Amsterdam wil op de valreep van 2008 enkele duizenden inburgeraars in cursussen plaatsen. ‘Een paniekactie,’ zegt een van de taalaanbieders. [Lees meer…] overEindejaarsoffensief inburgering Amsterdam
Diversiteit
Een in Nederland geboren en getogen ‘vreemdeling’
Mobiel, 2008
De dertienjarige Meral woont in een Amsterdams pleeggezin sinds ze een baby van tien maanden was. Haar Turkse moeder was zeventien en ongehuwd toen ze Meral kreeg en niet in staat om voor haar te zorgen. Zij liet als achttienjarige na een zelfstandige verblijfsvergunning aan te vragen, waardoor ook de toen eenjarige Meral ‘illegaal’ werd. Merals pleegmoeder Ellen is een Arubaanse Nederlandse die af en toe naar Aruba gaat voor familiebezoek, mét haar pleegdochter. Dat valt niet mee.”Moeder was in het begin nog in beeld, dus we konden met haar handtekening vrij gemakkelijk een paspoort krijgen,” vertelt Ellen. “Toen Meral twee was, trouwde haar moeder met een Turkse man. Het was een schijnhuwelijk, maar Meral kreeg zíjn achternaam.” Bovendien pakte hij de paspoorten van Meral en haar moeder af en gaf die nooit meer terug. Voor een nieuw paspoort kon Ellen niet bij de gemeente terecht. “Meral was juridisch een Turks kind zonder verblijfsvergunning. Haar moeder was inmiddels spoorloos verdwenen, dus ging ik met Meral naar het Turkse consulaat. Pleegzorg kende én erkende het consulaat echter niet: men eiste een handtekening van Merals moeder.” Uiteindelijk lukte het een paspoort te krijgen, maar met de achternaam van moeders, achteraf gezien tijdelijke, echtgenoot.
Eind jaren negentig speelde de kwestie van een strengere Vreemdelingenwet. Ook ‘illegale’ minderjarigen dreigden te worden uitgezet. Ellen moest een verblijfsvergunning voor Meral zien te krijgen en ook dat bleek niet eenvoudig. Pas toen ze op een beambte van de Vreemdelingenpolitie stuitte die de situatie ‘te gek voor woorden’ vond, kreeg Meral een verblijfsvergunning voor vijf jaar. Die wordt tot op de dag van vandaag elke vijf jaar verlengd. Op de verblijfspas staat echter de eigen naam van Merals moeder, zoals die bekend was bij het bevolkingsregister. Dat geeft problemen. “Op Merals paspoort staat haar ene achternaam, op de verblijfsvergunning de andere. Elke keer als we de douane passeren, worden we apart genomen. Bij een terugreis vanaf Aruba moesten we een keer overstappen in de VS. Ik werd verplicht voor Meral ter plekke een visum aan te vragen, alleen voor de transfer! Naar Turkije durf ik niet te gaan. Daar komen we, denk ik, wel samen ín maar niet meer uit.”
Verstekeling
Ellen had graag gezien dat Bureau Jeugdzorg, dat het gezag heeft, voor Meral het Nederlandse staatsburgerschap aanvroeg. De gezinsvoogd onderzocht het en deelde mee dat Meral daarmee moet wachten tot ze achttien is. Ellen laat de zaak verder rusten. Navraag bij een vreemdelingenadvocaat leert dat het inderdaad bijzonder moeilijk is naturalisatie aan te vragen. “Op haar achttiende is dat eenvoudiger.” De man wiens achternaam Meral draagt, is hertrouwd en heeft eigen kinderen. Dat een in Nederland geboren en getogen puber nog altijd als een verstekeling uit de rij wordt gehaald, is schrijnend.
Bij de gemeente Amsterdam zijn meer situaties bekend van pleegkinderen met een andere nationaliteit. “De Wet op het Nederlanderschap biedt wel mogelijkheden voor naturalisatie,” zegt José Guit, juridisch adviseur bij de Amsterdamse Dienst Persoons- en Geo-informatie. “Voor bijzondere gevallen is er een vangnetartikel, op grond waarvan bijvoorbeeld prinses Máxima is genaturaliseerd. Dit artikel bevat ook naturalisatie om humanitaire redenen, waar pleegkinderen onder kunnen vallen. Maar de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) beslist over naturalisatieverzoeken, de gemeente kan alleen adviseren.”
