Trouw – 2002
Ook blijvend gekken horen erbij. Het hoeft maar een paar keer uit de hand te lopen met psychiatrische patiënten in de stad of de verzuchting dat ‘die mensen’ beter af zijn in een beschermde omgeving duikt op. Niet meer helemaal afgezonderd in bos en duin zoals vroeger. Maar ‘ze’ moeten wel weg uit het publieke domein. De kersverse Amsterdamse doctor Doortje Kal is het daar niet mee eens. De samenleving is onvoldoende gastvrij voor moeilijke mensen. Inburgering van gekken en dwazen is een zaak voor de maatschappij als geheel, stelt Kal. Onlangs verscheen van haar hand een opmerkelijk promotieonderzoek: Kwartiermaken. Ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond.
Kal laat zien hoe het zover is gekomen dat mensen met ernstige psychiatrische problemen volledig werden uitgesloten van het gewone dagelijks leven. Voor hun eigen bestwil maar ook omdat zij steeds minder pasten in de snelle maatschappij, werden zij naar elders gebracht en behandeld. Dat betekende in veel gevallen rust, maar ook een volledig isolement. Er ontstond een haast onoverbrugbaar verschil met gewone mensen.
Die tijd van algehele afzondering is voor veel patiënten en cliënten voorbij. Zij keerden terug onder de mensen. Maar eerherstel van mensen met een psychiatrische achtergrond is niet genoeg, stelt Kal in Kwartiermaken. Zeker niet als zij – om als burger mee te tellen – moeten voldoen aan de heersende invulling van burgerschap, waarin arbeid en autonomie centraal staan. Hun zelfredzaamheid is beperkt, alle maakbaarheididealen ten spijt. Psychiatrisch patiënten goedbedoeld in de normale wereld willen opnemen mist vaak zijn doel, omdat voorbij wordt gegaan aan het ‘vreemde’ aan hen.
Zo zijn zij nog altijd geïsoleerd, draaien niet mee als volwaardig burger en zijn soms lastig voor hun omgeving. De rond 16.000 bezoekers van een dagactiviteitencentrum in Nederland hebben weinig mogelijkheden zich daarbuiten te bewegen, laat staan zich te ontplooien. Hun contacten en activiteiten in de normale wereld zijn gering, waardoor hun aansluiting moeizaam verloopt of mislukt. Zelfs op de sociale werkplaatsen zijn mensen met een psychiatrische achtergrond slechts beperkt welkom. De meeste mensen zijn thuis of in een Ggz-voorziening. Hun lijden wordt niet verstaan.
Kal wil tolken en verschillen overbruggen. In haar boek baant zij paden voor deelname aan het maatschappelijk verkeer. Patiënten zijn immers ook gewoon mensen met behoefte aan geborgenheid en een zinvol bestaan. De tragiek van hun situatie is evenwel dat zij zich niet normaal kúnnen aanpassen. Aanpassing moet bovendien niet alleen van de kant van de patiënt komen. De samenleving moet ook plaats maken voor chronisch psychiatrische patiënten met al hun eigenaardigheden. En dat is een ongemakkelijk proces, waarschuwt Kal.
Maar hoe gek moet het worden? In veel gemeenten zwerven mensen met schizofrenie of een psychose over straat. De politie trekt geregeld aan de bel dat zij opdraait voor de gebrekkige integratie. Wat kun je vragen van buurtbewoners met een verwarde man op de trap?
Betrokkenheid, zegt Kal. Met hulp of begeleiding van derden moet de situatie in goede banen worden geleid. Het mooiste zou zijn wanneer er omgangsvormen ontstaan waarbij beide partijen zich veilig weten. Daarbij kan een meldpunt in de buurt van dienst zijn – te vinden in de gemeentegids – waar je een zorgwekkende of bedreigende situatie kunt melden, die vervolgens wordt aangepakt. Beide partijen moeten serieus worden genomen: de patiënt-burger en de medeburger. Incidenten moeten niet onmiddellijk tot huisuitzetting leiden.
Gastvrijheid
Als preventiewerker sociale psychiatrie zette Kal onder de noemer van kwartiermaken verschillende projecten op die de kloof tussen cliënten en samenleving moeten overbruggen. Kwartiermaken in dit verband is het organiseren van gastvrijheid buiten de psychiatrie. Het welzijnswerk, sport- en vrijwilligersorganisaties zouden plekken moeten bieden waar mensen veilig aan het maatschappelijk verkeer kunnen deelnemen. En bereid zijn samen te werken met de Ggz. Cruciaal is de rol van intermediairs, maatjes of bemiddelaars. Zij kunnen een brug slaan tussen de beperkte leefwereld van mensen in de psychiatrie en bijvoorbeeld het sociaal-cultureel werk.
Ook vriendendiensten, een fenomeen dat inmiddels al tien jaar bestaat in Nederland, kunnen een rol spelen in de ondersteuning van psychiatrisch patiënten. Met een vriendendienst wordt invulling gegeven aan de betrokkenheid van burgers die Kal voor ogen staat.
Doortje Kal zet zich al vele jaren in voor verbetering van de leefsituatie van mensen met een psychiatrische achtergrond. Haar proefschrift is niet alleen een wetenschappelijke kroon op haar werk aan de basis. Zij vergroot met haar indringende schrijfstijl ook de kans dat de mensen die “lid van de wereld” willen worden, gezien en gehoord worden. Als hooggeleerd maatje brengt ze noden en wensen van cliënten en patiënten op overtuigende wijze onder de publieke aandacht.
Kal richt zich niet zozeer tot vakbroeders en -zusters uit de hulpverlening. Zij roept burgers, beleidsmakers, organisaties en instellingen op zich met mensen met een psychiatrische achtergrond in te laten, hen in hun waarde te laten en zoveel mogelijk te betrekken bij het maatschappelijk leven.
Haar roep om maatschappelijke betrokkenheid past in een tijd waarin de teruggetrokken overheid weer op zijn retour lijkt te zijn en de nadelen van de eenzijdig op productiviteit gerichte moraal in uiteenlopende kringen worden onderkend. Zaken als (weder)opbouwwerk, sleutelfiguren, vriendendiensten en een zorgende bedrijfscultuur zijn van belang voor mensen die lijden aan een psychiatrische problematiek, maar ook voor andere groepen buiten het snel kloppende hart van de maatschappij.