformeerd, hervormd, socialistisch, antroposofisch en communistisch’. Haar ouders, die de oorlog ook overleefden, kregen nog een ‘troostbaby’. Ook hij, broertje van Ronnie, werd later uit huis geplaatst; hij was toen negen jaar.
Totaal misplaatst in Andreas Burnier. Metselaar van de wereld, zoals de titel van de biografie luidt, zijn de vele verkleinwoordjes voor volwassen vrouwen. Uitgerekend in een boek over Dessaur/Burnier, die haar hele leven gelijk aan de heersende sekse wilde zijn en was, die als kind al brieste wanneer een juf tegen jongenskleuters zei dat zij hun ‘handen’ moesten wassen, en tegen de meisjeskleuters hun ‘handjes’. Elisabeth Lockhorn noemt Dessaurs vijftien jaar jongere broertje Joost van zeven jaar in het boek haar ‘jongere broer’ en de oudere zussen van Ronnie’s ouders steevast ‘zusjes’. Ronnie zoekt contact met een neef die, zo schrijft de biografe, de ‘zoon’ is van een ‘zusje’ van de man met wie Dessaur getrouwd was. Huh? Neven die ouder lijken dan hun tantes of moeders? Dessaur/Burnier zou zelf geen ‘schoonzusjes’ naast zwagers plaatsen, ‘nichtjes’ naast neven, laat staan een grootmoeder ‘zusje’ van oudtante noemen. De verkleutering van alleen volwassen vrouwen is een (slechte) gewoonte van veel mensen. Maar dat de uitgever/eindredactie dit potsierlijk taalgebruik niet heeft gecorrigeerd is meer dan jammer.
Gevangenisdirecteur doet appèl op samenleving
Verwarde mannen en (ex-)gedetineerden met ernstige stoornissen beheersen geregeld het nieuws. De verdachte van de moord op Els Borst en een uit de gevangenis ontsnapte psychiatrisch patiënt, zijn zulke mannen. De eerste gaf zich aan en smeekte om te worden vastgezet. Fouten en misverstanden bij het gezag verhinderden dat. De ‘ontsnapte’ gevangene uit de gevangenis in Vught, hield zich niet aan afspraken van zijn reclasseringsverlof. Mannen met een ernstige psychiatrische stoornis die een misdrijf pleegden zijn niet meer dan ´passanten’ in de gevangenis, zegt Erik Masthoff, directeur Zorg en behandeling van Penitentiaire Inrichting (PI) in Vught. Zij zitten als verdachten of veroordeelden kortdurend vast en komen dan de maatschappij weer in. ‘De samenleving moet wat met hen.’
Een groot deel van de gedetineerden in Nederland heeft een psychische stoornis, een verstandelijke beperking, een verslaving of een combinatie daarvan. Voor de ernstigste patiënten zijn Penitentiaire Psychiatrische Centra in vier gevangenissen ingericht, onder andere in PI Vught. Erik Masthoff: ‘In 2014 stroomden 751 nieuwe mannen in, de helft van hen psychotisch. Wij stabiliseren hen, geven medicatie en proberen hen te motiveren voor behandeling na detentie. In twee derde van de gevallen lukt dat en dragen we de mensen over aan een ggz-instelling, Veiligheidshuis of begeleid wonen. Als nazorg bellen wij na zes weken nog eens hoe het met hen gaat, daarna verliezen we hen uit het oog. We hebben niet de menskracht om ex-gedetineerden langer in de gaten te houden.
Drang en dwang
Deze gang van zaken is al een verbetering vergeleken met vroeger. Stoornissen waren toen niet in beeld en/of werden niet behandeld. De kerntaak van gevangenis of huis van bewaring was straffen, na detentie was het klaar. Nu is wat er daarná gebeurt belangrijker dan het zorgaanbod tijdens gevangenschap, zegt Erik Masthoff, die van beroep psychiater is en naast zijn managementtaken ook behandelt. ‘We zijn vanaf dag één bezig om vervolgzorg te regelen. Maar zelfs als die er is, gaat het in de vrije samenleving toch vaak al snel weer mis, door drugs, werkloosheid of verkeerde vrienden. De stoornis vormt een extra risico voor herhaald in de fout gaan. De meeste mannen zien we hier vaker, het merendeel is recidivist. Als er geen rechterlijke maatregel meer op zit, kan zo’n man gaan en staan waar hij wil. Mensen met een psychose hebben weinig ziektebesef en staan niet open voor verdere behandeling, terwijl ze goed behandelbaar zijn.’ De enige manier om hen verder te behandelen is een wettelijk verplichte behandeling na detentie, meent Masthoff. Nu is die in de BOPZ geregeld, straks in de Wet verplichte Ggz. ‘Ik ben terughoudend waar het drang en dwang betreft, maar voor sommige patiënten is het de enige manier om te zorgen dat ze niet in zeven sloten tegelijk lopen.’
