• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
Annemiek Onstenk Journalist

Annemiek Onstenk Journalist

tekst, redactie & research

  • Home
  • Tekst
  • Redactie
  • Research
  • CV
  • Klanten
  • Contact
  • Kanaalpost

Weblog

Zonneschijn

26 november 2019 door Annemiek Onstenk

In november 2019 bezocht ik een van de drie centra van Sunshine in Johannesburg. De organisatie biedt daycare en voorschoolse educatie aan kinderen tussen 18 maanden en 7 jaar met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en een ontwikkelingsachterstand, veelal uit arme gezinnen. Vooral de blijde gezichten van de kinderen zullen me lang bijblijven.

‘Menige familie ziet de komst van een kind met een ernstige handicap als straf van God,’ zegt directeur Shannon O’Keefe van Sunshine Association. ‘Ouders ontkennen vaak dat hun kind iets heeft en/of willen de handicap niet zien. Soms verlaat de vader zelfs het gezin vanwege deze ‘vloek’. Het kind wordt, al dan niet verborgen, verzorgd maar ontwikkelt zich niet, terwijl met hulp en training zoveel mogelijk is.’ Sunshine biedt dagopvang aan 30 tot 70 kinderen per locatie. Zij krijgen twee maaltijden en een dagprogramma om vaardigheden als zelf eten en naar toilet gaan te leren. Ouders betalen naar vermogen een schoolfee. Leidsters en gespecialiseerde professionals leren ouders hoe zij hun kind kunnen verzorgen en zich verder kunnen laten ontwikkelen. Daarvoor geeft Sunshine bijvoorbeeld een op het kind afgestemde speelgoedtas mee naar huis, zodat ouders thuis kunnen oefenen met bouwen, boekje lezen, etc. Kunnen kinderen met een ernstige beperking niet naar een van de centra/voorscholen komen, dan komt Sunshine bij hen aan huis met hetzelfde aanbod.

Het Eldorado Park Early Intervention Centre dat ik bezoek telt vier groepen met activiteiten en een dagprogramma naar niveau. In een groep zingen kleintjes in aangepaste stoelen een liedje en oefent een leidster sensorische integratie met kneedbaar materiaal in de hand van het kind. In een andere groep spelen kinderen met speciaal daarvoor gemaakt suikerachtig zand om zintuigen te stimuleren en in een derde groep leren ze naar wc gaan, hun naam zeggen, spelen en zelfstandig eten. Kinderen die leerden praten en lopen, schuiven door naar volgende groep. In de vierde groep lopen en springen kinderen (‘die als kasplantjes binnenkwamen’ zegt Shannon) door de ruimte, antwoorden op vragen en zijn nieuwsgierig naar m’n fototoestel. In opdracht van de juf zingen ze het volkslied van Zuid-Afrika, Nkosi Sikelel’i Afrika. Drie van de kinderen staan op het punt naar een school voor speciaal onderwijs te gaan, vertelt Shannon trots. In die zin vormt Sunshine een brug tussen thuis en school en geeft kinderen met een ernstige handicap kans op een zo normaal mogelijk leven.

De kok des huizes vult rond de dertig bordjes in de keuken, het is bijna lunchtijd. Ze vertelt bij Sunshine te zijn gekomen als moeder van een zoon met een ernstige beperking, die zij moeilijk kon accepteren. Sunshine leerde haar hoe ze haar zoon zo goed mogelijk kon ondersteunen en van hem kon houden. Hij werd een gewoon lid van de familie en deel van de gemeenschap waarin ze woonde. ‘Als zijn jongere zus iets uithaalde, klikte hij, zoals een broer zijn zus erbij lapt.’ De zoon overleed op z’n 23ste. Als dank voor de hulp werd ze eerst vrijwilliger bij Sunshine, nu is ze kok en wordt ze betaald voor haar werk.

De gemeente Jo’burg betaalt per kind een vergoeding voor educatie en behandeling, ouders betalen een fee naar draagkracht en de rest van de financiering komt uit giften en fondsenwerving. ‘We hebben een container ingericht als lab om nieuwe leermiddelen en ondersteuningsmethoden te ontwikkelen. Hier staat ook lesmateriaal voor de leidsters, professionals en vrijwilligers en speelgoedtassen voor de ouders,’ zegt Shannon O’Keefe. ‘We willen een tweede container voor verdere innovaties. Ook de bedrijfsauto waarmee we heen en weer rijden tussen de drie locaties, is aan vervanging toe.’

