Ervaringsdeskundige managers zijn een oppepper
Zorgvisie – 2008
Steeds meer zorginstellingen voor mensen met een handicap of psychisch probleem zetten ervaringsdeskundigen in, als vrijwilligers én als betaalde krachten. Bij Roads werken ervaringsdeskundigen ook in leidinggevende functies: als bestuurder, manager en projectcoördinator. “Na dertig jaar cliëntenbeweging weet ik waar ik het over heb,” zegt Ed van Hoorn, lid van de Raad van Bestuur. “Voor de buitenwacht maakt het niet uit of ik er zit of een andere bestuurder, maar mijn inbreng moet wel verschil maken.”
Van Hoorn studeerde sociale wetenschappen, was actief in de patiëntenbeweging en werkt al geruime tijd bij het Instituut voor Gebruikersparticipatie en Beleid (IGPB), een onderzoeks- en kenniscentrum voor vernieuwing in zorg en dienstverlening. Nu is hij bovendien de helft van een duo aan de top van Roads. Officieel heet het bestuursmodel duaal management. Ed van Hoorn vormt samen met Thea Over de directie en is onder andere belast met het uitwerken van ervaringsdeskundigheid als leidend beginsel. Thea Over is voorzitter van de Raad van Bestuur..
Het bestuursmodel van Roads lijkt op dat van ziekenhuizen. Zijn het in ziekenhuizen, en ook verpleeghuizen, medisch specialisten en professionals die, samen met de algemene managers, verantwoordelijk zijn voor respectievelijk de zorgverlening en de bedrijfsvoering, in het geval van Roads staan ervaringsdeskundige professionals naast de algemene managers. Duaal management is ingevoerd op drie bestuurlijke niveaus: in de Raad van Bestuur, in twee regiodirecties en op een aantal locaties. Het is nu nog een experiment, voorlopig voor een periode van twee jaar, maar het principe is al vastgelegd in de langetermijnvisie van Roads.
De ervaringsdeskundige managers moeten bij aanstelling voldoen aan de vereisten die voor een managementfunctie gelden. Zij hebben dezelfde salarisschaal en arbeidsvoorwaarden als hun algemene collega’s. “Af en toe neemt een van hen een dagje vrij, net als andere collega’s. Het verzuim ligt niet hoger dan gemiddeld,” zegt Thea Over.
Cliëntenparticipatie en cliëntgestuurde projecten kent Roads al langer. Zo zijn een dagactiviteitencentrum in Amstelveen en een Zorghotel (voor een time-out) in Haarlem volledig door cliënten gerunde voorzieningen. Een groot deel van het personeel van Roads is zelf cliënt (geweest) en cliënten beslissen in de organisatie over alles mee.
Dat ervaringsdeskundigen nu ook leidinggevende functies innemen, is dus niet meer dan een logische stap. Ervaringsdeskundig wil in dit verband overigens meer zeggen dan dat de managers zelf ervaring als cliënt hebben. “Het is geen automatisme dat ervaringsdeskundige managers anders werken,” zegt Saskia van Dorp, ervaringsdeskundig lid van de tweekoppige regiodirectie van Roads Oost, met locaties en projecten in West-Friesland, Amstelveen, Amsterdam, Waterland en de Zaanstreek. “We hebben een ervaringsdeskundige coördinator gehad die precies hetzelfde deed als de vorige, dat is niet de bedoeling. Het gaat niet alleen om de passieve ervaring. Ervaringsdeskundigen moeten kunnen reflecteren op de vraag wat cliënten nodig hebben en kunnen abstraheren van hun eigen ervaringen. Vanuit die deskundigheid kunnen zij een cliëntgestuurd aanbod ontwikkelen.” Zij worden bovendien alleen aangesteld als ze open zijn over hun eigen ervaringen. “Ze moeten bij ons uit de kast komen en hun ervaringsdeskundigheid kunnen en willen uitdragen,” aldus Thea Over. Ervaringsdeskundigheid krijgt pas meerwaarde als de expertise professioneel kan worden toegepast.
