Mensen met psychiatrische problemen zijn onderbedeeld in het lokale Wmo-beleid, vinden belangenorganisaties. In het hele land zijn kritische geluiden te horen. Wat kan beter?
Goed oud nieuws
Mijn week begon met het lezen van een boeiende maar verontrustende reportage over verscheurde wereldsteden in NRC Handelsblad van 6 februari jl. Twee journalisten schrijven over de volstrekt gescheiden werelden van arm en rijk in zowel Nairobi als Parijs, bezien vanaf de arme kant. De problemen en uitzichtloosheid van bewoners in de sloppenwijken van Nairobi vertonen verbluffende gelijkenissen met die van de onderklasse in de Parijse Periferique. De meeste dubbeltjes worden nooit kwartjes. Kinderen hebben wel dromen maar geen kansen. Geweld is dagelijkse kost. Een van de geïnterviewde Keniase mannen (in het twaalf pagina’s lange verhaal komt één vrouw voor) zegt dat Afrika het beste weer langs tribale scheidslijnen kan worden opgedeeld. Een Parijse Periferique bewoner verlaat zich liever op Europa, als geheel van groeperingen en volkeren, dan op Frankrijk. De politiek kan de vraag naar ‘de’ Franse identiteit wel op de agenda zetten, hij gelooft niet meer in de natiestaat.
In de loop van de week lees ik Niemands land. Biografie van een ideaal van Marcel van Dam, voormalig staatssecretaris, PvdA- en VARA-coryfee en altijd rebel. Het had ook teloorgang en wederopgang van een ideaal kunnen heten. Natuurlijk draaft hij wel eens door (‘Ouderen zijn gedegradeerd tot kostenpost.’) en schrijft ook hij vooral vanuit mannelijk perspectief, maar door de bank genomen is het een grondige maatschappijanalyse. Niemands land is bovendien een zeer leesbare tirade tegen de wijze waarop de en de neoliberalen, inclusief zijn eigen PvdA, de verzorgingsstaat aan de markt hebben uitgeleverd, gelovend dat ‘wie je bent en wordt’ je eigen verdienste is in Nederland (meritocratie). De scheidslijnen zoals de NRC-journalisten die zien in Nairobi en Parijs, zijn bij Van Dam groeiende kloven tussen arm en rijk, tussen losers en winners.
Het actuele nieuws is dat Nederland aan de vooravond staat van een onethisch reveil. De banken zijn gered. Binnenkort – na de gemeenteraadsverkiezingen – kan het bezuinigingscircus voor de gewone mensen beginnen. 150.000 mensen verloren tot nu toe hun baan door de huidige crisis en het worden er meer. Zorg- en welzijnsvoorzieningen zullen minder worden. Nederland heeft dat allemaal al eens meegemaakt. Misschien gooit de beslissing over wel of niet met Nederlandse militairen in Uruzgan blijven roet in het eten en haalt het kabinet Balkenende IV de bezuinigingen niet. Vervroegde landelijke verkiezingen kunnen een kans op beter zijn, maar ook een bedreiging. De weerzin tegen het politieke bedrijf is groot. Daar zal zelfs een gouden medaille voor Kramer op de 5000 meter in Svencouver, met de kroonprins én de premier op de tribune, niet veel aan veranderen.
Je wordt er niet vrolijk van.
Gelukkig is er goed oud nieuws. Op 11 februari was het 20 jaar geleden dat Nelson Mandela vrijkwam na 28 jaar gevangenis. ZAM Africa Magazine herdacht die historische gebeurtenis met een reünie van de voormalige Anti-Apartheidsbeweging Nederland (AABN), die de vrijheidsstrijd van zwart Zuid-Afrika vanuit ons land steunde. Mandela belichaamde toen de hoop op vrede, democratie en het overwinnen van rassenscheiding. Die hoop herleeft bij het zien van de tv-beelden van zijn vrijlating in 1990. Misschien kunnen de publieke en commerciële zenders ze in het kader van duurzaamheid af en toe recyclen, als tegenwicht tegen het vele slechte nieuws dat tot ons komt.