Als u de zon wilt laten schijnen in de pupillen van Sunshine-kinderen, zie https://www.sunshine.org.za/

 

Categorie: Weblog

Vechtjas aan de kapstok

22 februari 2019 door Annemiek Onstenk

In december 2018 nam prof. dr. W.D.E. (Mieke) Aerts afscheid als hoogleraar moderne politieke geschiedenis. Met haar vertrekt een kritische geest van de Universiteit van Amsterdam, voor wie gemakkelijke aannames in de wetenschap en politiek op basis van identiteit een gruwel zijn.

Een geliefde positie of, zo u wilt, identiteit van hooggeleerde Aerts zelf is die van de strijder. Niet op de barricade, maar in en vanuit de academische arena. Bij de start van haar professoraat in 2010 luidde de titel van haar oratie De vechtjas. Strijdvragen om sekse. Bij die gelegenheid zei zij te willen bijdragen aan ‘de broodnodige en democratische rehabilitatie van politieke strijd’. Nederland heeft volgens haar een ambivalente relatie tot het, al dan niet gewelddadige, politieke gevecht. In de binnenlandse politiek worden overleg en consensus hoger gewaardeerd dan polarisatie en confrontatie. Terwijl ons land toch ook periodes kende van openlijke politieke strijd, zoals aan het einde van de achttiende eeuw en in de jaren 60-70 van de twintigste eeuw. Buiten de grenzen is wel degelijk geweld gebruikt, zoals in diverse koloniale oorlogen.

In geschreven politieke geschiedenis van Nederland is de vechtjas ‘een soldateske machoman, vrouwen staan op afstand en willen zich aan dat mannengedoe niet branden’. De vermeende morele superioriteit van vredesvrouwen staat volgens Aerts voor de Nederlandse politieke cultuur in het algemeen: ‘Nederland gidsland, waarin burgers ver van het rumoer van de krijgsmacht van hun welvaart genieten en nauwelijks repertoire opbouwden om op te komen voor wat hen dierbaar is. Zij hebben moeite hun onderlinge ruzies te incasseren, laat staan tot een goed einde te brengen.’ We moeten leren ‘goed te vechten’, aldus Aerts. Simpele goed/fout schema’s zijn daarbij uit den boze en het strijdperk is bezaaid met valkuilen. Tijdens haar afscheidsrede wijst Mieke Aerts bijvoorbeeld op goedbedoelde maar te gemakkelijke emancipatieretoriek. Zo stelde Femke Halsema bij haar benoeming tot Amsterdams burgemeester dat onder andere transgenders en gesluierde vrouwen ‘zichzelf moeten kunnen zijn’; non-discriminatie noemde ze een van de pijlers van haar ambtstermijn. Aerts stelt daar tegenover dat ‘jezelf zijn’ niet beperkt is of zou moeten zijn tot mensen die ‘anders’ zijn of tot minderheidsgroepen behoren. ‘Waarom zijn gele hesjes geen identiteit of Airbnb’ers?’ En bovendien, een identiteit als gesluierde vrouw maakt zelf ook weer deel uit van een systeem.

Hutspot

Voor emancipatie van onderdrukte of gediscrimineerde groepen is identiteitspolitiek nodig. Maar of je daarmee emancipatie of juist uitsluiting bevordert, staat volgens de vertrekkende professor allerminst vast. ‘Dat is inzet van strijd. Maak ruzie over wat je belangrijk vindt. Leuker kunnen we het niet maken.’

Identiteiten zijn plooibaar en minder in beton gegoten dan aanhangers van identiteitspolitiek ons vaak willen doen geloven. Zo kan een vrouw niet worden gereduceerd tot een onveranderlijk en vastomlijnd biologisch geheel, net zo min als een man. Transgender en zwart zijn vooral (gelegenheids)constructies, te begrijpen in de context van nu, die in dienst staan van emancipatie. Emancipatorische constructies voorstellen als onveranderlijk en hermetisch gesloten is problematisch, al is het maar omdat die anderen uitsluiten. Evenmin kunnen zij zomaar worden geprojecteerd in de geschiedenis.

