Een hele winter zeggen ze het vol te willen houden, de bezetters van het Amsterdamse Beursplein. Na tien dagen actievoeren is er een Occupy mini-maatschappij ontstaan, met een taakverdeling, regels (voorzichtig met alcohol en drugs, om 01.00u ’s nachts letterlijk onder zeil, etc), afspraken, buitenlandse gasten die gezellig in klaarstaande tentjes meeliften en voorzieningen als een kachel, een eettent, een bibliotheekje, een verkleedtent, een slaaptent en een informatiebalie met discussieruimte. ’s Nachts waken zogeheten peacekeepers over de veiligheid van de Beurspleinslapers. Elke avond half 7 is er een General Assembly waar van alles aan de orde kan komen. Om de activisten (waarom heten ze hier geen rebellen of opstandelingen?) en andersglobalisten vanuit het buitenland van dienst te zijn, kunnen talenknobbels zich aanmelden om discussies simultaan te vertalen. Een oudere dame komt een zak dikke truien brengen, een oudere heer neemt foto’s. ‘Wie weet ontstaat hier iets blijvends,’ zegt een van hen, ‘dan gaat het om een historisch moment.’
Weblog
Zoenoffer in het IJ
Een paviljoen in het IJ bij het Java eiland en een aanlegsteiger voor een toeristische pont, omgeven door wachtplaatsen voor binnenvaartschepen om te voorkomen dat het paviljoen wordt aangevaren. En dat allemaal om onder een schadeclaim uit te komen. Dat is geen goede binnenkomer, maar wel de achtergrond van het plan van Converse DC, stadsdeel Oost en gemeente Amsterdam om ter hoogte van het Azartplein een pier in het water te bouwen, met horeca, parkeergelegenheid en een aanlegsteiger. Ontwikkelingsbedrijf Converse DC deed stadsdeel Zeeburg in 2009 namelijk een voorstel voor een dergelijk paviljoen, maar dan een stuk westelijker, aan de Sumatrakade. Het stadsdeel had er oren naar en Converse DC maakte een concreet plan. Het Havenbedrijf tekende echter bezwaar aan: de veiligheid was niet gegarandeerd, vanwege het draaien van grote cruiseschepen op die plek.
Dat was een streep door de rekening. Converse DC dreigde met een schadeclaim, die gemeente en stadsdeel willen voorkomen door het ontwikkelingsbedrijf een andere locatie aan te bieden. Bij het Azartplein dus. Zo werd een aanvankelijk commercieel plan een publieke aangelegenheid, waarin inmiddels al flink is geïnvesteerd. Stadsdeel Oost, dat er naast de problemen rond het gebouw MuzyQ, geen affaire bij kan hebben, liet een nieuw plan voor een paviljoen in het IJ uitwerken. In de voordracht aan de deelraad doet het stadsdeelbestuur alsof het kale Azartplein wel een pleziervoorziening als de geplande horeca met terras kan gebruiken. Eind september kreeg het ruimtelijk ontwerp de steun van de deelraad. De infrastructuur zal voor rekening van de gemeente komen, Converse DC bouwt het paviljoen.
Gelukkig stelt de centrale stad als voorwaarde dat er voor uitvoering van het plan draagvlak in de buurt moet zijn. En in die buurt wordt gemord. De omgeving van het Azartplein is prachtig, winderig en weids, maar allesbehalve uitgestorven. Naast druk verkeer van vrachtschepen en plezierboten, zijn er op het water geregeld politieoefeningen en zeil- of andere waterevenementen. Van voor- tot najaar meren op de beoogde locatie elke weekend grote drijvende motels aan, jarenlang met dag en nacht ronkende generatoren. Tijdens Sail namen de koningin en haar oudste zoon er de vlootschouw af, etc. Op de wal zijn al verschillende horecagelegenheden, waaronder het Open Haven Museum en café De Zuid. Het Azartplein zelf is het eindpunt van tramlijn 10. Het Java- en het KNSM-eiland trekken ook zonder paviljoen al veel bezoekers en dagjesmensen. Een paar jaar geleden is de bewoners van het Java-eiland bovendien ‘hun’ pontje naar het centraal station ontnomen. Zou een nieuwe pont dan wel te exploiteren zijn?
En daarbij: hoeveel Amsterdammers verliezen komende jaren hun baan, hun buurthuis, hun museum, hun dagbesteding en hun kinderopvang? Het is vreemd dat een claim als die van Converse DC de gemeente beweegt tot investeren in commerciële infrastructuur, terwijl zij tegelijkertijd zoveel sociale en culturele infrastructuur moet afbreken.
