(download niet meer beschikbaar)
Lokaal sociaal beleid
Stedelijke vernieuwing in Beverwijk
NH – 2004
Jonge gezinnen trekken weg, de bevolking vergrijst, lage en middeninkomens zijn oververtegenwoordigd. Beverwijk heeft een probleem. De stad heeft onvoldoende kwaliteit en diversiteit te bieden als het gaat om wonen, werken en recreëren. Dat gaat anders worden. Naoorlogse wijken en bedrijventerreinen worden opgeknapt. Tegelijkertijd investeren gemeente en provincie in sociale en culturele voorzieningen om de neerwaartse spiraal te keren. Op bezoek in booming Beverwijk.De sloop- en bouwwerkzaamheden zijn in volle gang. De wijk Meerestein wordt op de schop genomen. Goedkope huurflats en portiekwoningen maken plaats voor nieuwbouw, meer koop dan huur. Scholen gaan tegen de vlakte, een nieuw multifunctioneel complex komt ervoor in de plaats. Naast basisscholen worden er ook kinderopvang en ontmoetingsruimten in ondergebracht.
Na de Tweede Wereldoorlog, toen Hoogovens explosief groeide en steeds meer werknemers naar de regio haalde, stampte Beverwijk in hoog tempo enkele woonwijken uit de grond. Te snel, het ging ten koste van kwaliteit en diversiteit. Daarom zijn wijken als Meerestein en Oranjebuurt grotendeels afgeschreven. Wethouder Maarten Dijkshoorn (PvdA): “Beverwijk heeft een eenzijdig woningbestand. Ook de werkgelegenheid en de bevolkingsopbouw zijn eenzijdig.”
Vmbo
Gemeente, rijk en provincie willen deze problematiek met vereende krachten tackelen. Beverwijk zit middenin een grootscheepse operatie van stedelijke vernieuwing. Men werkt vanuit de overtuiging dat die meer om het lijf heeft dan steen en asfalt alleen. “Stedelijke vernieuwing is pas succesvol als gelijktijdig het voorzieningenniveau extra impulsen krijgt,” stelt Dijkshoorn.
Eén voorziening die dringend verbetering behoeft is de huisvesting van het voortgezet onderwijs voor zowel Beverwijk als buurgemeente Heemskerk. Het vmbo is verspreid over verschillende locaties. Eén van de gebouwen is in slechte staat. De uitval in het beroepsonderwijs is hoog. “Ouders willen toch al graag hoger onderwijs dan het vmbo voor hun kinderen,” zegt wethouder Dijkshoorn, “als het ook nog in een oud gebouw zit wijken ze uit naar elders. Beverwijk en Heemskerk willen mooie huisvesting, die leerlingen aantrekt. De verschillende soorten vmbo-onderwijs moeten geconcentreerd worden rond één locatie, ook om de doorstroming makkelijker te maken.” De vernieuwingsplannen hebben een directe link met werkgelegenheid. Werkgevers klagen al jaren dat zij moeilijk aan technisch personeel kunnen komen. “Het beroepsgerichte vmbo is belangrijk voor de regio.”
Topper
Van heel andere aard zijn de investeringen in voorzieningen ter lering en vermaak. Dijkshoorn: “Beverwijk heeft het imago van grijze industriestad. Er gebeurt te weinig. Alleen Wijk aan Zee weet behoorlijk wat bezoekers aan zich te binden. We willen de stad aantrekkelijker maken, zowel voor bewoners als voor mensen van buiten die komen recreëren.” De gemeente heeft daarbij het oog laten vallen op twee locaties: het Kerkplein in het centrum en Huize Westerhout aan de groene rand van de stad.
Op een maandagochtend ligt het Kerkplein er verlaten bij. Een enkele bezoeker wacht tot de bibliotheek open gaat. Bij het Kennemer Theater gaat af en toe iemand naar binnen. Cultureel café Camille is dicht. Stratenmakers hebben hier ooit mooi werk geleverd en er ligt nergens afval op straat. Aan charme en uitstraling ontbreekt het niet. Het Kerkplein moet het culturele hart voor de noordelijke IJmond worden. Daar is voorstellingsvermogen voor nodig. Aan en rond het plein wordt namelijk ook gewoond. Het is bovendien slecht bereikbaar. Er worden kerstmarkten gehouden en koninginnedag wordt uitbundig gevierd. Volgens plan komt daar een jaarlijkse Uitmarkt bij, maar dan zit je al gauw aan de grens van het toelaatbare in een woonbuurt. De gemeente wil extra programmering in het theater, de entree toegankelijker maken en de dans- en muziekschool naar het Kerkplein halen. Deelnemers aan de stadsgesprekken brachten in dat zij meer behoefte hebben aan terrassen dan aan extra voorstellingen. Een terras zal echter zeker stuiten op verzet van de pleinbewoners.