Voor iets als ‘zwarte roots’ is de emeritate Aerts allergisch. ‘Van wortels maak je hutspot, geen identiteiten.’ Zij deconstrueert een dergelijke hap liever. Neem een identiteit (of stereotype) als de Oosterse van iemand als Mata Hari (1876-1917). ‘Mata Hari heette oorspronkelijk Griet Zelle en kwam uit Friesland. Ze is geërotiseerd vanuit Westerse fantasieën over Oosterse vrouwen. Met authenticiteit had het dansen van Mata Hari niet veel te maken. Zij deed eerder aan striptease.’ Niets is wat het lijkt.

 

Aerts heeft gezegd.

Categorie: Weblog

Drie ton papier in een notendop

18 februari 2019 door Annemiek Onstenk

Het is september 1961, mijn vader is 43 jaar. In 1959 heeft hij in een restaurant de door mijn moeder op een klein blaadje papier opgestelde afspraak ondertekend dat hij één keer in de veertien dagen de ‘courante post en lectuur selecteert en vernietigt die niet strikt noodzakelijk bewaard behoeft te blijven’ en bovendien zijn werkruimte leefbaar maakt, ‘zodat de nu ontstane vervuiling verdwijnt’. Voorjaar 1961 verhuist het gezin echter met ‘16 kleine kisten en 8 van de 12 grote verhuiskisten vol boeken en papieren’. Volgens de verhuizer is ‘drie ton papier’ versleept. In het nieuwe huis staan de papierkisten ‘in de achterkamer, de hal, de gangkast, de schuur, het trapportaal, de zolder en de nieuwe werkkamer’ en wel in stapels van drie op elkaar, terwijl alle boekenkasten en -planken, het dressoir en de vloer van de werkkamer al vol zijn. Mijn vader vindt het zelf ook te gortig en begint een logboek, met de hand geschreven. Sinds enige tijd heeft hij een ‘onbedwingbare behoefte’ om dingen op papier te zetten ‘ter organisatie van werk en leven’ en ‘ter catalogisering van m’n bezit’.

‘Wat heb ik allemaal bewaard en waarom?’ Het antwoord is dat wat hij vroeger verzamelde en schreef, bijvoorbeeld als Schipper Brandaan voor de verkennerij, zo leuk is ‘voor later’ en daarom bewaard moet blijven, misschien ook voor ‘de jongens’, zijn kinderen. Retorisch vraagt hij zich echter af of zijn zoons later veel respect zullen hebben voor wat hij allemaal schreef en deed. (Dat zijn dochter van op dat moment 5 later geïnteresseerd zou zijn in z’n papieren, kwam misschien niet in zijn hoofd op.)

Natuurlijk bewaart hij ook kranten en knipsels uit hoofde van zijn beroep en functie. Als hoofdredacteur van een regionale krant moet hij op ‘een zeer breed vlak bij blijven’, om zijn redactie ‘voor’ te kunnen blijven, te kunnen beoordelen wat zijn medewerkers schrijven en ‘de krant te doen beantwoorden aan de stormachtige ontwikkelingen in deze tijd’.

In het logboek neemt de journalist het dan even over van de opruimer-in-wording: er volgt een korte analyse van die ontwikkelingen in ‘kerk (geboortebeperking!), zielzorg, communicatie (TV! met hoofdletters, AO), kunst en cultuur, het vrij worden van koloniale volken, de massa-motorisering, buitenlandse reizen, eenwording van Europa en de dreiging van de communisten, de Chinezen vooral, en de atoombom.’ Voor de volledigheid completeert hij de lijst van thema’s met: ‘economische ontwikkelingen als industrialisatie en ruilverkaveling, de politiek, onderwijs, koninklijk huis, weermacht, ruimtevaart en atoomenergie’. Die ontwikkelingen moeten allemaal worden bijgehouden en dan moet er ook nog aandacht zijn voor ‘wat behouden dient te blijven’, zoals ‘de schoonheid van stad en land en monumenten’ en voor ‘de vormgeving van het nieuwe, zoals de architectuur, stedenbouw, inpoldering, Deltadijken en tunnels’.