Talenten in bloei
Tips over diversiteit bij de rijksoverheid
‘Onze mensen van het rijk zijn ook jullie mensen, dát moet de boodschap zijn.’ [Lees meer…] overTips over diversiteit bij de rijksoverheid
Nieuwsbrief Helpdesk Allochtonen 6
Inburgeringscursus als exportartikel
Het Parool – 2003
Het kabinet wil dat de inburgering van migranten die naar Nederland komen voor gezinsvorming, begint in het land van herkomst. Volgend jaar wordt dat wettelijk verplicht. Instituut Oranje loopt daarop vooruit en opent binnenkort haar deuren in het Marokkaanse Rifgebied. Initiatiefnemers Hammadi Ajmidar en Maryann Jongens gaan kandidaat-Amsterdammers vanaf maart 2004 Nederlandse taal en cultuur onderwijzen. ‘Wij zijn de eerste commerciële aanbieder op locatie.’
Zij ergeren zich aan recente uitlatingen van wethouder Oudkerk en anderen over het op eigen kosten inburgeren. ‘Mensen zouden het niet kunnen betalen. Zij steken zich in de schulden en zouden het juiste instituut niet kunnen kiezen. De betutteling van die groep moet eens afgelopen zijn,’ zeggen Hammadi Ajmidar, Marokkaan van origine en zijn Nederlandse compagnon Maryann Jongens. ‘Je neemt mensen juist serieus als ze voor hun taalles moeten betalen.’
Nieuwkomers moeten nu ‘op inburgering’ bij een ROC. Dat kost de overheid € 6000 per persoon. Instituut Oranje gaat het voor ongeveer € 4000 doen. ‘De overheid betaalt 70% van de kosten terug van het in Nederland met goed gevolg af te leggen inburgeringsexamen. In Marokko zijn de kosten voor eigen rekening.’ Hammadi Ajmidar: ‘Migranten zijn vaak ondernemend, zij hebben wat in hun mars én hebben de drive om te gaan. Zij zullen daarom wat over hebben voor hun emigratie.’
Hoewel ze zijn bedenkingen van tafel vegen willen Ajmidar en Jongens graag met wethouder Rob Oudkerk samenwerken. Zij hopen de Marokkanen die hun (liefdes)pijlen op Amsterdam richten te verwelkomen als eerste pupillen van Instituut Oranje.
Het plan om zelf inburgeringslessen aan te bieden ontstond een klein jaar geleden. De Algemene Rekenkamer bracht een zeer kritisch rapport uit over de resultaten van de inburgering van nieuwkomers. Er waren veel uitvallers en slechts 40% van de mensen spraken na de cursus voldoende Nederlands om zelfredzaam te zijn. 10% van de nieuwkomers kon door naar een opleiding of de arbeidsmarkt. ‘Analfabeten, hoog- en laagopgeleiden zitten bij het ROC in dezelfde groepen,’ schampert Maryann Jongens, ‘zodat ze na maanden nog geen woord Nederlands spreken. Bij commerciële instituten kunnen mensen al na twintig uur les een beetje uit de voeten. Marokkanen worden te stom gevonden, maar ik zou in een groep van 25 ook geen taal kunnen leren.’
In regeringsverklaring en troonrede kondigde Balkenende II de inburgering nieuwe stijl aan. Eén van de elementen in de nieuwe Wet op de inburgering die volgend jaar wordt verwacht is dat het inburgeren begint in het land van herkomst. Daar zal de Nederlandse ambassade toetsen of men voldoende weet van de Nederlandse taal en samenleving. Vervolgens mag men zich hier voorbereiden op het inburgeringsexamen dat uiteindelijk toegang tot Nederland verschaft. Het kabinet spreekt mensen graag aan op hun eigen verantwoordelijkheid, dus moeten de inburgeraars zelf betalen. Ze zijn vrij om te kiezen wie hen de Hollandse beginselen bijbrengt, de gedwongen winkelnering bij het ROC is binnenkort voorbij.