Hbo-opleiding
Er is nog een aantal vacatures, maar tijdens een open sollicitatieprocedure voor een aantal ervaringsdeskundige locatiemanagers bleek dat weinig mensen aan alle eisen voldoen. Van de 34 sollicitanten kwamen welgeteld twee mensen in aanmerking voor de functie. Zij zijn in dienst genomen. Ed van Hoorn: “Het aantal geschikte kandidaten viel me tegen. Ik dacht vele talenten van buiten naar binnen te trekken, maar de meeste sollicitanten waren niet krachtig genoeg.” Daarom heeft Roads besloten zelf een opleiding op te zetten, als kweekvijver voor ervaringsdeskundige managers. “Onze jeugdopleiding,” noemt hij het. De eenjarige opleiding, georganiseerd in samenwerking met het IGPB, een opleidingsbureau en de Hogeschool van Amsterdam, is inmiddels gestart met één lesdag per week. Naast de twee nieuwe locatiemanagers en een aantal medewerkers van Roads, nemen ook anderen deel. Ed van Hoorn en Saskia van Dorp geven er allebei les over ervaringskennis en de omzetting daarvan in deskundigheid. Andere docenten geven algemene managementvaardigheden als motiveren, coachen en evalueren. De inhoud van de modules is nog in ontwikkeling, maar wanneer het lespakket is beproefd en uitgekristalliseerd vragen de initiatiefnemers erkenning als hbo-opleiding aan.
Goedkoop
Roads verwacht met ervaringsdeskundige managers kwalitatief betere diensten te kunnen bieden dan voorheen en dat de deelnemers van Roads erop vooruit gaan. Die vooruitgang moet te zien zijn in bijvoorbeeld een goede aansluiting van het dienstenaanbod op de vraag, invloed van deelnemers en afname van het aantal mensen dat uitvalt tijdens een reïntegratietraject. “We bekijken ieder onderwerp vanuit klantenperspectief,” zegt Saskia van Dorp. “Bij intakegesprekken moeten medewerkers luisteren naar het verhaal van de klanten en ruimte maken voor de invulling hun wensen. Ze mogen ook meedoen mét hun beperkingen.” Ed van Hoorn benadrukt dat het inzetten van leidinggevende ervaringsdeskundigen ook maatschappelijk moet leiden tot meer waardering voor mensen met een psychiatrische achtergrond.
Thea Over is tot nu toe tevreden over de resultaten van duaal management. “De prioriteiten komen anders te liggen, bijvoorbeeld bij informatievoorziening, keuzevrijheid en scholing van de klanten. Ik werk nu 35 jaar in de Ggz en weet uit ervaring dat veel instellingen focussen op protocollen. Als ze moeten bezuinigen passen ze hun visie aan de financiële mogelijkheden aan. Dat doen wij niet, wij maken andere keuzes.” Roads heeft het momenteel financieel moeilijk en moet bezuinigen. Het zou voor de hand liggen te beknibbelen op het experiment met de duo-managers (dat min of meer budgettair neutraal is ingevoerd, zo wordt mij verzekerd), maar dat doet Roads niet. “Het duaal management blijft,” zegt Thea Over. Het is ook niet per se duurder. “Omdat wij op alle niveaus van de organisatie managers hebben die vanuit de klant denken, komt Roads tot een vraaggestuurde invulling van de ondersteuning en zorg, en die is effectiever. De kosten dalen en zo wordt ons aanbod ook interessant voor het zorgkantoor. Verzekeraars willen tenslotte goedkoper werken en ze weten dat zelfregie kosten bespaart.”
Zorgverzekeraars, gemeenten en anderen kijken hier en daar nog onwennig aan tegen de ervaringsdeskundige managers waarmee zij nu zaken moeten doen. Saskia vindt dat ze zich soms extra moet bewijzen. “Mensen kijken je niet eens aan, die hóór je denken: ‘Dom blondje’.” Ed van Hoorn heeft daar geen last van, integendeel: Roads profileert zich met duaal management. “Het is een oppepper voor de organisatie”, zegt hij. Van Hoorn beschouwt Roads als koploper en is ervan overtuigd dat het ‘peloton’ ooit volgt. “Het is een kwestie van tijd dat ervaringsdeskundigen ook bij reguliere Ggz-instellingen in hogere functies terechtkomen.”
