‘Het woord van de waarheid is onoverwinnelijk, een triomf van de geest,’ aldus schrijver Lidija Tsjoekovskaja in 1974 . Onlangs verscheen een bundel van haar Open brieven tegen de Russische staatsterreur in Nederlandse vertaling. Wie is zij en wat deed ze?
[Lees meer…] overOpen brieven van Lidija Tsjoekovskaja (1907-1996)Weblog
Toegankelijk 3.0
‘Mag ik voor je bidden?’ vraagt een omstander de jonge student in een rolstoel. ‘Zal ik je helpen oversteken,’ zeg/vraagt een voorbijganger een blinde jongeman, hem onderwijl al naar voren duwend terwijl hij helemaal die kant niet op moet. ‘Goedbedoeld, maar lastig. Doe het liever niet,’ zeggen twee activisten met een fysieke beperking. Tijdens een forumdiscussie over onwetendheid met betrekking tot leven met een handicap noemen ze voorbeelden die hinderen. Geleidelijnen die ontbreken op straat of in stations waardoor je als blinde niet zelfstandig je weg kunt vinden. Gebouwen en voorzieningen waar je nog altijd niet in kan met een rolstoel.
Sinds 2016 geldt in Nederland het VN Verdrag Handicap en moeten mensen met een fysieke, verstandelijke of psychische beperking, en dat zijn er in ons land zo’n 2 miljoen, overal kunnen meedoen. Aan werk, cultuur, vervoer, onderwijs en meer. Feitelijk is dat lang niet altijd zo. Activisten als de onlangs overleden Jan Troost strijden al heel lang voor toegankelijkheid. Toch lijkt er iets veranderd. Een oudere man in een rolstoel zegt altijd net als z’n niet-gehandicapte medemens te hebben willen meedoen en zich daarvoor zoveel mogelijk aanpaste aan hen. De jonge activisten in de forumdiscussie zeggen dat als de maatschappij zich nu inricht op en aanpast aan de mensen met de meeste beperkingen die dan voor iederéén toegankelijk is. Voor ouderen, kwetsbaren en gehandicapten. Laat de maatschappij zich aanpassen aan ons in plaats van omgekeerd. Vergeet niet dat je nóg zonder beperking bent, zegt de jongen in rolstoel lachend tegen het publiek zonder zichtbare handicap. Loop je hier voor de deur onder de tram, dan word je net als ik. Van binnenuit voelen zij zich trouwens helemaal niet zo beperkt of gehandicapt, ze worden dat omdat anderen hen zo zien. Zij zijn wie ze zijn en hebben hun dromen en talenten. Zo kan een blinde burgemeester worden en zou een van de panelleden in rolstoel de eerste hoogleraar Gehandicaptenrecht willen zijn. Waarvan akte.
Laat doven en slechthorenden tweetalig opgroeien
De meeste doof geboren kinderen krijgen tegenwoordig een cochleair implantaat (CI), slechthorende kinderen krijgen hoortoestellen. Hiermee kunnen zij naar het regulier onderwijs. Het leren van gebarentaal wordt niet aangemoedigd omdat het de gesproken taalontwikkeling zou vertragen of belemmeren. Het passend regulier onderwijs blijkt echter minder te passen dan zou moeten. Het College voor de Rechten van de Mens stelde onlangs na onderzoek vast dat dove en slechthorende kinderen niet overal worden toegelaten in het regulier onderwijs, zij onder hun niveau worden geplaatst en te weinig ondersteuning krijgen (zie Volkskrant, 29 sept 2022). Dat schaadt hun ontwikkeling. De aansluiting bij de doven en slechthorendengemeenschap wordt beperkt door de focus op meedoen in de horende wereld. Dove en slechthorende kinderen kunnen tussen wal en schip vallen. Ze horen noch volledig bij de horende noch bij de dovengemeenschap. Standaard tweetalig opgroeien, met hoortechnologie én Nederlandse gebarentaal, verhoogt hun welzijn en ontwikkeling.
Generaties lang was het doven en slechthorenden verboden gebarentaal te leren of te gebruiken. Eind 19de eeuw stelden deskundigen, internationaal bijeen op een congres in Milaan, dat zij beter zouden integreren als ze uitsluitend mondeling leerden communiceren. De bijeenkomst leidde wereldwijd tot een verbod op onderwijs in gebarentaal. Nederland besloot in 1910 dat dove en slechthorende kinderen op school alleen gesproken taal mochten leren. Horende docenten – de dove leerkrachten werden allemaal ontslagen – zagen erop toe dat kinderen geen gebarentaal gebruikten, ook niet onder elkaar.
Dat is veranderd. In 1980 werd het gebarentaalverbod in Nederland opgeheven. Op speciale scholen kunnen dove kinderen Nederlandse gebarentaal of Nederlands met gebaren leren. Op een aantal dovenscholen is gebarentaal tegenwoordig zelfs de voertaal. Daar communiceren ook leerkrachten onderling met gebaren.