Eropaf Laboratorium
Zo vol is het nog nooit geweest in MuzyQ, het geplaagde muziekstudioverzamelgebouw in Amsterdam Oost. Terwijl het stadsdeel met de huidige eigenaar in de clinch ligt over aankoop van het enorme, verliesgevende pand, bruist het op 13 oktober van de activiteiten. Het nationale Eropaf Laboratorium is er neergestreken voor een Benefietcongres over sociaal werk dat aansluit bij de eigen kracht van burgers. Rond de vierhonderd deelnemers zijn toegestroomd, voor € 150,- de man/vrouw. ’s Middags is er een veiling van onder andere diensten, ingelijste foto’s van HVO Querido en de gouden koevoet van voormalig kraker Marc Räkers. De opbrengst van entreegelden en veiling is – na aftrek van kosten voor de, door vrijwilligers verzorgde, koffie, thee en broodjes – voor het Steunpunt Voorkoming Huisuitzetting wegens huurschulden dat dezelfde dag wordt opgericht. Het toeval wil dat er, vlak voor het Eropaf Laboratorium van start gaat, om de hoek een woning wordt ontruimd aan de Nic. De Roeverstraat in Amsterdam Oost. De eerste klant voor het Steunpunt is binnen.
Wel/nietzijn
‘Je bent wat je doet,’ stelde sociaal ondernemer John Beckers op het 9de landelijke Welzijnsdebat, begin oktober in Utrecht. Hij vergeleek de welzijnsbusiness met Apple. [Lees meer…] overWel/nietzijn
Odysseus in Transvaal
Nu de groeiende kloof tussen laag en hoogopgeleiden, tussen het zogenaamde ‘volk’ en de ‘elite’ steeds vaker wordt genoemd als dé nieuwe klassentegenstelling, is het prettig te zien dat er in die kloof soms best iets moois groeit. Zoals buurttheaterstuk Odysseus in de Amsterdamse Transvaal. Twee weekends in september waren buurtbewoners zowel getuige als deelnemer van een spektakelstuk, dat zich afspeelde in een oud donker schoolgebouw. Een gezelschap van acteurs, kunstenaars en bezoekers gaat op zoek naar Odysseus en passeert daarbij plotseling opdoemende, door bewoners gespeelde monsters en schimmen in prachtige decors. Als het publiek langs de Poortwachter moet om de onderwereld te bezoeken, wordt er gegriezeld en gegild. Uiteindelijk verleent de oude man de mensen een tijdelijke verblijfsvergunning voor de onderwereld. Dan komt orakel Kalypso (zie foto) in beeld. Zij heeft nog nooit in haar leven een man gezien en nu komen mensen haar vragen of zij of haar assistente Odysseus hebben gezien!? Nee, ze kan hen niet helpen. Geïmponeerd staan de buurtgenoten te kijken naar de raadselachtige en roerloze gestalte van Kalypso. Ze houden hun adem in, want waar is Odysseus dan?
Vintage red
‘Weet je waarom ik tegen de Blairites was,’ zegt hij met ingehouden woede. Tony Blair en de zijnen hebben ‘de socialistische idealen verkwanseld’.
John Kotz, een nu 81-jarige socialist van de Engelse Labourpartij, heeft zijn politieke memoires geschreven om vast te leggen wat in de socialistische beweging verloren is gegaan wat behouden had moeten worden. ‘In plaats van terugdraaien van de maatregelen van Margaret Thatcher, die rampspoed voor gewone mensen betekenden, ging oud-Labourleider Blair de neoliberale weg.’ De mogelijkheden voor gemeenten om sociale politiek te voeren, werden verder afgeknepen. Veel huurwoningen werden koopwoningen en onttrokken aan het gemeentebestand. Er werd bezuinigd op lokale voorzieningen en eigen bijdragen gingen omhoog. Het ging en gaat John Kotz, lokale socialist vanaf de jaren 40, zeer aan het hart.