Interieurontwerp

Dit allemaal moeten bewaren en bijhouden en tegelijkertijd stellen dat ‘de krant een eendagsvlieg is, vergankelijk, snel verouderd en waardeloos’… het lijkt Sisyfusarbeid. Maar m’n vader herpakt zich: De ‘documentaire ballast’ (lees: tig verhuiskisten vol papier) mag ‘de slagvaardigheid’, nodig om nieuws te brengen, niet belemmeren. Dus de bezem erdoor? In principe kan daar mee worden begonnen maar voor hij aan het catalogiseren – voorstadium van de beloofde ‘selectie en vernietiging’ – kan beginnen, moet hem nog van het hart dat hij ook zijn persoonlijke voorkeuren heeft, vooral geschiedenis. Dus kranten, bladen en boeken over ‘Nederland en de wereld in het algemeen’ en werken over Napoleon, Eerste en Tweede Wereldoorlog, Leiden en Arnhem in het bijzonder zullen allemaal behouden moeten blijven. En, als in een voetnoot, vult hij aan dat dat ook geldt voor hobby’s als ‘molens, kastelen en gilden’.

Dat wordt niks met die selectie, denk je als lezer bijna zestig jaar later. Van het schrijversmotto kill your darlings, leek deze journalist zichzelf vrij te stellen.

Hoewel de oude Onstenk het papier dat hij meesleept ‘een heerlijk bezit’ noemt, wil hij toch keuzes maken, ook omdat het ‘later’ van vroeger inmiddels nu is geworden. Op basis van de genoemde catalogisering zet hij zich vervolgens aan de ‘distributie’ van zijn verzamelingen door het zojuist betrokken huis. ‘Voor de hand ligt dat de boeken voor het gezin en de jeugdlectuur in de huiskamer zijn, evenals de plaatwerken (molens!) en encyclopedisch naslagwerk.’ Ook de Bijbel en kerkelijke werken die bedoeld zijn als ‘bron van inspiratie voor het gezin’, horen ‘in de nabijheid’ van dat gezin. Voor de voorkamer denkt hij aan ‘iets dat oogt’, zoals ‘algemene geschiedkundige werken en, actueel, de oorlogsgeschiedenis, literatuur en plaatwerken’. Dit voornemen vat hij direct bij de hoorns en het logboek vermeldt vervolgens dat in de voorkamer nu ‘8 delen Geschiedenis van Nederland staan, 5 delen Wereldgeschiedenis, 7 delen Vondel, 14 delen Churchill, 6 banden Holl. Spectator, 4 delen Nederlandse letteren, 15 delen Schoonheid van ons land, Bijbel, Wereldatlas, 1 deel Schutterijen, 2 delen Artis dierenencyclopedie, 3 banden Vincent van Gogh en 6 banden (onleesbaar, AO).’ De persoonlijke voorkeuren komen in de studeerkamer: ‘Bordewijk, Thomas, Arnhem, Leiden, Gelderland, Hoorn, West-Friesland, Noord-Holland in de ene kast en Engeland, Duitsland, Oostenrijk, Napoleon en koninklijk huis in een andere kast.’ De rest ligt op de grond of gaat naar zolder.

Opgeruimd staat netjes zou je denken. Na het ‘distribueren’ en plaatsen van de boeken, volgt echter een lijst van wat verder allemaal bewaard mag blijven en dat is een opsomming van twee bladzijden in het logboek. Dat móet gewoon, voor het eventueel schrijven van ‘romans’ en/of ‘een historisch werk’. Later.

Na het schrijven van inderdaad een historisch werk en zijn dood in 1994 heeft m’n moeder het vele geurige papier, de boeken en naslagwerken eindelijk slagvaardig weg kunnen doen. Maar niet voordat de ‘jongens’ m/v enkele boeken en dozen papier van de opruimwoede redden, waaronder het logboek. Dat is vervolgens tijden bewaard om er ‘later’ over te kunnen schrijven.