Toekomstige bezoekers van Huize Westerhout komen wat dat betreft beter aan hun trekken. “Huize Westerhout is een voorbeeld van maatschappelijk verantwoord ondernemen,” zegt Maarten Dijkshoorn. “In het monumentale pand aan park Westerhout komen een ondernemerssociëteit, een centrum voor kunst en cultuur en een horecagelegenheid. Gezien de behoefte aan terrassen in Beverwijk wordt dat een topper. De verschillende partners die het zullen ontwikkelen en exploiteren hebben de wil tot samenwerking uitgesproken.”
Sociaal profiel
Je kunt niet de sociale structuur versterken zonder overleg met de burgers die er de dragers van vormen. Dus betrekt de gemeente burgers, bedrijven en organisaties bij het ontwikkelen van de plannen. Wethouder Dijkshoorn: “Mensen komen met specifieke wensen, bijvoorbeeld voor voorzieningen in de wijk. Ouderen wijzen op toenemende eenzaamheid en gebrek aan mobiliteit. Daar willen we wat aan doen. Mensen moeten ’s middags en ’s avonds ergens naar toe kunnen.” Behalve stadsgesprekken, waren er aparte gesprekken met ouderen- en jongerenorganisaties. De weerslag van die raadpleging is te vinden in een bundeltje met de titel Beverwijk bindt, die nog eens aangeeft wat de gemeente voor ogen staat.
Van minstens één organisatie zal de gemeente met daden in plaats van een mooi boekje het vertrouwen moeten winnen. Het Ouderenplatform strijdt al jaren voor verbetering van hun ontmoetingsruimte. “In het centrum van de stad wonen veel ouderen. Wij hebben al 30 tot 35 jaar een ontmoetingsruimte in het Kennemer Theater, vroeger De Slof geheten,” zegt Joop Smit, tot voor kort lid van het platform. “De ruimte voldoet niet meer, de ouderen willen verbouwen. Tweeëneenhalf jaar geleden hebben we de wethouder plannen overhandigd, met plattegronden en een begroting erbij. Ons werden twee ambtenaren van de gemeente toegezegd, die bij de uitwerking zouden helpen. We hebben ze nooit gezien. Bezoekers haken intussen af, het heeft de ouderenbonden leden gekost.”
Pijnpunt bij jongeren, de andere doelgroep van beleid, is een eigen jongerencentrum. Het gemeentebestuur heeft er geen oren naar. Rosanna Metselaar: “Wij willen al jaren een jongerencentrum. De ene keer is er geen ruimte, dan weer wordt het besluit uitgesteld. Na de gemeentedag vorig jaar zei een raadslid dat er binnen een half jaar een plan op tafel ligt. Daar hoor je niks meer van.”
Er is sprake van geweest dat jongeren een ruimte met eigen opgang kregen in het multifunctionele gebouw in de Oranjebuurt, maar dat plan is afgeblazen.
Natuurlijk zijn er verschillen tussen voornemens en praktijk en tussen de keuzen van het bestuur en de wensen van bewoners. Verantwoordelijk wethouder Kooiman wijst de plannen van de ouderen als te duur van de hand en verzekert dat B & W met een nieuw voorstel aan de raad zullen komen.
Wat de jongeren betreft stelt wethouder Dijkshoorn dat de gemeente binnenkort een haalbaarheidsonderzoek zal doen voor een jongerenactiviteitencentrum. “Geen hangplek met een dak erboven, maar een centrum met programma’s voor elk wat wils,” zo verzekert hij.