Instituut Oranje is, wat Marokko betreft, de eerste die in dat gat op de markt springt. In de naam komen de koningin, het Nederlands elftal en de Noord Afrikaanse sinasappel samen. ‘Wij gaan het helemaal anders doen, beter ook,’ zegt Maryann Jongens. ‘Hoog- en laagopgeleiden komen in aparte groepen van hooguit 15 mensen. Ook maken we onderscheid tussen vermoedelijke toekomstige opvoeders en werkers. We bieden 320 uur taal en cultuur aan in Marokko en 280 uur in Nederland, om in de praktijk te kunnen oefenen. Mensen die het sneller kunnen, nemen minder uren af. We voegen in Nederland geen groepen samen, Marokkanen met Turken bijvoorbeeld, zodat we het lesmateriaal zoveel mogelijk kunnen laten aansluiten bij de taal of talen die mensen al beheersen. In het Arabisch heb je bijvoorbeeld geen voornaamwoorden. En de p kent men daar ook niet. Daar houd je allemaal rekening mee.’
En de cultuur, gaan mensen leren dat het uitschelden van joden en homoseksuelen strafbaar is in Nederland? ‘We bieden modules maatschappijoriëntatie aan met staatsinrichting, de grondwet, de scheiding van kerk en staat, emancipatie, het onderwijs en de arbeidsmarkt. We willen ook aandacht besteden aan hoe migranten in Nederland leven. Docenten gaan vertellen hoe ze zelf wonen. Men moet een reëel beeld krijgen van Nederland, niemand moet de illusie hebben dat je meteen rijk bent als je hier aankomt.’
Jongens is docent en woonde jarenlang op Curaçao. Ze had er een taleninstituut en verzorgde onder andere Nederlandse taallessen voor Latijns Amerikanen. Ajmidar is momenteel directeur van een Rotterdamse stichting die zorgt voor de inburgering van migranten die al langer in Nederland zijn, de zogenoemde oudkomers. ‘We zetten alleen docenten in met een Marokkaanse achtergrond. Om daar als docent geaccepteerd te worden en mogelijke drempels weg te nemen, is het een pluspunt zelf Marokkaan te zijn.’ De leerkrachten vliegt Instituut Oranje vanuit Nederland in. Zij worden tijdelijk gehuisvest in Nador, Al-Hoceima en Tanger, de drie plaatsen waar de eerste 100 mensen over enkele maanden kennis kunnen maken met de Nederlandse taal en cultuur.
Huwelijksmarkt
Is inburgeren in Marokko een manier voor de overheid om te selecteren aan de poort? ‘Misschien wel,’ lacht Hammadi. ‘Toen mijn vader hier als gastarbeider kwam werden Marokkanen geselecteerd op onderontwikkeling. Ze moesten immers ongeschoold werk doen en mochten niet gaan mopperen. Nu moeten ze juist iets meer kunnen.’
Ook vrouwen die van hun familie of toekomstige echtgenoot niet altijd onderwijs mogen volgen, moeten naar Nederlandse les om door het inburgeringsexamen te komen. ‘Dat is positief aan de inburgering nieuwe stijl,’ vindt Maryann Jongens. ‘De overheid bevordert hiermee de emancipatie, die zorgt dat er in de toekomst minder problemen zijn.’
Hammadi Ajmidar verwacht zelfs een verschuiving op de huwelijksmarkt. ‘Een belangrijk deel van de Marokkaanse jongeren luistert nog naar de ouders wat het zoeken van een huwelijkspartner betreft. Het naar hier halen van een onontwikkelde, onderdanige bruid uit Marokko zal minder worden. En dat is ook de bedoeling. Het schiet anders niet op met de Marokkanen in Nederland. Er zijn genoeg geslaagde Marokkaanse professionals die willen meedoen. We zien er alleen zo weinig van. Als de overheid de immigratie beter had gemanaged was het nu anders geweest.’