Uitvallen door stress: dat gebeurt anderen. Dat is wat de meeste mensen denken, totdat het ook hen toch een keer overkomt. [Lees meer…] overKoester het mentale kapitaal
Arbeid en sociale zekerheid
“Oost-Europese vrouwen alternatief voor verpleeghuis”
Oost-Europese vrouwen bieden 24-uurs hulp in huis in Nederland. Krijgt na de bouw en de tuinbouw ook de thuiszorg te maken met Oost-Europese concurrentie? [Lees meer…] over“Oost-Europese vrouwen alternatief voor verpleeghuis”
‘Tessa doet alles voor m’n moeder. ‘Inwonende thuishulp: een ideale oplossing?
24-uurs zorg door Bulgaarse hulpen voor maar € 1200,- per maand. Ouderen kunnen langer thuis blijven wonen, de kosten voor zorg dalen.
in Financieele Dagblad – 2010
Martha Schuyt is een kleine vrolijke dame van 93. Twee jaar geleden brak ze haar heup bij een val; ze werd geopereerd en revalideerde. Omdat ze ook begon te dementeren, was terugkeer naar huis niet mogelijk; ze kon niet lang meer alleen blijven. Haar beide dochters werkten en waren niet in staat om haar te verzorgen. Ook thuiszorg was geen optie. ‘Die vrouwen komen maar even,’ zegt dochter Loes Schuyt. Het zag er naar uit dat haar moeder het huis in Haarlem, waar ze al sinds 1945 woont, en haar vier poezen zou moeten verlaten. Tot Loes bij de huisarts een folder zag liggen van Seniorcare24, bemiddelaar voor inwonende zorghulpen: ‘We belden en een paar dagen later hadden we een aardige Bulgaarse vrouw in huis, Chrissie. Zij kreeg al snel heimwee en is teruggegaan. Toen kwam Tessa, uit Sofia. Zij werkt hier nu ruim acht maanden.’ De Bulgaarse is 58 jaar oud, moeder van vier kinderen, oma van een kleinkind en naar Nederland gehaald om te werken als thuishulp. Haar (zieke) man woont in Bulgarije.
Mevrouw Teunissen is 75 jaar. Sinds ze een jaar geleden een herseninfarct kreeg, is ze aan één kant verlamd. Aanvankelijk ging mevrouw Teuben naar een verpleeghuis, waar weinig naar haar werd omgekeken. Toen dochter Angèle Seniorcare24 ontdekte en thuishulp aanvroeg, kon haar moeder weer terug naar huis. ‘Omdat ze veel medicijnen gebruikt en diabetes heeft, is er hulp voor dag en nacht nodig.’ Mevrouw Teunissen heeft daarom twéé Bulgaarse hulpen, die elkaar afwisselen. In het begin kwam Angèle Ricardo, als dochter en mantelzorger, regelmatig over de vloer om te kijken of alles goed ging. ‘Ik deed voor hoe ze m’n moeder insuline moesten inspuiten, nu doen zij het. Eén van de vrouwen werkte in Bulgarije als verpleegkundige.’ Angèle Ricardo is tevreden over de thuishulpen en haar moeder ook.
Datzelfde geldt voor mevrouw Schuyt. Behalve huishoudelijke hulp en persoonlijk verzorgster is Tessa ook haar gezelschapsdame. De oude dame praat graag en maakt voortdurend grapjes. Veel terugzeggen kan de hulp niet, daarvoor is ook zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig. Begrijpen doet ze mevrouw Schuyt door het intensieve dagelijkse contact wel. Ze oefenen geregeld Nederlandse woordjes samen en Tessa probeert, met ondersteuning van een woordenboek, ook stukjes in de krant te lezen.
Het bijzondere van de Bulgaarse hulpen is dat ze inwonen bij hun zieke of hulpbehoevende mevrouwen. Anders dan de naam van bemiddelingsbureau Seniorcare24 suggereert, hebben de vrouwen niet 24 uur per dag, zeven dagen per week dienst. Tessa heeft een werkweek van 50 uur. Welke uren ze werkt en vrij is, gaat in overleg. Af en toe pakt ze de fiets naar het centrum van de stad, maar de meeste tijd is Tessa aan het poetsen, opruimen, koken en in de weer met mevrouw Schuyt. ‘Tessa doet alles voor m’n moeder. Ze is eigenlijk té goed,’ aldus dochter Loes. ‘Mama kan zelf ook nog wel iets, ze zou meer zelf moeten doen.’