De Noord-Hollandse zorgaanbieder Roads ondersteunt mensen met psychische beperkingen bij het vinden van een plek in de samenleving. De organisatie streeft ernaar om in iedere grote woonkern in het werkgebied een breed scala van voorzieningen te bieden. Cliënten kunnen er terecht voor dagbesteding, begeleiding, werk en scholing. Roads heeft werk- en reïntegratieprojecten opgezet als Artotheek Meesterwerk in Haarlem, restaurant Freud in Amsterdam, Werken Aan Een Toekomst in Hoorn en een door cliënten bemande telefonische hulpcentrale. Als de cliënt dat wenst verwijzen medewerkers (intern) door naar crisisopvang, schuldhulpverlening, huisvesting of behandeling.
Roads wil een organisatie zijn waar de vraag van de klant bepalend is voor wat er gebeurt, projecten zelfsturend zijn en gebruik maken van ervaringskennis en deskundigheid. Doel is een klantencratie: niet alleen vóór mensen met psychische problemen, maar ook ván hen. De aanduiding ‘cliënt’ vervangt Roads bij voorkeur door het neutrale ‘deelnemer’. Bezoekers kunnen als cliënt binnenkomen en doorstromen naar vrijwilligerswerk of betaald werk. Op dit moment zijn er 220 mensen in dienst, waarvan 30% een psychiatrische achtergrond heeft. Roads wil dat percentage binnen enkele jaren verhogen tot 50%. Jaarlijks maken ongeveer 3000 mensen gebruik van hun voorzieningen.
Van O. op dochter – een persoonlijke bekentenis
De Journalist – 2006
Mijn afwisselend anarchistisch, communistisch en feministisch bewustzijn zei in ieder geval dat het niet deugde. Het journalistieke principe van hoor en wederhoor was ik toen niet toegedaan. Met het Telegraafconcern was ik snel klaar: dat was niet alleen ‘fout’ ín de oorlog, maar ook daarna. En met jeugdig simplisme schreef ik in één moeite door ook mijn vader, Jan Onstenk, min of meer als ‘fout’ af.
Keer op keer haalde ik mijn gelijk. Niet alleen wanneer hij zich genuanceerd uitliet over Zuid-Afrika en Israël, na een bezoek aan die landen. Ook hekelde ik zijn liefde voor militaire parades en gedweeheid ten opzichte van een centraal geleid, vrouw- en homovijandig instituut als de rooms-katholieke kerk. Nee, dan mijn gedweep met Cuba en de Russische heilstaat.
Jan Onstenk werkte sinds 1949 als journalist bij het Noordhollands Dagblad, het NHD. Van 1958 tot 1979 was hij hoofdredacteur van het NHD, en van de Noorderpers. Hij schreef onder meer dagelijks een column, ondertekend met O. In mijn herinnering wees O. de gelovige lezers de weg in zaken als bisschopsbenoemingen, Concilies en beslissingen van provincie en kabinet. Boring. Ook de hiërarchische verhoudingen op de krant (zo genoot O. het privilege van een eigen kamer) stonden me tegen. Maar toen ik éénmaal de geur van de drukkerij opsnoof, was ik verkocht.
Naast afkeuring was er stiekem ook trots: míjn vader is journalist. En ik wilde dat ook worden. Ik zou het heel anders doen. Engagement zou m’n drijfveer zijn en mijn passie ging naar de zwakken en onderdrukten, om te beginnen de arbeiders, de Derde Wereld en vrouwen. Ik zou werken in redactiecollectieven en lezers oefenden via een lezersraad invloed uit.