Elke wijk zijn eigen team
Na twee jaar soebatten heeft de gemeente De Bilt haar ideaal: integrale zorgteams. Sinds 1 november zijn drie zorgorganisaties gehouden hun klanten verpleging, verzorging én huishoudelijke hulp te bieden, elk in een ‘eigen’ deel van De Bilt. [Lees meer…] overElke wijk zijn eigen team
Handelingsonbekwaam
Pleegouders kunnen geen paspoort of bankrekening aanvragen voor het kind dat aan hun zorgen is toevertrouwd. Het gezag over pleegkinderen ligt bij de biologische ouders of de gezinsvoogd. Pleegouders beslissen niet over de schoolkeuze, noch over eventuele operaties, omgangsregeling of buitenlandse reis. Groeit het kind op en krijgt het, met toestemming van de biologische ouder of gezinsvoogd, een eigen bankrekening, dan zijn zíj bewindvoerder over die rekening, niet het minderjarige kind of de pleegouder.
Wat genoemde levensverrichtingen betreft zijn pleegouders handelingsonbekwaam, net als gehuwde vrouwen voor 1956.
De wetgever noemt personen handelingsonbekwaam als ze niet voor zichzelf kunnen zorgen (laat staan voor een ander) of tegen zichzelf beschermd moeten worden, zoals mensen met een verstandelijke beperking en verslaafden. Zij worden onder curatele gesteld, kunnen niet zelfstandig handelen en moeten voor elke belangrijke beslissing in hun leven toestemming vragen. Pleegouders – het woord zegt het al – zorgen per definitie voor een ander maar kunnen wat betreft hun pleegkinderen niet juridisch handelen, hoe lang zij ook voor hen zorgen.
Bij gehuwde partners met kinderen gaat bij echtscheiding het gezag meestal naar de verzorgende ouder. Ook in geval van Nederlandse ouders die met een buitenlandse partner waren getrouwd en na scheiding in conflict komen over het ouderlijk gezag, wijst de rechter het gezag meestal toe aan de verzorgende ouder. Bij pleegzorg is feitelijk het tegenovergestelde het geval, daar ligt het gezag bij de níet-verzorgende ouder.
Hoewel er meer aandacht is gekomen voor de rechtspositie van pleegouders (en die van pleegkinderen is daar nauw mee verbonden), zijn er nog geen tekenen dat deze scheve situatie wordt rechtgetrokken.
Halen en brengen
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) inspireert mensen tot creatief en sociaal ondernemen. Zoals Sonja Visser uit Venlo. Zij zette een participatiecentrum op voor mensen aan de rand van de samenleving.
De overheid spreekt mensen met de Wmo aan op hun zelfstandigheid en eigen verantwoordelijk-heid, op meedoen en betrokkenheid. Of het nu gaat om zelfredzaamheid thuis, (vrijwilligers)werk, inburgering of buurtactiviteiten. Gemeenten beschikken over een participatiebudget voor voorzieningen rond werk, inkomen, zorg en welzijn.
Het participatiecentrum van Sonja Visser past goed in dit beleid. Bezoekers lopen haar centrum binnen voor informatie, advies of een verwijzing. Ze kunnen er ook terecht voor dagbesteding, scholing, ondersteuning, begeleiding, coaching, ja zelfs crisisinterventie, activering, een participatiebaan of een opstapje naar begeleid/regulier werk. Visser wil mensen ondersteunen bij het beklimmen van de zogenoemde ‘participatieladder’: via contacten leggen en ontmoeten naar activiteiten en (vrijwilligers)werk. Sleutelbegrippen zijn ‘zelfregie’ en ‘maatschappelijk herstel’, waarbij de nadruk ligt op wat mensen kunnen en te bieden hebben, niet op hun kwetsbaarheid. ‘Maatschappelijk herstel is meer dan arbeidsre-integratie alleen,’ zegt Visser.