 

Categorie: Family matters, Weblog

Buurzaamheid en burenhulp

10 december 2018 door Annemiek Onstenk

Veel van de verzorgingsstaat die onze ouders na de Tweede Wereldoorlog opbouwden is verdwenen. We leven nu in een participatie- en doehetzelfsamenleving. Hoewel de behandel- en medicijnkosten jaarlijks stijgen is de toegang tot zorg beperkt door poortwachters en indicatiestellingen. Al dan niet demente ouderen, kinderen met een verstandelijke beperking, mensen die ernstig psychisch lijden, een beperking hebben of chronisch ziek zijn, worden geacht zolang mogelijk thuis te blijven wonen. Zelfredzaamheid is echter ook het resultaat van emancipatie van verschillende groepen burgers. De wens om zelf de regie over het eigen leven te hebben en zolang mogelijk te houden, leeft breed. Met ronde tafel conferenties organiseren we de zorg rondom een kind of multiproblem gezin zelf, samen met professionals. Ook hospices, vooral gerund door vrijwilligers, zijn een mooi voorbeeld van zelf doen.

In die zin is de overgang van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving een goed antwoord van overheidswege op bewegingen van onderop. Ook ontwikkelingen als vraaggerichte zorg, waarbij niet het zorgaanbod maar wensen en behoeften van de cliënt leidend zijn en uitgaan van het gezonde in plaats van alleen het zieke deel, zijn in dit licht positief. Kijken naar wat iemand (nog) zelf kan is maatschappelijk wenselijker dan mensen onnodig medicaliseren en hospitaliseren.

Het voornaamste probleem met het adagium zelfredzaamheid is dat die van wens plicht is geworden. Je móet het zelf uitzoeken als je hulp nodig hebt, of je het nu wilt en kunt of niet. Heel veel mensen redden zich momenteel onvoldoende in de participatiesamenleving, door een verstandelijke beperking, armoede, psychische problematiek of ouderdom. Niet iedereen is een zelfredzame, mondige burger. De nieuwe norm van sterk, zelfbewust en zelfredzaam zijn maakt mensen onzichtbaar die dat minder of níet zijn. Daar loert verwaarlozing of veronachtzaming van hun noden en behoeften. Zorgmijders hoef je niet te dwingen hulp te aanvaarden om, in overleg met hen, toch naar hen om te kijken.

Buurzaamheid

In het woon/werkgebouw waar ik zelf woon, buigt een groepje bewoners zich over burenhulp. Hoe willen en kunnen we thuis oud worden als de kinderwagens plaatsmaken voor scootmobiels en we van druk, druk, druk overgaan naar rustig aan doen vanwege ziekte of pensioen. Ons woongebouw ís al een community waar buren elkaar bijstaan als zij dat willen en dat nodig is. Maar hoever gaan we daarin en wat kunnen we allemaal doen en organiseren zodat we zolang mogelijk prettig in eigen huis kunnen blijven wonen?

Uit een behoeftepeiling bleek dat de wens zelf- en samenredzaam te zijn wordt gedeeld. Daarom willen we burenhulp uitbouwen tot een sociaal netwerk, waarbij we zichtbaar maken hoe we elkaar van dienst kunnen zijn en weten wie wat voor anderen wil en kan doen met als uitgangspunt: niets hoeft maar vragen en aanbieden staat vrij. Welke buren willen eens koken, brengen/halen of meegaan bij ziekenhuisbezoek, helpen bij hulpmiddel aanvragen, een brief schrijven, etc. tegen betaling van onkosten? En hoe verplichtend/vrijblijvend is de ‘match’? Kun je, als je aanbiedt te koken, daar om persoonlijke reden de volgende dag vanaf zien?

Voor mensen die stoppen met werken, ziek zijn of geïsoleerd, kan eenzaamheid op de loer liggen. Burenhulp kan hier een rol spelen, door een klein gebaar of er te zijn als buren daarom zouden vragen. Gewoon, omdat het iedereen kan overkomen. In dergelijke buurzaamheid zit een element van wederkerigheid. Iets geven is vaak ook iets ontvangen.