De thuishulpen van Seniorcare24 worden betaald uit het pgb of met eigen geld van de cliënten/gebruikers. Mevrouw Schuyt krijgt een pgb van rond de € 4000,- per maand. Voor ‘Tessa’ betaalt ze € 1800,- aan Seniorcare24. Mevrouw Teuben betaalt € 3740,- per maand aan Seniorcare24 en aan een zorgadviesbureau dat de pgb-administratie verzorgt. De thuishulpen zelf ontvangen een salaris van ongeveer € 1200,-. ‘In het contract staat dat Seniorcare24 voor alle sociale lasten zorgt,’ zegt dochter Angèle.
Silvia Muller van Seniorcare24 bevestigt dat. ‘De vrouwen worden geworven en geselecteerd, betaald en verzekerd door een Bulgaars bedrijf, Bauring. Dat detacheert hen voor werk in Nederland. Dat kan omdat Bulgarije lid is van de Europese Unie.’
Volgens Muller is internationale detachering een zaak tussen overheden, in dit geval Bulgarije en Nederland. Aan Nederlandse zijde loopt de detachering via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Silvia Muller: ‘De vergunning wordt telkens voor één jaar afgegeven en mag wettelijk niet langer dan vijf jaar duren.’
Navraag bij de SVB leert dat een organisatie als Seniorcare24 voor arbeidskrachten uit Bulgarije (en voor Roemenen geldt hetzelfde) een werkvergunning nodig heeft van het UWV Werkbedrijf. Of de gekozen constructie door de beugel kan, valt dus te bezien.
Mensen die personeel inhuren met een pgb worden in Nederland beschouwd als werkgevers. Zij moeten een administratie bijhouden en loonbelasting betalen. Volgens Silvia Muller betaalt Bauring die loonbelasting aan Nederland. De instantie die het pgb verstrekt, het zorgkantoor of de gemeente, houdt met geregelde controles op de pgb-boekhouding een vinger aan de pols of alles volgens de regels verloopt. Tegen de inkoop van zorg in het buitenland bestaat geen bezwaar.
In de VS, maar ook in bijvoorbeeld Italië en Oostenrijk is inwonende thuishulp een normale vorm van zorg. Seniorcare24 denkt dat er ook in Nederland een markt voor is. Muller is het bedrijf nog aan het opbouwen. ‘Volgend jaar zorgen we voor diplomering van de vrouwen. Ze moeten bijvoorbeeld kunnen omgaan met demente ouderen, een stoma kunnen verzorgen en iets afweten van medicijnen.’
Tessa, in Bulgarije was ze naaister, is kennelijk een natuurtalent. De omgang met de licht demente mevrouw Schuyt, die naar eigen zeggen best ‘stout’ kan zijn, verloopt uitstekend. Van haar beperkingen is in de omgang niet veel te merken. Bij het afscheid nemen maakt de oude dame enkele danspasjes, om te laten zien wat ze nog allemaal kan. Voor haar is de inwonende thuishulp in ieder geval de ideale oplossing.
De namen van de geïnterviewden die anoniem willen blijven, zijn gefingeerd.
Halen en brengen
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) inspireert mensen tot creatief en sociaal ondernemen. Zoals Sonja Visser uit Venlo. Zij zette een participatiecentrum op voor mensen aan de rand van de samenleving.
De overheid spreekt mensen met de Wmo aan op hun zelfstandigheid en eigen verantwoordelijk-heid, op meedoen en betrokkenheid. Of het nu gaat om zelfredzaamheid thuis, (vrijwilligers)werk, inburgering of buurtactiviteiten. Gemeenten beschikken over een participatiebudget voor voorzieningen rond werk, inkomen, zorg en welzijn.
Het participatiecentrum van Sonja Visser past goed in dit beleid. Bezoekers lopen haar centrum binnen voor informatie, advies of een verwijzing. Ze kunnen er ook terecht voor dagbesteding, scholing, ondersteuning, begeleiding, coaching, ja zelfs crisisinterventie, activering, een participatiebaan of een opstapje naar begeleid/regulier werk. Visser wil mensen ondersteunen bij het beklimmen van de zogenoemde ‘participatieladder’: via contacten leggen en ontmoeten naar activiteiten en (vrijwilligers)werk. Sleutelbegrippen zijn ‘zelfregie’ en ‘maatschappelijk herstel’, waarbij de nadruk ligt op wat mensen kunnen en te bieden hebben, niet op hun kwetsbaarheid. ‘Maatschappelijk herstel is meer dan arbeidsre-integratie alleen,’ zegt Visser.
De deelnemers zijn er bovendien niet alleen voor zichzelf, ze zijn er ook voor elkaar: met hun ervaringsdeskundigheid kunnen zij elkaar wederzijds van dienst zijn. ‘Lotgenoten helpen is een zinvolle dagbesteding, die bovendien vaardigheden en zelfvertrouwen oplevert.’ De dagactiviteiten zijn zowel zorg als (vrijwilligers)werk. Sonja Visser noemt haar methode ‘halen en brengen’, waarbij rollen van klant (doorgaans halen) en professional (meestal brengen) kunnen wisselen.