Toch heeft de medische route met hoortechnologie en vroegbegeleiding en later deelname aan regulier onderwijs nog altijd de voorkeur. Ouders en hulpverleners willen dat het kind zo gewoon mogelijk opgroeit. Kinderen hebben natuurlijk baat bij horen met hulpmiddelen, maar niet zonder een haast bovenmenselijke inspanning om de wereld om hen heen te kunnen volgen. Ontspannen communicatie is er voor hen niet bij. Ook ‘incidenteel leren’ – emoties meekrijgen, oorzaak-gevolg momenten, uitgesproken gedachten en manieren van contact leggen van horende kinderen – is moeilijk.
95% van de doof en slechthorende kinderen heeft horende ouders. Die kunnen op cursus om Nederlands met gebaren te leren, zodat zij ook een extra manier hebben om met hun kinderen te communiceren. Het cursusaanbod is echter beperkt en de opleiding gebarentaal kostbaar, omdat die slechts gedeeltelijk wordt vergoed. Bovendien is Nederlands met gebaren niet hetzelfde als Nederlandse gebarentaal. Het is gesproken taal, ondersteund met gebaren. Niet alle woorden hebben een gebaar. Terwijl Nederlandse gebarentaal een volwaardige taal is.
In de dovengemeenschap wordt geijverd voor een positievere waardering van Nederlandse gebarentaal. Omdat doven en slechthorenden daarmee onderling kunnen communiceren, zichzelf kunnen zijn, een community kunnen vormen, erkend en begrepen worden. Zich kunnen identificeren met andere doven en slechthorenden, rolmodellen ontmoeten en geaccepteerd worden zoals je bent, is belangrijk voor hun welzijn en gezondheid.
Om te voorkomen dat kinderen en jongeren tussen de horende wal en het dove schip terechtkomen, is onderzoek nodig naar de kansen en mogelijkheden van tweetalig opgroeien.
Mentoren geven leerlingen met achterstand steuntje in de rug
De coronapandemie, de lockdown en langdurig thuisonderwijs in 2020 eisen hun tol. Vooral in het voortgezet onderwijs haken veel leerlingen af. Zij zitten niet lekker in hun vel, zijn moeilijk te motiveren voor school en lopen fikse achterstanden op. Omdat niet ieder gezin de schade van de pandemie zelf kan herstellen, versterkt die ook de kansenongelijkheid tussen kinderen. De demissionaire onderwijsministers stelden in 2020 5,8 miljard beschikbaar voor het wegwerken van corona-achterstanden in het primair en voortgezet onderwijs. Door de werkdruk en het lerarentekort kost het scholen grote moeite al dat extra geld te besteden.
Leerlingen extra aandacht geven als die nodig is, hoeven scholen echter niet alleen te doen. Mentorprojecten bieden kinderen thuis een-op-een-begeleiding en helpen een handje.
Leerkrachten en commerciële bijlesbureaus werken niet als enigen aan het verminderen van leerachterstanden. Ook mentoren, als vrijwilliger verbonden aan mentorprojecten, doen dat. Mentoren zijn er bovendien ook voor mensen met een kleine beurs. School’s cool is een van die mentorprojecten. School’s cool staat al bijna 25 jaar voor gelijke kansen voor ieder kind. De stichting koppelt jaarlijks rond 1200 mentoren in het hele land aan leerlingen die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld omdat hun ouders die de Nederlandse taal onvoldoende spreken, hen niet kunnen helpen met school. School’s cool heeft momenteel 33 vestigingen in Nederland en wordt gefinancierd door gemeenten, fondsen, donateurs als Stichting Kinderpostzegels en soms een kleine eigen bijdrage van ouders. In 2020 ontving School’s cool bovendien een schenking van de Vriendenloterij. Elk kind heeft recht op goed onderwijs in de aanloop naar een latere loopbaan en succesvol meedoen in de samenleving, zo is de overtuiging van het mentorproject.
Mentoren helpen leerlingen tussen 10-18 jaar wekelijks met wat maar nodig is. Van motiveren voor school, plannen, woordjes leren tot het betrekken van ouders bij de school. Bij mentoraten gaat het allereerst om het ondersteunen van de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en om het vergroten van hun zelfvertrouwen. Van daaruit kan worden gewerkt aan het verminderen van een eventuele cognitieve achterstand. Ook gaan mentoren er met kinderen op uit als zij van huis uit geen uitstapjes maken. Hun inzet heeft positieve gevolgen voor het welbevinden van de leerlingen, hun motivatie voor en plezier in onderwijs, concentratie, omgang met andere kinderen, mondigheid en zelfstandigheid.