Beverwijk hoeft niet direct een ‘stad van stand’ te worden. Maar de facelift moet wel enig niveau hebben, zoveel begrijpen we uit ons bezoek. De stedelijke vernieuwing moet Beverwijk verlossen van eenzijdigheid en leiden tot het aantrekken van hoger opgeleiden en mensen met hogere inkomens. Dat de stad naast zijn stalen gezicht ook een sterker sociaal en cultureel profiel zal krijgen, zoveel is zeker.
“Het is net of je een opstel indient.”
Rosanna Metselaar over inspraak bij de gemeente.
Ze omschrijft zichzelf als ex-hangjongere en studeert aan het MBO Sociaal Pedagogisch Werk in Beverwijk. Daarna wil ze naar de Pabo in Haarlem. “Ik wil lerares worden. Het zal niet moeilijk zijn een baan te vinden, er is zo’n schrijnend tekort aan leerkrachten.” Rosanna Metselaar (19) is geboren en opgegroeid in Beverwijk en als het aan haar ligt blijft ze er haar hele leven wonen. “Dat geldt voor veel jongeren, zij blijven lang bij hun ouders wonen. Als ze voor hun studie moeten verhuizen, willen ze later terugkeren. Er zijn hier niet veel kamers, maar de gemeente heeft plannen voor starterswoningen.”
Vijf jaar lang zat Rosanna in de door de gemeente ingestelde Jeugd Advies Groep (JAG). Het vak van woordvoerder en lobbyist heeft ze goed onder de knie. Dat levert niet altijd wat op. “Een jongerencentrum is er nog altijd niet. Als kleine club sta je je mening te uiten tegenover de grote gemeente, het is net of je een opstel indient.”
Ze vind het een goed idee het aanbod voor jongeren op het Kerkplein te vergroten. “Ik heb een stamkroeg, maar een disco hebben we niet. Een grote stad als Beverwijk moet dat toch hebben. Veel klasgenoten gaan naar Wijk aan Zee. Maar de nachtbus rijdt niet tot aan de sluitingstijden en soms passen niet alle mensen in de bus.”
Bij het JAG is ze inmiddels veteraan, ze heeft geen tijd meer als gewoon lid. “Maar ik heb hen beloofd dat ik bij grote dingen nog wil optreden richting gemeente.”
Joop Smit
“De gemeente Beverwijk belooft van alles, maar doet het niet. Er wordt niet echt naar ons geluisterd.” Joop Smit is 77 en al zijn hele leven actief. Hij werkte 47 jaar bij de Hoogovens en was lid van de Raad van Overleg, de OR en de COR. Tot voor kort was hij penningmeester van de ANBO en lid van het Ouderenplatform Beverwijk.
Het Ouderenplatform heeft de artikel 82 status, het mag daarom de gemeente van advies dienen. In de praktijk komt daar naar de mening van Joop Smit weinig van terecht. “We worden alleen achteraf bij de plannen betrokken en mogen dan “ja” zeggen.”
Drie jaar geleden kreeg zijn vrouw een hersenbloeding. Ze kwamen in een aanleunwoning naast het verzorgingshuis terecht. Smit zou persoonlijk zeer gebaat zijn bij goed ouderenvervoer. “Zes jaar geleden hebben we al met de gemeente rond de tafel gezeten om te praten over van deur tot deurvervoer voor ouderen en invaliden. Het komt er nu, zeggen ze, in 2004. Het duurt allemaal te lang.” Hij rijdt zijn vrouw daarom overal zelf naar toe, met de eigen auto. Dat levert ook zijn ergernissen op: “De Breestraat is onlangs verbeterd, zonder overleg met de ouderen overigens. De fietsenrekken voldoen niet, bij een zuchtje wind vallen de fietsen om. En bij de parkeerplaatsen ontbreekt de markering, zodat je moeilijk kunt inparkeren. Ik heb de gemeente erbij gehaald en ze zouden het aanpassen. Dat is nu een half jaar geleden.”
Door de ziekte van zijn vrouw heeft hij de functies waarvoor hij van huis moet neergelegd. Nu is hij lid van de cliëntenraad van het verzorgingshuis. Ook maakt hij zich verdienstelijk in de huurderscommissie, omdat de 51 aanleunwoningen drie jaar na oplevering nog altijd gebreken vertonen.