Het centrum bevindt zich niet op een eiland. Visser werkt samen met maatschappelijke partners, het zorgkantoor en de Sociale dienst. Zij vinden Visser’s manier van werken verfrissend. De gemeente verwijst mensen in de bijstand naar het participatiecentrum van Visser. Er zijn vijf mensen een participatiebaan vanuit de afdeling Werk, Inkomen en Zorg, en vijf vrijwilligers. Tien mensen doorlopen een begeleidingstraject.
Sonja Visser heeft haar centrum gerealiseerd met vrijwillige inzet, zonder een beroep te doen op gemeentesubsidie of AWBZ-vergoeding. Nu haar centrum draait en vaste vorm heeft gekregen, heeft ze gemeente Venlo om subsidie gevraagd. Ze vindt dat budgetten de mensen moeten volgen in plaats van dat mensen in wettelijke regelingen moeten passen. Haar pogingen om subsidie te krijgen voor het participatiecentrum hebben tot nu toe niet tot resultaat geleid.
Wmo-staatssecretaris Bussemaker heeft gemeenten onlangs gevraagd de schotten tussen de Wet werk en bijstand, de Wmo en de Wet sociale werkvoorziening weg te nemen en één breed pad te effenen voor participatie. Zal Venlo vandaag of morgen met meer over de brug komen dan het inkopen van trajecten?
Gemeente Venlo laat desgevraagd weten dat de diensten en trajecten van het participatiecentrum voor financiering in aanmerking komen, maar het nieuwe centrum zelf niet. Wel kan Visser haar activiteiten uitvoeren vanuit een bestaande laagdrempelige en door de gemeente gesubsidieerde ontmoetingsruimte, zoals een dagactiviteitencentrum of gemeenschapshuis.
‘Sex workers willen rechten, geen redding.’
Omdat prostituées per definitie als slachtoffers worden gezien, zijn ze kwetsbaar voor vrouwenhandelaren, zegt de Oegandese Kyomya Macklean van WONETHA, een organisatie die opkomt voor sex workers. ‘Wij leren prostituées voor zichzelf op te komen en trots te zijn. Veel vrouwen hebben dit vak gekozen.’
[Lees meer…] over‘Sex workers willen rechten, geen redding.’Mobiliteit rijksambtenaren
Special PM, 2008
Personele mobiliteit is geen Haagse kwestie. Zeventig procent van de rijksambtenaren werkt buíten Den Haag, bijvoorbeeld bij de regionale kantoren van de Belastingdienst, Rijkswaterstaat of inspectiediensten. Voor de interdepartementale mobiliteitsorganisatie (MO) reden aansluiting te zoeken bij regionale netwerken en de contacten daar stevig aan te binden.
Nu de rijksoverheid moet krimpen, stimuleren mobiliteitswerkers van de ministeries vooral de niet-Haagse ambtenaren eens buiten de muren van hun departement te gaan kijken. Bijvoorbeeld bij een uitvoeringsorganisatie of een gemeente. ‘Werken bij het rijk is geen lifelong agreement meer,’ zegt Elies Sevriens, regiomanager van de MO voor Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Aan haar de taak de arbeidsmogelijkheden in dit gebied in beeld te brengen. Sevriens analyseert de sterke en zwakke kanten vanuit het oogpunt van werkgelegenheid, bezoekt vestigingen van zelfstandige bestuursorganen in de regio en neemt actief deel aan een aantal bestaande netwerken van gemeenten en sociale partners. ‘De samenwerking is goed. We informeren elkaar over bijvoorbeeld moeilijk te vervullen vacatures. Een gemeente benaderde mij onlangs met de vraag om gekwalificeerde mensen uit mijn rijksnetwerk. Dat is geweldig.’
Daarnaast zet zij zelf een nieuw, op Zuid-Nederland gericht samenwerkingsverband op voor P & O-ers en mobiliteitsmedewerkers van de verschillende ministeries. ‘De MO brengt hen met elkaar in contact om manieren van werken en informatie over loopbaanactiviteiten uit te wisselen. Ook kijken we waar vacatures of stageplaatsen zijn. Ik vervul een soort makelaarsfunctie: wat heeft de ene groep nodig en waar kan de andere eventueel helpen? Tijdens de bijeenkomsten vindt een interessante kruisbestuiving plaats tussen departementale professionals.’ Hier schuift ook een jobsearcher aan (‘nieuw voor de overheid,’ aldus Sevriens), die op verzoek van departementen naar geschikte functies zoekt.