Na mijn middelbare school lokte de Sociale academie. Ook de School voor Journalistiek behoorde tot de mogelijkheden. Daarover oordeelde mijn vader vernietigend: ‘Laat je talent niet verpesten door de School voor Journalistiek.’ Hij was zelf een natuurtalent en leek allergisch voor de afgestudeerde wijsneuzen van de SvJ. Er zal ook frustratie in hebben doorgeklonken. Op de redactie die hij – samen met een collega-hoofdredacteur – leidde, viel de entree van ‘profs’ samen met het morrelen aan oude gezagsverhoudingen.
Het werd sociologie. Ik schreef voor studenten- en universiteitsbladen, de linkse en de feministische pers. Als hij de kans kreeg, las mijn vader alles wat ik – en mijn broer, die mij voorging als socioloog – schreven. Van marxistische theorie en de geschiedenis van het mannelijke imago van potten tot kritische noten over de Europese interne markt. Hij oordeelde niet of in stilte.
Het heeft even geduurd, maar inmiddels heb ik een klein deel van m’n vaders verzamelde werken tot mij genomen. Na zijn dood voelde ik de behoefte de urn vol columns, artikelen en ander lezenswaardig oud papier, om te draaien en kennis te nemen van mijn vader’s hoofdredactionele kijk op de wereld.
Aan O.’s pen ontsproten uitgesproken en niet bepaald muffe meningen. Hij wilde een gids zijn. In zijn eerste O.’tje als hoofdredacteur, in 1958, liet hij weten ‘stelling te (zullen) nemen ten aanzien van de vragen van den dag.’ De krant moet voor zijn mening durven uitkomen en ook ‘onder woorden brengen wat in de hoofden en harten van de katholieke lezers leeft.’ Hij vraagt de lieve Heer om ‘de gave van het goede woord’.
In 1960 uit O. zorgen over de enorme welvaartsgroei. ‘We zijn hard hollend op weg naar de vijfdaagse werkweek, we zijn het 800.000ste tv-toestel gepasseerd en hebben de grootste goudvoorraad ooit. Vooral onder ouderen (…) leeft angst dat er weer oorlog komt. Omdat de ongelijkheid en onrechtvaardigheid op de wereld zo groot is.’ O. vraagt zich af hoe we gelukkig kunnen zijn met onze welvaart als er nog zo velen armoe lijden. Begin jaren ‘60 schrijft hij blij te zijn met de ruimte en openheid die in de roomse kerk ontstaat. Hij vindt het een zaak van de wereldkerk, maar wat hem betreft mag bijvoorbeeld ‘de discussie over het celibaat uit de ijskast: bevriezen lost niets op.’ O. doet een goed woordje voor vervangende dienstplicht in ontwikkelingslanden. ‘Dienst aan de vrede is de eigenlijke rechtvaardiging van ons militaire bedrijf’, zo schrijft hij.
O. kan moraliseren: verre vakantiereizen en andere luxe vindt hij overbodig. ’t Is eenvoud en soberheid wat de klok slaat, kinderen moeten hun fantasie gebruiken en niet worden verwend met duur speelgoed. Maar hij is ook sociaal bewogen: begaan met de grote werkloosheid in de bouw halverwege de jaren ‘60, met boeren en tuinders die kampen met tegenvallende oogsten en met mensen die het niet breed hebben. In 1963 schrijft O. over de onhoudbare situatie in Zuid-Afrika: ‘3,2 miljoen blanken hebben 58% van de zetels, 1,6 miljoen kleurlingen 4%. (…) De Bantoe-negers hebben officieel niemand. Niemand? Zij hebben in feite het grootste deel van de wereldopinie achter zich.’ De tijd voor verandering dringt, houdt hij zijn lezers voor.
New York’s politie slaat in 1964 bloedig een opstand neer. Het gezag houdt de rellen voor groeiend communisme. ‘Dat betekent voor de zoveelste maal,’ schrijft O, ‘dat gevestigden in de maatschappij aan ziekteverschijnselen dokteren maar niet de kwaal te lijf gaan. (…) Wie nog eens naleest hoe de opstand in Harlem begon, gelooft zijn ogen niet. Een agent zag een groepje negerjongens tekeer gaan tegen een man, die hen – naar eigen zeggen per ongeluk – natspoot met een waterslang, roepend ‘Ik zal jullie schoonspuiten, nikkers’. Dat namen de jongens niet. In het gevecht schoot de politie een 17-jarige dood. Jongeren in de buurt werden razend. Wie zou dat niet geworden zijn?’