Volgens hem beseffen publiek, politiek en zorgprofessionals onvoldoende hoeveel delinquenten een ernstige stoornis hebben en dat zij niet langdurig worden ‘opgeborgen’. Masthoff: ‘Iedereen krijgt vroeg of laat met hen te maken. Gemeenten, zorginstellingen, burgers. Wij gaan in het gevangeniswezen uit van een levensloopbenadering: de mensen zijn al patiënt als ze bij ons komen en zullen dat ook na detentie zijn. Onze zorg en behandeling is belangrijk maar slechts een kleine schakel in het grotere geheel. Anderen moeten het na detentie overpakken.’ Dat lukt helaas maar matig, vindt hij. ‘Op de Ggz wordt fors bezuinigd, 30% van de bedden verdwijnt. Patiënten kunnen de autonomie die de overheid van ‘gewone’ burgers verwacht niet aan en de maatschappij is weinig verdraagzaam tegenover deze groep.’
Oefenen in de maatschappij
Om de zorg na detentie zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de korte behandeling in de gevangenis, beginnen sommige behandelaars van de regionale Ggz-instelling, met wie PI Vught samenwerkt, al voor het einde van de straf met hun behandeling. Deze werkwijze, in vakjargon ‘warme overdracht’ en ‘ketensamenwerking’, hanteert men nu bij enkele tientallen gedetineerde patiënten per jaar, niet de honderden passanten die PI Vught jaarlijks ‘omzet’. Hoewel twee derde van de ex-gedetineerden uit PI Vught die nazorg nodig hebben aansluitend ergens wordt geplaatst, is het vaak geen duurzame oplossing. ‘We roepen in Nederland al twintig jaar dat we goed moeten samenwerken en dat we de zorg beter moeten coördineren, maar de aanbieders van zorg, huisvesting en werk met wie onze moeilijke klanten te maken krijgen, verschillen te veel van de structuur tijdens detentie. De therapie en medicatie tijdens de vervolgzorg kunnen dezelfde zijn als bij ons, de context verschilt. Hier binnen hebben we extern opgelegde regels en een structuur waarbinnen de mannen gedijen. Ze gaan bovendien clean weg, terwijl ze buiten vrij zijn en weer aan drugs kunnen komen.’ Masthoff zou het beste uit de twee werelden willen combineren: een juridisch kader om mensen na detentie door te behandelen, maar dan zonder vrijheidsbeperking. Als het goed is gaat de aanstaande Wet gedwongen Ggz daar in voorzien. Verdachten met een ernstige psychische stoornis, die niet gek genoeg zijn voor de Ggz en niet crimineel genoeg voor detentie, kunnen dan een zorgmachtiging van de rechter krijgen, zonder veroordeeld te worden. ‘Een civiele titel waar de reguliere Ggz mee aan de slag kan,’ zegt Masthoff. ‘Voor onze zieke mannen zou er na detentie een zorgcontinuüm moeten zijn. Structuur helpt, dat zie je ook aan dalende recidivecijfers.’ Precieze cijfers kan Erik Masthoff niet geven. ‘Je kunt immers ook recidiveren zonder gepakt of gestraft te worden,’ zegt hij, ‘maar zeker is dat het door toegenomen medicijngebruik en gedwongen afkicken beter gaat met hun gezondheid en het extra risico van ziekte voor recidive vermindert. Ik ben al blij als we zo’n man ietsje beter kunnen krijgen.’ Graag zou hij meer doen, maar regels verhinderen dat. Zo zou PI Vught bijvoorbeeld met patiënten in de maatschappij willen oefenen, net zoals tbs’ers met verlof. ‘Onze klanten kunnen echter niet resocialiseren, dat mag niet. Ze zitten binnen óf buiten.’