Burenhulp zou zich in de toekomst kunnen ontwikkelen tot iets tussen informele en formele zorg in. Buren met een zorgvraag/aanbod kunnen van zorgconsument zorgproducent worden en daar erkenning voor krijgen. B.v. de erkenning dat actieve buren/mantelzorgers die ook nog arbeidsplicht hebben, worden vrijgesteld van sollicitatieplicht als zij een uitkering hebben. Als we met burenhulp zorgkosten uitsparen omdat mensen langer thuis kunnen blijven wonen, kunnen we gemeente en/of zorgverzekeraars een bijdrage vragen voor de aanschaf van voorzieningen als een defibrillator of onze burenhulp in aanmerking te laten komen voor pgb-financiering.

 

 

 

Categorie: Weblog Tags: samenredzaamheid, Zelfredzaamheid

Burgerschapsonderwijs uit de wij/zij hoek

28 juni 2018 door Annemiek Onstenk

Leerkrachten moeten kinderen de basiswaarden van de Nederlandse rechtsstaat bijbrengen, zo luidt de opdracht van onderwijsminister Arie Slob aan scholen in het basis- en voortgezet onderwijs. Scholen worden al tien jaar  geacht lessen burgerschap te geven, maar die komen volgens de Onderwijsinspectie niet overal van de grond. Het kabinet diende onlangs een wetsvoorstel in om de opdracht voor het geven van het vak burgerschap te verhelderen. Ook wil de minister onderwijs over zaken als vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip voor anderen en onderlinge verdraagzaamheid minder vrijblijvend maken.

Op de pabo’s is burgerschap onderdeel van het lesprogramma voor toekomstige leerkrachten. Rob Bartels, docent aan de pabo van Hogeschool InHolland, waarschuwt dat we het vak burgerschap niet door een medische bril moeten bekijken. ‘Stop er een pilletje burgerschap in en er komt democratische gezindheid uit. Zo werkt het niet. Of en hoe een democratische gezindheid zich ontwikkelt is ook afhankelijk van de omgeving en samenleving waarin kinderen opgroeien. De school is geen eiland.’ Wat hij de toekomstige juffen en meesters onder andere bij wil brengen is dat zij democratische principes in het onderwijs zelf integreren, de dialoog aangaan met leerlingen uit verschillende culturen, hun oordeelsvermogen helpen ontwikkelen en verantwoordelijkheid leren nemen voor de omgeving, natuur en maatschappij. ‘Laat kinderen onderzoeken hoe iets zit en hoe je zaken kunt begrijpen. Dat gaat aan meningen vooraf.’

Hoe praat je in de klas bijvoorbeeld op een respectvolle manier over controversiële maatschappelijke kwesties als Zwarte Piet? Wat betekent vrijheid van meningsuiting als het gaat om uitlatingen die kwetsend voor anderen zijn? Gemeente Den Haag liet adviseur Samira Bouchibti de methodieken op schrift stellen waarmee Haagse scholen sinds twee jaar werken. In juni 2018 verscheen haar Handboek maatschappelijke en sociale thema’s voor docenten en onderwijsprofessionals, dat ook lezenswaard is voor geïnteresseerden buiten Den Haag. Het geeft concrete tips en tools voor hoe je burger- en Nederlanderschap in de klas aan de orde stelt, leerdoelen rond begrippen als vrijheid, identiteit en morele oordeelsvorming rond maatschappelijke thema’s als etnisch profileren, islam en rechten van homo’s, lesbiennes en transgenders. Bouchibti houdt leerkrachten voor een balans te zoeken tussen een open houding, luisteren, normeren, informeren en sturen. Pareer meningen als ‘Asielzoekers zijn criminelen’, die gebaseerd zijn op gevoel en vooroordeel, met feiten, stelt zij. Laat leerlingen onderzoeken hoe het echt zit.