Anders dan in Nederland het geval zou zijn, is in zijn boek Vintage red, the story of a municipal socialist geen sprake van besmuiktheid over ‘links’. Eerder het omgekeerde. Het liefst zou hij het begrip ijken naar z’n oorsprong: zorgen voor goede levensomstandigheden, in de eerste plaats voor de working class. Rechts, kapitalisten en de conservatieve Tories: zij waren de vijand. Met z’n boek wil John Kotz het gedachtegoed, de strijd en de verworvenheden van Labour bewaren voor het nageslacht. ‘Socialisme betekende niet alleen rechtvaardige sociaaleconomische verhoudingen. Het was een leefstijl, een manier van harmonisch samenleven.’
John kreeg politiek met de paplepel ingegoten. Zijn Russische vader, Hirsch Kotz, was begin vorige eeuw actief in Lenins sociaaldemocratische partij. In 1909 vluchtte hij, samen met zijn broer, vanuit Riga voor het, ook antisemitische, tsaristisch regime.
Enkele decennia later liepen West-Europese fascisten tegen joden te hoop. Als klein jongetje in London hoorde John Kotz aanhangers van de Britisch Union of Fascists (BUF) leuzen scanderen als the yids, the yids, we’ve got to get rid of the yids. In 1936 was hij getuige van de Battle of the Cable Street. Zwarthemden wilden, onder leiding van BUF-voorman Oswald Mosley, door de straten van London East End marcheren. Socialisten, communisten en vakbondsleden verhinderden dat. Ze hielden hen in de Cablestreet tegen. Johns moeder hing uit het raam om de antifascisten aan te moedigen, onvergetelijk voor een zesjarig kind.
Op z’n vijftiende ging John werken en werd hij actief. Eerst in de socialistische jeugdbeweging, later in en voor Labour. Toen hij in 1948 werd opgeroepen voor militaire dienst, stond hij voor een keuze. Zijn Russische vader had in het Verenigd Koninkrijk nooit naturalisatie tot Engels staatsburger aangevraagd. John had daarom tot na de Tweede Wereldoorlog een dubbele nationaliteit. De jonge Kotz, betrokken als hij was bij de Engelse politiek, besloot volmondig Brits te worden en in dienst te gaan.
Gepassioneerd zette hij zich, onder en buiten werktijd, in voor de belangen van de arbeiders, voor goede arbeidsvoorwaarden, betaalbare woningen, gezondheidszorg en onderwijs. Hij was activist, vakbondsman, raadslid, kandidaat parlementariër en bestuurder. In 1963-64 was (gekozen) burgemeester van London Hackney. Strijders tegen racisme, tegen apartheid, voor vrede, emancipatie van vrouwen en homo’s en een beter milieu: allemaal konden ze rekenen op de steun en solidariteit van John Kotz’ Labour. Ook cultuur was vast onderdeel van het socialistische repertoire. Zelf speelde Kotz als amateur onder andere in toneelstukken van Shakespeare. Als er geld moest worden ingezameld, organiseerde Labour benefietconcerten met het London Philharmonic in de Royal Albert Hall. Verheffing van de arbeidersklasse, vroeger een betekenisvol doel van socialisten, betekende ook gezien en gehoord worden, politieke participatie. John Kotz, de arbeidersjongen, is trots op wat hij heeft gedaan en bereikt, onder andere tijdens 33 jaar raadslidmaatschap in London Hackney.
Met de komst van white collar workers in Labour had hij moeite. Middle class intellectuelen, modieuze Trotskisten en, wat hij noemt, ultra-left waren hem vaak een gruwel: partijkaders zonder discipline, standvastigheid en het geduld om veranderingen te realiseren bínnen de verafschuwde instituties, langs koninklijke weg. De omarming van de vrije markt, het verkopen van gemeentewoningen, het aanbesteden van collectieve voorzieningen en gezondheidszorg, ook door Labour: John Kotz was er faliekant tegen. Maar eenmaal besloten, bewandelde hij loyaal de gekozen route. Totdat partijleider en prime minister Tony Blair het te bont maakte. De interne partijdemocratie, naar Kotz’ mening, ringeloren en hand in hand met George Bush oorlog voeren in Irak en Afghanistan: het waren bruggen te ver. Blairites waren in Kotz’ ogen ‘rechts’.
Socialist zal John Kotz altijd blijven, maar sinds 2003, na decennia actief te zijn geweest, opteert hij niet langer voor vertegenwoordigende functies voor Labour. Zijn linkse dienstverband zit erop. Maar z’n verleden, én dat van socialistisch Labour, neemt niemand hem meer af. Daar mogen wij, met Vintage red, van meegenieten.
Behalve kwaliteitssocialist is John Kotz grootvader van mijn zoon.