Met strakke hand. De 10 geboden van het Sweelinck
Het Parool – 2002
Voor een uitlating als ‘kut-Marokkanen’ kan een VMBO-leerling van het Sweelinck College een dag worden geschorst. Ook op een vechtpartij of het uitschelden van een leraar volgt schorsing. De meeste leerlingen kijken dus wel uit om rotzooi te trappen. Niet alleen de afbeelding van Calvijn in het trappenhuis kijkt streng op de kinderen neer, ook de conciërge heeft de wind er onder. Om het statige gebouw met gebrandschilderde ramen binnen te komen ná aanvang van de lessen, moet er worden aangebeld. Voordat ze ‘door’ mogen, leggen de leerlingen verantwoording af over het waarom van de verlate entree. Rennen zij vervolgens de trap op, dan worden zij gemaand het rustig aan te doen. “Ze moeten zich gewoon gedragen”, zegt de conciërge, zelf van allochtone afkomst. Tijdens spitsuren komen leerkrachten de poortwachter om beurten assisteren om mogelijke onwelvoeglijkheden in goede banen te leiden.
In de hoek van de hal hangt een affiche over het opruimen van rotzooi. Er tegenover hangen de tien geboden van Sweelinck. Discrimineren en dingen stuk maken zijn verboden, evenals het dreigen met geweld en het maken van seksueel getinte opmerkingen. Het laatste gebod betreft de taal: op en rond de school spreken de leerlingen Nederlands met elkaar.
Schouder aan schouder met het door stalen hekken afgeschermde Amerikaanse consulaat aan het Amsterdamse Museumplein staat het Sweelinck College. In september 2001, drie dagen naar de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon, stonden journalisten voor de school te hengelen naar anti-Amerikaanse uitlatingen van islamitische leerlingen. Op een overwegend zwarte VMBO school met 430 leerlingen is het niet moeilijk een heethoofd te vinden met de emoties die je zoekt. Maar wordt daarmee recht gedaan aan hoe de jongeren zijn en denken? Of snelt, zoals bij Marokkaanse jongens het geval is, hun slechte naam hen al vooruit?
Incidenten met deze groep halen de laatste jaren voortdurend de pers. Net als met gewelddadige voetbalsupporters of demonstranten het geval is, bederven ‘criminelen’ – het verkleinwoord is in de ban gedaan – het voor de anderen. Maar hoe zien die er eigenlijk uit?
Hoofd koel houden
Samir Jabbar, Youssef Mezouari en Hicham Mimouni zitten in groep 3b van het Sweelinck en volgen de theoretische leerweg. Zij houden zich verre van geweld en misdragingen, op school en op straat. “Rotzooi trappen is slecht voor de maatschappij en ook een slecht voorbeeld voor kleine kinderen”, meent Youssef. Hij is veertien en komt uit de Spaarndammerbuurt. Thuis wordt meestal Arabisch gesproken, met zusjes en broertjes soms Nederlands. Met zijn vrienden spreekt Youssef een s-taal: (onverstaanbaar) Nederlands met overal s-en tussendoor.
Zij hebben last van het slechte imago van Marokkaanse jongens. Hicham (15): “Bijvoorbeeld in de supermarkt. Je staat ergens en je wilt wat kopen en dan kijken ze naar je, ze verwachten dat je steelt.” De jongens betreuren de vooroordelen die het wangedrag van hun leeftijdgenoten opleveren, maar ze lijden er niet onder. Samir, ook 15 jaar: “Men mag over ons denken wat men wil, ze bekijken het maar.” Hij voelt zich niet aangesproken, laat staan verantwoordelijk: “Op mijn leven heeft het geen invloed, het is hún fout. Mensen moeten zich gedragen. Misschien ligt het aan de opvoeding of gaan ze om met verkeerde jongens. Ik vind het wel jammer wat zij doen, maar je kunt het niet tegenhouden.” Ingrijpen als jongens bijvoorbeeld meiden lastigvallen in het zwembad, doen ze alleen als ze de boosdoeners kennen. Hicham: “Je moet gewoon je hoofd koel houden. Onze naam wordt slecht gemaakt door die jongens. Ik vind het jammer dat sommigen het verpesten voor de groep.”