Moeder aller adviezen en daarom helemaal voorin het handboek te vinden, is het overstijgen van wij/zij-denken. Anders betrekken leerlingen (en leerkrachten) meteen vast hun stellingen en zetten hakken in het zand. De opdracht van de gemeente lijkt vooral ingegeven door de wens en het streven de Nederlandse grondrechten, waarden en wat ons in dit land bindt over het voetlicht te brengen. Het boek is een dialoog met tweede of derde generatie kinderen van gastarbeiders, jonge moslim/a/s en leerlingen met Surinaamse roots en heet niet voor niets Waarom zijn wij Nederlander? Bij de voorbeelden, vragen en tips over hoe de leerkracht in gesprek zoekt met leerlingen gaat het om kinderen die zich meer moslim, Surinamer of Turk dan Nederlander voelen of het recht opeisen om te vinden dat homo’s vies zijn, zoals Wilders ‘Minder Marokkanen’ mag roepen. Het benadrukken van ‘onze’ waarden en ‘onze’ samenleving dient om duidelijk te maken dat mensen die hier geboren zijn, de taal spreken en een Nederlands paspoort hebben erbij horen en gewoon Nederlander zijn, ongeacht huidskleur, afkomst (voor)ouders, geaardheid, etc. Als die leerlingen vanuit een ander ‘ons’ praten, van thuis, Turkije of het slavernijverleden, ben je er nog niet. Het is goed de norm te stellen dat de vrijheid van de een ophoudt waar die van de ander in het gedrang komt, het belang van zelfbeschikking te benadrukken en de keerzijden van verlokkingen van een criminele loopbaan expliciet te adresseren. En de methodieken in het boek zijn degelijk uitgewerkt en bruikbaar. Als het echter uitsluitend gaat om twistpunten tussen oude en nieuwe Nederlanders komt de dichotomie tussen ‘wij’ en ‘zij’ elke keer terug. Dan wordt de beperking tot één doelgroep een tekortkoming van het boek en de methodieken. Misschien helpt het bij normstellend lesgeven over burgerschap ook andere vormen van ongewenst of crimineel gedrag aan de kaak te stellen. Milieucriminelen die afval van hun illegale drugslaboratoria in de natuur dumpen, zware jongens van motorclubs die in wapens handelen, vrouwenhandelaren en witwassers onder de rijken. Ook positieve voorbeelden kunnen het blikveld verbreden, bijvoorbeeld omkijken naar ouderen zoals onze Marokkaanse Nederlanders dat doen. Als we maar uit de groef komen van ‘wij’ en ‘zij’, Hollanders en moslims (die zich zouden moeten aanpassen), want zo netjes rond lopen lijnen tussen bevolkingsgroepen natuurlijk niet.

Waarom zijn wij Nederlanders? Handboek maatschappelijke en sociale thema’s voor docenten en onderwijsprofessionals, Samira Bouchibti, juni 2018 is een uitgave van Gemeente Den Haag

Categorie: Weblog

Mienskipkeunst in Franeker

15 juni 2018 door Annemiek Onstenk

Insideout heet het panoramisch doek dat tot eind juli te zien is bij Groot Lankum in Franeker. Ruim honderd (ex)psychiatrische patiënten uit Friesland schilderden een kleurig landschap van stemmingen. ‘Ik ben vrolijker geworden,’ zegt een van de panoramisten. Panorama Franeker is community art die niet alleen de kijkers opfleurt, ook de makers.

in: Deviant, juni 2018

Thea Gerritsen bedacht twee jaar geleden dat zij in het kader van Leeuwarden, culturele hoofdstad 2018 wilde laten zien dat er in psychisch kwetsbare mensen kunstzinnige talenten schuilen. Het gaat haar als raadsvrouw in de ggz aan het hart dat zij zo vaak kansarm zijn, terwijl ze zoveel kunnen. Zij betrok kunstenaar Baukje Spaltro, zelf ervaringsdeskundige in de psychiatrie, bij het ontwikkelen van een kunstproject. Hun plan groeide uit tot megaproject Panorama Franeker, waar (ex)cliënten uit de hele provincie bij betrokken zijn, maar ook veel zorg- en welzijnsorganisaties, begeleiders, sponsors en gemeenten.

Binnenstebuiten

Op negen locaties in de provincie ging Spaltro aan de slag met groepen (ex)cliënten uit de ggz. Iedere groep kreeg de opdracht de eigen beleving van het Friese landschap uit te beelden op het doek. De deelnemers begonnen met praten en brainstormen, vervolgens schilderden zij in samenwerking onder andere wouden, duinen en het wad. Baukje Spaltro maakte van de negen doeken één panoramisch geheel van 40 meter in de rondte, het landschap van stemmingen waar deelnemers hun binnenwereld naar buiten brengen. Insideout.