Ad Smets is één van de professionals uit Sevriens’ mobiliteitsnetwerk. Hij is manager van Transforce, de mobiliteitsorganisatie van het ministerie van Landbouw, natuur en visserij (LNV), dat net als andere ministeries moet afslanken. ‘De problematiek is bij ons relatief groot. LNV gaat alle afzonderlijke inspectiediensten omvormen tot één dienst, de Voedsel en Waren Autoriteit. Daarnaast hebben we een taakstelling om te krimpen.’ Smets is enthousiast over het interdepartementale netwerk. ‘De sector rijk leert beter samenwerken en anticiperen op veranderingen. Zo bekijken we bijvoorbeeld welke mensen er volgens ons toe zijn aan bij- of omscholing. Als je weet welke loopbaankansen er bij een ander zijn, kun je medewerkers concrete perspectieven bieden. Je kunt zoveel leren van anderen. Je vindt ingangen en leert trends kennen. Instrumenten hoef je niet opnieuw uit te vinden. Mobiliteit moet je lokaal en regionaal aanpakken.’
Overstap
Ad Smets is tevens lid van het landelijke netwerk Samenwerken Aan Mobiliteit (SAM) en van daaruit voorzitter van SAM Zuid-Nederland. Hij brengt partners rond de tafel die elkaar nog niet gevonden hebben. Momenteel vormt hij een netwerk met zelfstandige bestuursorganen, lagere overheden en grote organisaties als het UWV, het CWI, gemeente Roermond, Fontys, Politie Zuid-Oost Brabant, de Algemene Inspectiedienst, Rijkswaterstaat en LNV. ‘We hebben al vele vacatures en medewerkers met elkaar uitgewisseld. LNV moet inspecteurs kwijt, terwijl gemeenten veel inspecteurs voor bouw en milieu zoeken. Wij bieden onze ambtenaren nu een verkort omscholingsprogramma om de overstap te maken.’
Sevriens en Smets stemmen onderling af dat nieuwe netwerken de ´oude´ niet overlappen.
Ambtenaren zijn in principe zelf verantwoordelijk voor de eigen loopbaanontwikkeling, maar kunnen bij het zoeken van een andere functie een beroep doen op loopbaanadviseurs en bemiddelaars van hun departement. Bij Transforce van LNV zetten loopbaanadviseurs met kandidaten op een rij te hoe hun competenties in andere sectoren van pas kunnen komen. Ad Smets: ‘Medewerkers zeggen al snel: ‘Ik kan alleen maar vlees keuren.’ Maar dan blijkt dat iemand raadslid is geweest en voorzitter van de duivenvereniging. Verborgen competenties bepalen mede hun professionaliteit en daarmee hun arbeidsmarktwaarde.’
Elies Sevriens signaleert dat ambtenaren positiever gaan denken over verandering, maar ook onzeker zijn. ‘De randvoorwaarden bij herplaatsing zijn nog onduidelijk, daar zijn veel discussies over.’ Onder andere salarisverschillen spelen een rol. ´Als ze de CAO van de overheid naast die van bedrijven leggen, kan dat echter goed uitpakken,´ meent Smets. ‘Bovendien heb je bij een overstap de eerste vier jaar een suppletieregeling.’
Sevriens en Smets, allebei al jaren werkzaam voor de overheid maar afkomstig uit het bedrijfsleven, stuiten geregeld op de verkokering bij het Rijk. Elies Sevriens: ‘Soms kennen ambtenaren elkaar zelfs niet als ze in één gebouw werken. Ook weet men vaak niet welke andere ministeries in hun regio zitten. We hebben vraag en aanbod bij elkaar gebracht van afdelingen die 100 meter van elkaar verwijderd zijn. Men kijkt altijd eerst binnen de eigen koker.’ Van bewust wij/zij-denken merkt zij echter niets. ‘Men is over het algemeen blij dat we diensten met elkaar in contact brengen.’
Herman Schartman was directeur van onder meer Grotestedenbeleid op het ministerie van Binnenlandse Zaken en wilde graag in een stad werken. Hij kwam in een pool interimmers, zocht bewust naar een baan bij de gemeente en is nu gedetacheerd als directeur Schaalsprong Almere 2030. De overstap bevalt goed. ‘Ik ben erg gefascineerd door wat zich in steden afspeelt. Niet de staat maar de stad is de frontlinie, zowel ruimtelijk als sociaal.’
Er zijn grote verschillen tussen beide niveaus en Schartmans voorkeur ligt duidelijk bij het lokale. ‘Het Rijk faciliteert vooral. Het werk van gemeenten is praktischer, de lijnen zijn korter en er is minder positiespel.’
Schartman zorgt in Almere onder andere voor afspraken met het Rijk en ervaart nu hoe de landelijke overheid er vanuit gemeenten uitziet. ‘Er is een gebrek aan samenwerking, zelfs bínnen departementen. Ik leer op deze plek zeker zoveel over het Rijk als in Den Haag.’