Een vooroordeel over Marokkanen meer of minder, lijkt hen niet echt te raken. Maar Pim Fortuyn gaat te ver: “Hij beledigt ons, onze taal en ons geloof. Met zijn grenzen dicht voor islamieten”, zeggen Samir en Hicham fel. “Of mensen moslim zijn of niet, dat moeten ze zelf weten.”
Grijp je kans
Zelf hebben de jongens andere plannen dan een loopbaan in een draaideur. Ze hebben economie als hoofdvak gekozen. Samir wil manager worden. Hij is goed op school en neemt op straat altijd de leiding. Na het VMBO wil hij naar de HAVO. Hicham wil eerst naar het MBO en daarna – als hij het kan – naar het HBO. “Ik wil boekhouder worden, net als mijn oom. Op kantoor werken lijkt me leuker dan in de techniek of landbouw. En je verdient goed.”
De jongens worden van huis uit gestimuleerd. De deal is helder. De vader van Youssef heeft gezegd: “We geven je een TV en een computer en vragen ervoor terug dat je leert, voor je eigen bestwil.” Zoals zoveel kinderen wordt hij grootgebracht met de bedoeling het zover mogelijk te schoppen. Youssef: “Het is belangrijk voor je toekomst om een hoog niveau te halen.” Ook de vader van Hicham zegt: “In Marokko krijg je niet zo’n kans, dus neem die kans!” Hij heeft een broer en drie zussen. Zelfs als het goed gaat op school, jutten ze hem op. “Altijd moet het beter. Ze willen het beste voor me.” Ouders bemoeien zich ook met wat hun kinderen uitvoeren op school of in de vrije tijd. Youssef: “Je moet tijd aan je huiswerk besteden. Er wordt thuis gesproken over school. Als ik buiten ben geweest moet ik zeggen wat ik heb gedaan.”
Hoog in de bol
Jorrit Efdé coordineert de derde klassen en is mentor van klas 3b. Van de tweeëntwintig leerlingen in die klas zijn vijftien kinderen van Marokkaanse huize, drie meisjes en twaalf jongens. De leerlingen zijn gemotiveerd en kunnen goed met elkaar opschieten. Efdé: “Ze komen om te werken en doen erg hun best. De meeste leerlingen hebben het hoog in de bol. Het zijn de managers van de toekomst. Met hen is niks aan de hand.”
Er wordt niet gespijbeld in 3b, maar deelname aan een werkweek in de Ardennen is voor velen een brug te ver. Mogelijk drank- of drugsgebruik en ander vertier weerhoudt ouders van toestemming.
Jorrit vindt de ouders betrokken bij het onderwijs van hun kinderen. Zij hebben alles voor hun kinderen over en verwachten er veel van. Bij de rapportuitreiking komen tegenwoordig steeds meer vaders én moeders. “Het zijn gewoon vlotte ouders, contact stellen ze erg op prijs.”
Op de begane grond van het Sweelinck is de kantine. In de pauzes is het er stampvol. Een kakofonie van bewegelijke pubers met zwaaiende lichaamsdelen. In de hoek schalt swingende muziek van popzender The Box. Verschillende jongens stoeien. Groepjes meiden praten of hangen, een half oog op de TV gericht. Veel lachende gezichten en veel lege chipszakjes op de grond. Met welwillende spot wordt ik bekeken. Als kennelijke nieuwe leerkracht word ik uitgetest. “Wat een kop!” zegt een jongen. “Alles goed?”, vraagt een ander. Als ik een paar jongens vraag waarom het met de ene jongere gewoon goed gaat, terwijl de ander voor rottigheid zorgt, haalt iemand zijn schouders op: “Ze komen er wel achter, als ze er niks van maken.” Wanneer de bel gaat, stroomt de kantine leeg. Drie leerlingen pakken een bezem en vegen de grond aan.
Lokaal 16
Het Sweelinck heeft sinds jaar en dag een sterke bemoeienis met het wel en wee van de leerlingen. Het toezicht houdt het midden tussen aandacht en controle. Uit de omgang tussen schoolleiding, leerkrachten en leerlingen blijkt betrokkenheid. Er is veel persoonlijk contact. Men heeft zowel oog voor mooie nieuwe kleren als voor problemen thuis. Absentie wordt gemeld en besproken. Wanneer daar aanleiding voor is, wordt de opgegeven reden gecheckt. De functie van mentoren is zwaar aangezet. Elke klas heeft wekelijks mentorlesuren. Tegenwoordig is er maandelijks zorgoverleg met hulpverleners van buiten de school, waar de aanpak van moeilijke leerlingen wordt besproken en zonodig bijgesteld. Hoewel het zorgbudget ontoereikend is stelt directeur Marian Konijn met gepaste trots dat het Sweelinck, met minder middelen dan andere scholen, turbulenties binnen de perken weet te houden.