De deelnemers zijn er bovendien niet alleen voor zichzelf, ze zijn er ook voor elkaar: met hun ervaringsdeskundigheid kunnen zij elkaar wederzijds van dienst zijn. ‘Lotgenoten helpen is een zinvolle dagbesteding, die bovendien vaardigheden en zelfvertrouwen oplevert.’ De dagactiviteiten zijn zowel zorg als (vrijwilligers)werk. Sonja Visser noemt haar methode ‘halen en brengen’, waarbij rollen van klant (doorgaans halen) en professional (meestal brengen) kunnen wisselen.
Het centrum bevindt zich niet op een eiland. Visser werkt samen met maatschappelijke partners, het zorgkantoor en de Sociale dienst. Zij vinden Visser’s manier van werken verfrissend. De gemeente verwijst mensen in de bijstand naar het participatiecentrum van Visser. Er zijn vijf mensen een participatiebaan vanuit de afdeling Werk, Inkomen en Zorg, en vijf vrijwilligers. Tien mensen doorlopen een begeleidingstraject.
Sonja Visser heeft haar centrum gerealiseerd met vrijwillige inzet, zonder een beroep te doen op gemeentesubsidie of AWBZ-vergoeding. Nu haar centrum draait en vaste vorm heeft gekregen, heeft ze gemeente Venlo om subsidie gevraagd. Ze vindt dat budgetten de mensen moeten volgen in plaats van dat mensen in wettelijke regelingen moeten passen. Haar pogingen om subsidie te krijgen voor het participatiecentrum hebben tot nu toe niet tot resultaat geleid.
Wmo-staatssecretaris Bussemaker heeft gemeenten onlangs gevraagd de schotten tussen de Wet werk en bijstand, de Wmo en de Wet sociale werkvoorziening weg te nemen en één breed pad te effenen voor participatie. Zal Venlo vandaag of morgen met meer over de brug komen dan het inkopen van trajecten?
Gemeente Venlo laat desgevraagd weten dat de diensten en trajecten van het participatiecentrum voor financiering in aanmerking komen, maar het nieuwe centrum zelf niet. Wel kan Visser haar activiteiten uitvoeren vanuit een bestaande laagdrempelige en door de gemeente gesubsidieerde ontmoetingsruimte, zoals een dagactiviteitencentrum of gemeenschapshuis.
Café Mogadishu
Het was weer zover: een avond over de islam. Nu je als journalist nauwelijks meer meetelt wanneer je niet met tientallen mensen twittert (‘Ik wordt gevolgd door 144 mensen, terwijl ik er nooit iets op doe!’, hoorde ik een collega-journalist tegen z’n buurman opscheppen.) en niet honderden mensen in je LinkedIn netwerk hebt, dan toch minstens Het Islamdebat volgen.
In de Rode Hoed werd het boek Café Mogadishu van Robbert van Lanschot gepresenteerd. De auteur bood het boek aan aan niemand minder dan minister Eberhard van der Laan. NRC-journalist Pieter van Os leidde de avond. In de aankondiging las ik bovendien dat Van Lanschot tijdens zijn ‘omzwervingen in een ander Nederland’ verontrustende dingen had ontdekt. Dit beloofde een interessante avond te worden.
In de zaal veel grijze oude en jonge nieuwe Nederlanders. Van Lanschot is diplomaat voor Buitenlandse Zaken en verkeerde veel in verre, exotische landen. Hij deed de nodige ervaring op in brandhaarden als Bosnië. ‘Overzee’ is het mooiste woord in de Nederlandse taal dat ik ken, stelde hij bij de presentatie. Mede door zijn internationale gerichtheid was het Robbert van Lanschot kennelijk niet eerder dan pas onlangs opgevallen dat een wijk als de Schilderswijk in zijn woonplaats Den Haag van kleur was verschoten. Hij besloot op avontuur uit te gaan om dat ‘andere Nederland’ te leren kennen. Zo komt hij erachter waarom moslims op straat spugen. Volgens de voorschriften mogen zij tijdens de ramadan tussen zonsopgang en zonsondergang geen speeksel doorslikken, dus spuugt men op de grond. Voor eigen speeksel doorslikken wordt wel eens een oogje dicht gedaan, maar het speeksel van een ander doorslikken, bijvoorbeeld na tongzoenen, is een doodzonde.