Om de kwaliteit van het mentoraat te waarborgen zorgt School’s cool voor een goede match tussen mentoren en mentees en voor coaching van de vrijwilligers. Uit onderzoek blijkt een zorgvuldig opgebouwde relatie een belangrijke succesfactor voor een geslaagd mentoraat te zijn. Hoewel veel mentoren hoogopgeleid zijn en zelf afkomstig uit het onderwijs of de sociale sector, zijn zij immers geen professionals.
School’s cool werkt in heel Nederland samen met scholen, die leerlingen aanmelden voor een mentoraat. Daarnaast werkt de stichting samen met de gemeente en zorgverleners. Ook hulpverleners kunnen naar School’s cool verwijzen. Omdat mentoren achter de voordeur komen, zien of ervaren zij als er meer aan de hand is dan achterstand. Door intervisie en professionaliseringsbijeenkomsten weten zij hoe te handelen in dergelijke situaties.
In 2020 formeerde School’s cool een wetenschappelijke denktank, met onderzoekers van verschillende Nederlandse universiteiten. De wetenschappers kijken vanuit hun expertise op het gebied van mentoring, onderwijs en opgroeien hoe School’s cool zich verder kan ontwikkelen. Hoe kunnen aan school gerelateerde projecten als School’s cool kansen van kinderen helpen vergroten en achterstand van leerlingen voorkomen? In welke mate dragen mentoraten bij aan het welbevinden en de resultaten van leerlingen?
De inzet en persoonlijke aandacht van mentoren blijkt in de praktijk te voorkomen dat leerlingen stoppen met school of in latere jaren doubleren. Ervaringen in het land laten zien dat kinderen met een mentor soms instromen op een hoger niveau dan het basisschooladvies, minder ‘afstromen’ in het voortgezet onderwijs en een beter toekomstperspectief hebben. Of dat nu met succes afronden van de middelbare school is, een vervolg- of beroepsopleiding of beginnen in een baan.
Een-op- een-begeleiding thuis betekent ook persoonlijk contact met ouders, iets dat scholen niet altijd hebben en kan leiden tot grotere ouderbetrokkenheid.
De vrijwilligers van School’s cool hebben hart voor de zaak. Ook tijdens de lange lockdown lieten veel mentoren ‘hun’ leerlingen niet in de steek. De beloning is geen geldelijk gewin maar een gelukkiger kind. Scholen, maak gebruik van de buitenschoolse mentoraten en werk samen aan gelijke kansen voor ieder kind.
Groeneman
Als de partner van Groene-redacteur Joost de Vries, vrouw of man, arts is, is hij dan doktersman?, denk ik als ik z’n artikel over Philip Roth in De Groene Amsterdammer lees. Ik blijf steken bij ‘kunstenaarsvrouw’, of liever gezegd haken. Hij bedoelt het waarschijnlijk goed: heb aandacht voor het werk van vrouwen achter veel mannen met talent, maar waarom is de kunstenaar zelf per se een man en noem je de vriendin of echtgenote ‘kunstenaarsvrouw’? Is de kunstenaar vrouw, heet haar vriend of echtgenoot dan kunstenaarsman?
[Lees meer…] overGroenemanPassende baan én zorg voor mensen met een arbeidsbeperking
CDA en SP werken samen aan een initiatiefwet sociale werkvoorziening nieuwe stijl en noemen hun kindje ‘sociaal ontwikkelbedrijven’. Ook de PvdA, met de VVD verantwoordelijk voor de Participatiewet (waarin Wajong, bijstand en sociale werkvoorziening opgingen) en daarmee het sluiten van SW-bedrijven, wil een doorstart van de sociale werkvoorziening, zo staat in het verkiezingsprogramma. De meeste ‘oude’ SW-bedrijven zijn echter allang ontwikkelbedrijven, onder noemers als talent- en ontwikkelbedrijf, re-integratiebedrijf en leerwerkbedrijf. Ze moesten al vóór 2015, toen de Participatiewet van kracht werd, budget inleveren, hun productiefste werknemers detacheren en nieuwe businessmodellen ontwikkelen. Velen wisten nieuwe doelgroepen te betrekken en extra inkomsten te vergaren. Vooral de sterfhuisconstructie en rigide bezuinigingen op SW-bedrijven door kabinet Rutte II zorgden voor verliezen in plaats van winst, niet de bedrijven. Het plan voor een doorstart van bedrijven, waarvan vele er zoals gezegd gewoon nog zíjn, brancheorganisatie Cedris heeft 100 leden, komt omdat het veel mensen met een arbeidsbeperking ‘niet lukt’ een plek op de reguliere arbeidsmarkt te veroveren, staat op de sites van de SP en het CDA. Hun ‘afstand tot de arbeidsmarkt’ is te groot.
[Lees meer…] overPassende baan én zorg voor mensen met een arbeidsbeperking