Behalve de eerder genoemde conciërge met de dwingende ogen, zijn er nog verschillende andere centrale figuren, waaronder mevrouw John, bekend onder de naam ‘Johnnie’. Leerlingen die uit de klas zijn verwijderd of worden aangetroffen op plekken waar ze niet horen te zijn, komen terecht bij mevrouw John in Lokaal 16. Zij vangt de jongeren op, sust en brengt zonodig de gemoederen tot bedaren. Menige kwestie – met leerlingen, maar ook met ouders – is onder haar gezag gepacificeerd.
De leerlingen lijken wel te varen bij de combinatie van zorg en lik op stukbeleid. Afwezigheid van ‘Johnnie’ wordt als gemis ervaren en niet zozeer als kans om eens flink uit de band te springen.
Zwarte school
Het slechte imago van zwarte scholen en dito kinderen is directeur Marian Konijn een doorn in het oog. Het Sweelinck wordt met strakke hand geleid en behaalt goede resultaten. VWO en HAVO zijn een aantal jaar geleden weliswaar uitgeplaatst naar witte scholen, omdat leerlingenaantallen (niet de leerprestaties) terugliepen. Als VMBO met gemengde en theoretische leerweg zit het Sweelinck echter in de lift. Leerlingen komen vanuit de hele stad. Marian Konijn verwacht dat hun aantal verder zal toenemen tot ongeveer 550.
Met het vervullen van vacatures heeft de school evenmin problemen, eerder is het omgekeerde het geval. De directeur heeft verschillende potjes op het vuur staan: zij graast de markt af om mensen met specifieke deskundigheden voor de school te spotten, om hen te kunnen contracteren zodra er plek is. Het Sweelinck is opleidingsschool voor de Educatieve Faculteit Amsterdam en haalt daarmee studenten in huis die er later mogelijk komen werken. Omdat het prettig werken is op het Sweelinck levert ook mond op mondreclame geregeld een nieuwe leerkracht op.
“De meeste leerlingen zijn schatten van kinderen,” zegt Marian Konijn, “zeker als je ze stuk voor stuk bekijkt. Veel van de rust op school komt door de gestroomlijnde organisatie. De kinderen weten waar ze aan toe zijn. Als leerkrachten geen duidelijkheid uitstralen, slaat dat terug op de kinderen.”
Natuurlijk heeft de school ook raddraaiers in huis. Vooral jongeren die elders al een schoolloopbaan achter de rug hebben en op het Sweelinck nog hun diploma proberen te halen, hebben wel eens lak aan regels. Jorrit Efdé: “Maar vervelend gedrag is nog geen crimineel gedrag.” En ook de conciërge pareert de vooroordelen ten aanzien van zwarte scholen: “Kleur zegt niks. Het gaat om het gedrag van de kinderen.”
Emancipatie gaat met kleine stappen
Contrast – 2003
Het slechte nieuws over migranten domineert. In gemeenten wordt ondertussen hard gewerkt aan de fundamenten voor een betere toekomst. Zoals in het Amsterdamse stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, dat nu acht jaar bezig is een positieverbetering voor migranten tot stand te brengen. De samenwerking met migrantenorganisaties is een van de best pratices van de stad. Wijkwethouder Antoinette Tanja (GroenLinks) van stadsdeel Oost/Watergraafsmeer maakt zich zorgen over het draagvlak voor het beleid: “Migranten voelen zich bedreigd door de verscherping van het debat over de multiculturele samenleving.” “Het zijn geen zeehondjes,” zegt buurtbewoner Frenk der Nederlanden, “je moet migranten niet zielig houden!”
Het stadsdeel, de scepticus en voorbeelden van migrantenbeleid.