Er wordt besmuikt gelachen.
Van Lanschot leest een aantal passages uit Café Mogadishu voor, waaronder een stukje over een jongensuur in een moskee dat hij bij mag wonen. De bijeenkomst is aangekondigd als les in Nederlandse normen en waarden, maar blijkt gewoon een Koranles te zijn. Betrapt!
Een volgende passage gaat over een imam die jonge moslimmannen onderwijst over het veroveren van een vrouw. Toon respect tegenover de vader en doe het rustig aan, aldus de imam, bied niet meteen een heel schaap aan, want je weet nooit of de deal doorgaat. Vergelijk het met de aankoop van een auto: een ander kan er ook in geïnteresseerd zijn.
Inderdaad, erg genoeg.
Hier en daar voorzichtig gelach in de zaal.
De uitsmijter van de avond is de waarneming van de auteur in een benzinestation. De wegen van moslims en Hollanders, zoals Van Lanschot nieuwe en oude Nederlanders noemt, scheiden zich na het tanken. De moslim koopt er een flesje water bij en rekent af. De Hollander trekt eerste een broodje ham uit de muur, koopt vervolgens snoep, etc. Voor moslims is dat haram (onrein, verboden), zegt Van Lanschot. Hij vult deze metafoor aan met de informatie dat er in moslimkringen lijsten circuleren met verboden E-stoffen in voedingswaren. Het brengt hem tot de conclusie dat er van de integratie in Nederland weinig terecht komt als moslims ‘onze kaas, ons vlees noch ons brood’ mogen eten.
Aarzelend steken enkele hier geboren nieuwe Nederlanders hun hand op. Houdt de man met wie zij zulke aardige gesprekken voerden, hen voor het lapje? Zet hij hen, hun cultuur en religie voor paal? Om maar eens twee oer-Hollandse gezegden te gebruiken. ‘Ik eet ook wel eens een broodje bij Deli France, niet met ham, maar met kruidenkaas,’ zegt een van hen. En een ander: ‘Vegetariërs of orthodoxe joden hebben toch ook hun speciale voedselgewoonten?’ So what?
Opnieuw een boek over het ene en het andere Nederland, ons en hun land, wij en zij.
Bij zijn inleiding had Van Lanschot gezegd in Nederland te vrezen voor segregatie en burgeroorlog, zoals in voormalig Joegoslavië. Hij verwijst zelfs naar de joden in de jaren dertig van de vorige eeuw: zij waren goed geïntegreerd, geassimileerd zelfs, maar toch liep het verkeerd met hen af.
Van der Laan is vol lof over het boek. Van Lanschot doet hem zowaar denken aan Multatuli! De angst en zorgen van Van Lanschot deelt hij echter niet. De minister heeft ‘vertrouwen’ en ‘goede hoop’.
Als Van der Laan zo enthousiast is, moet Café Mogadishu zeker kwaliteit hebben. Maar met zulke karikaturen en generalisaties als bij de presentatie, komen we niet verder in Nederland. Hoe kan een bereisd persoon zo wereldvreemd reageren? Ik denk aan de Somalische vluchtelingen die Nederland tien jaar geleden verruilden voor Engeland en daar Brinta, Nutrix en Calvé-pindakaas eten, omdat ze niet meer zonder kunnen. Speelt daar dan het probleem van overintegratie?
Van Lanschot zal het allemaal goed bedoelen. Maar als hij, tien jaar na het artikel het multiculturele drama van Paul Scheffer, boodschapper wil zijn, moet hij meer in zijn mars hebben. Diplomatieker zijn misschien. Nu manifesteerde hij zich vooral als een Catweazle van de Lage landen.