Elisa (34) uit Heerenveen schilderde vogels, molens en riet. Op de dagbesteding waar ze ? keer per week naartoe gaat, maakte ze altijd donkere duistere schilderwerken. Voor het panorama gebruikte ze heldere kleuren en ze blijft met kleur werken, vertelt ze. ‘Ik ben vrolijker geworden.’ Ook Yaron (29) uit Heerenveen schilderde al bij de dagbesteding. ‘Ik heb ADD, daarom is het druk in m’n hoofd. Schilderen houdt me helder, het geeft me focus.’ Hij werd uitgenodigd mee te doen met het kunstproject van Thea Gerritsen en Baukje Spaltro. Dat beviel. ‘Dat uit het niets zoiets moois kan ontstaan is fascinerend. Ik vond het wordingsproces nog leuker dan het eindproduct.’ De vrijheid waarin hij kon schilderen had voor hem toegevoegde waarde. ‘Ik heb verschillende banen gehad, maar viel steeds uit vanwege de werkdruk. Hier voelde ik me vrijer en meer gewaardeerd dan in een gewone werkkring.’ Anneke (58) uit Sneek kreeg rond haar 50ste een depressie en later de diagnose autisme. Zij begon op haar 53ste met schilderen. ‘Wat je met woorden niet kunt, kun je beeldend wel uitdrukken.’ Ze schilderde onder andere een molletje. ‘Dat is een metafoor voor mezelf: blind en in de luwte.’

Samenwerken

Naast het vanuit de eigen beleving kunst creëren, noemen mensen samenwerken als tweede positieve effect van Panorama Franeker. Elisa dacht dat zij moeite zou hebben met samenwerken in een groep. ‘Ik nam echter de leiding en zorgde zelfs voor anderen. Je realiseert ook dat je niet de enige bent met psychische problemen. De samenwerking heeft me heel goed gedaan. Jammer dat het maken van het panorama afgelopen is.’ Anneke hield aanvankelijk de boot af. ‘Werken in een groep is niet mijn ding, maar bij het panorama schilderen ontmoette ik heel interessante mensen. Ik kwam in een andere wereld dan normaal. Je voelt elkaars kwetsbaarheid. Je bent wie je bent en hoeft je hier niet te verdedigen. Ik hoop contact te houden met de vriend/inn/en die ik maakte. Ik heb niet veel vrienden, dit heeft echt wat extra’s geboden.’

Artistiek leider Baukje Spaltro is meer dan trots op het kleurige resultaat en haar mienskip, haar gemeenschap van panoramisten. ‘Panorama Franeker nodigt je uit om anders te kijken naar het Friese landschap, de ander en de psychiatrie.’

Het Panorama Insideout is tot 29 juli te bewonderen op het terrein van GGZ Friesland Groot Lankum in Franeker www.panoramafraneker.nl

Categorie: Psychische kwetsbaarheid, Weblog Tags: kunst en psychiatrie

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Pagina 5
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 26
  • Ga naar Volgende pagina »

Primaire Sidebar

Weblog
  • Taalapartheid
    Zoals witte daders van misdrijven geen kleur hebben, hebben jongens en mannen in de media geen geslacht. Vrouwen en meisjes ...
  • Open brieven van Lidija Tsjoekovskaja (1907-1996)
    ‘Het woord van de waarheid is onoverwinnelijk, een triomf van de geest,’ aldus schrijver Lidija Tsjoekovskaja in 1974 . Onlangs ...
  • Toegankelijk 3.0
    ‘Mag ik voor je bidden?’ vraagt een omstander de jonge student in een rolstoel. ‘Zal ik je helpen oversteken,’ zeg/vraagt ...
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • ...
  • 51
  • >>

Artikelen

Selecteer subcategorie
category
6830cb5a164ed
1
1
27
Loading....

Volg mij op

  • LinkedIn

© 2025 Annemiek Onstenk, journalist | Tekst, redactie & research | Techniek WordPress | Realisatie Zin in Webdesign