Computerinloop Buurtonline is eind van de middag volop in bedrijf. Vier moeders van kinderen van basisschool de Kraanvogel zijn op het digitale trapveld aan het oefenen, computerboek op schoot. De juf is een allochtone vrouw die er eerder als leerling kwam. Een Hindoestaanse mevrouw met hoofddoek werkt op het scherm aan de vormgeving van het gedicht Denkend aan Holland van Marsman.
Buurtbewoners die iets moeten schrijven, versturen of opzoeken op internet kunnen voor weinig geld gebruik maken van één van de zes computers van Buurtonline. Elke vrijdag is er sollicitatieclub. Er zijn docenten en een systeembeheerder in dienst. Een gastvrouw noteert bij binnenkomst het gewenste product, houdt toezicht en zorgt desgevraagd voor een versnapering. Projectleider Mariska van der Linden: “Buurtonline is een initiatief van migrantenvrouwen, het is dus geen probleem om deze doorgaans moeilijker te bereiken doelgroep hierheen te krijgen. We richten ons op vrouwen, werklozen, ouderen en migranten. Voor jongeren is de inrichting niet robuust genoeg.”
Oost/Watergraafsmeer is een van de actiefste stadsdelen wat migrantenbeleid betreft. Op vele fronten tegelijk wordt nu acht jaar gewerkt aan het verbeteren van leefomstandigheden. Het beleid is veelomvattend en betreft onder meer wonen, werken, zorg, onderwijs, jongerenbeleid en buurtbeheer. Het stadsdeel heeft vijf beroepskrachten, waaronder twee Marokkaanse vrouwen, in dienst die belangenorganisaties helpen met professionaliseren. Op het stadsdeelkantoor zijn stageplaatsen gecreëerd voor allochtone stagiaires, mogelijk de ambtenaren van de toekomst. In de stadsdeelraad neemt het aantal allochtone raadsleden toe. Sinds kort lopen Marokkaanse buurtvaders door het deel van de wijk waar het vaak spookt. Er zijn vele lopende projecten, teveel om op te noemen.
Frenk der Nederlanden vindt projecten als Buurtonline fantastisch, omdat het een eigen initiatief van allochtone vrouwen is. Over het ‘aanbieden van emancipatie’ is hij echter sceptisch. “Integratie is als ik een oude Amsterdammer in plat Amsterdams tegen de Turkse buurtkapper hoor zeggen ‘Hé Ali, wanneer ken je me weer knippen?’ Dat gebeurt vanzelf, daar heb je geen stadsdeelpolitiek voor nodig.”
Het stadsdeel vindt specifiek beleid echter nodig zolang er een kloof bestaat tussen autochtonen en nieuwkomers. Frenk der Nederlanden vindt dat het meer om klasse dan om kleur gaat: “Er is niet alleen een kloof tussen autochtonen en allochtonen, het vertrekpunt is verkeerd. Er bestaat net zo goed een kloof tussen allochtonen of autochtonen onderling. Sociaal-economische verschillen geven de doorslag.” Dat vindt het stadsdeelbestuur ook: opleiding, werk en inkomen staan centraal. Antoinette Tanja: “Voordat men kan integreren moeten mensen vooruit komen. Emancipatie komt daarom vóór integratie.”
Model
Politiek en doelgroep werken in Oost/Watergraafsmeer nauw samen. De samenwerking is geformaliseerd in het BOMO: bestuurlijk overleg met migrantenorganisaties, officieel een commissie van het stadsdeelbestuur. Vijftien tot vijfentwintig vertegenwoordigers van stadsdeel en migrantenorganisaties komen maandelijks bij elkaar om activiteiten af te stemmen en nieuwe ontwikkelingen in gang te zetten. Om concrete problemen het hoofd te bieden worden nog derden aan de BOMO-tafel genood: de arbeidsbemiddeling als het om werk gaat, het onderwijs als het om taalles of vakopleiding gaat. Migrantenorganisaties zijn medeverantwoordelijk voor het met succes uitvoeren van de beleidsvoornemens. Het contact tussen bestuurders en migrantenorganisaties is goed. Het BOMO is een van de best practices in de stad en staat model voor andere stadsdelen.
Gürbüs Yabaz, voormalig hoofd van de afdeling coördinatie migrantenbeleid, heeft zich lang met de politiek bemoeid. “Het stedelijk minderhedenbeleid was begin jaren negentig min of meer mislukt. Er was geen visie.” Hij heeft, met anderen, het migrantenbeleid in Amsterdam Oost steen voor steen opgebouwd. Doelgroepen en hun problemen werden in kaart gebracht. Samen zochten ze naar oplossingen. Yabaz: “Zonder betrokkenheid van de doelgroep krijg je het niet voor elkaar. Het stadsdeel nam zijn verantwoordelijkheid. Van onze kant vroegen we iets terug van de organisaties. We hebben bewust ook traditionele groeperingen als moskeeverenigingen als partner gekozen. Zij bereikten aanvankelijk vooral mannen, de vrouwen zaten thuis. Na verloop van tijd namen zij naast het onderhouden van de moskee ook het wegwerken van achterstanden op zich. Wij stelden hen voor de keuze: wij zijn partners maar we willen wel de emancipatie bevorderen, ook van vrouwen. Zij namen al gauw vrouwen in hun bestuur op. Het bracht een versnelling met zich mee. Er deden steeds meer vrouwen mee, ook aan BOMO. Traditionele vrouwen met hoofddoek gingen rechten opeisen, zij verenigden zich onderling en voerden actie voor zwemlessen en taallessen. Nu is sprake van een algemeen emancipatieproces.”
Daar wil ik meer van weten. Eerst zien, dan geloven. Hoe gaat het toe bij een traditionele organisatie in beweging?
Sateliet
Bezigheden voor vrouwen en mannen zijn strikt gescheiden bij de Marokkaanse zelforganisatie Al Maarif. Als we gaan kijken doet de helft van de portocabines waarin men tijdelijk is gehuisvest dienst als stemlokaal. Er zijn verkiezingen voor provinciale staten. Aan de andere kant zitten jonge Marokkaanse vrouwen. Ze hebben geen stemrecht, maar naailes. Eén van de vrouwen, rond de twintig, is drie jaar in Nederland. Ze leerde in negen maanden vloeiend Nederlands spreken, geeft Nederlandse les aan andere Marokkaanse vrouwen en zou graag doorleren. Ze is zwanger van haar tweede kind, zegt ze met spijt in haar stem, dus op dit moment kan ze niet studeren. Ik vraag haar of ze het BOMO kent, een vrouw als zij zou goed een vertegenwoordigende functie kunnen vervullen. De medewerkster van Al Maarif, Annego Strumphler, trekt ons echter weg met de woorden: “Dat is voor deze vrouwen te hoog gegrepen.” Navraag leert dat er vanuit Al Maarif geen vrouwen aan het BOMO-overleg deelnemen. In het bestuur van Al Maarif zelf en naar buiten toe hebben de mannen het voor het zeggen.
De emancipatie blijkt van een andere orde. Annego Strumphler laat me een kamer zien waar acht computers staan. Al Maarif is satelliet van Buurtonline. “Jonge Marokkaanse vrouwen volgen hier computercursussen, kinderen maken er hun werkstukken voor school,” zegt ze. Zij is één van de vijf beroepskrachten die migrantenorganisaties helpt professionaliseren. “Educatie behoort tot de belangrijkste activiteiten van Al Maarif. Alfabetisering van oudere vrouwen, oriëntatie op de samenleving en Nederlandse taalles vormen de hoofdmoot. Voor vrouwen die nooit een pen ter hand hebben genomen is het een enorme stap Arabisch of Nederlands te leren lezen en schrijven. Zonder Al Maarif zouden oudere vrouwen hun huis nauwelijks uit komen.”
Omdat er altijd kinderopvang in huis is, is ook de deelname van jonge vrouwen groot en de uitval gering. In het weekend leren tweehonderd kinderen hier Arabisch. Wegens ruimtegebrek vindt de huiswerkbegeleiding van jongens in de puberleeftijd elders plaats. Voor hen worden op verschillende plekken in de buurt ook sportactiviteiten georganiseerd.
Strumphler: “Een enkele jongere gaat een vakopleiding volgen bij het ROC. Voor de meeste vrouwen is een opleiding, werk of politieke participatie nog een brug te ver.”
“Als we willen dat mensen integreren in Nederland, moeten we daar de tijd voor nemen,” zegt ook de wijkwethouder, “maar we zijn op de goede weg.”