In het magische jaar 1968 – hij was zo oud als ik nu, de eerste kleuren-tv’s verschenen op de markt voor prijzen tussen 2500 tot 3000 gulden – gaf O. een nieuw visitekaartje af: een interne notitie over het herzien van de redactieformule. Anders dan het papier – een A-4’tje waar het karbonnetje voor de doorslag nog achter zit – kan de inhoud de tand des tijds doorstaan. ‘De krant is een één-dags-vlinder’, zo vangt zijn ‘praat-prent’ aan, ‘die moet bekoren en voor de redactie al dood is als hij op de pers ligt. De feiten zijn heilig, het commentaar is vrij.’ De krant staat in niemands dienst en heeft, ondanks de specifieke lezersgroep, geen oogkleppen op. ‘Zij moet ruimte hebben om te fladderen.’ De krant mag worden afgerekend op ‘de liefde voor de medemens, voor de rechtvaardigheid en de waarheid.’ Het katholieke karakter van de krant moet blijken uit ‘het opkomen voor de zwaksten in de samenleving.’ O. wil verder kijken dan de regio groot is, om zowel de ‘oudere autochtone generatie’ te bedienen als de ‘jongere, verstedelijkte of van elders geïmporteerde lezer te boeien.’ De ‘kunst van het fladderen’ is ‘niet te huisbakken katholiek en gewestelijk zijn’ zonder de lokale wortels van herkomst door te snijden. O. wil een ‘betere krant dan de andere, door anders te zijn: bondig, snedig, dicht bij de mensen, snel op het nieuws, met een eigen geluid, hartelijk, ‘links’ zonder dogmatisch te wezen of te provoceren, zonder pretentie noch valse bescheidenheid.’
Ik heb in 1968 de jaren des onderscheids nog niet bereikt, mijn ‘dodelijke treffer’ van zijn, in mijn ogen door De Telegraaf ingelijfde, krant moet nog komen. Maar mijn vader breekt een lans voor een, tussen aanhalingstekens, links profiel, vrij van knellende kerkelijke banden en met oog voor het menselijk lijden. Uit zijn O.’tjes blijkt zijn hekel aan de PvdA. Maar ook de KVP, de katholieke bloedgroep van het CDA, krijgt er geregeld van langs. O. zou het geen ramp vinden als de KVP als partij verdwijnt. ‘De KVP is deels groot omdat ze politiek een behaaglijke middenpositie inneemt. Nederland zal dat altijd houden,’ schrijft hij, ‘dat vinden kiezers nu eenmaal democratisch.’ Als bij statenverkiezingen de opkomst zeer laag is, pleit hij voor herziening van het bestuurlijk stelsel. ‘Het bestuur moet dichter bij de burger.’
In familiekring ging O. niet prat op zijn vrijdenkendheid, dus kom ik er pas na zijn dood achter dat er vooral geestverwantschap was. Sterker nog: kennelijk heb ik mijn sociale ijver niet (helemaal) van mezelf. Zelfs op een terrein dat ik in de familie toch lang als het mijne beschouwde, de positie van vrouwen, blijkt hij achteraf de primeur te hebben. In 1970 riep hij lezers op bij de gemeenteraadsverkiezingen op een vrouw te stemmen. ‘Je hoeft geen Dolle Mina te zijn om het absurd te vinden dat het behartigen van plaatselijke gemeenschapsbelangen bij voortduring maar als een vanzelfsprekend overwegend mannelijke aangelegenheid beschouwd wordt. Mina kom op, want hier is niets vanzelfsprekend aan.’ Hij schrijft trots over Marga Klompé, die in 1967 het wankelende omroepbestel in de steigers zette: ‘Wat de heren Cals, Scholten, Veldkamp e.a. niet lukte, lukt Klompé wel, een engel die de draak verslaat.’
Wees eerlijk. Wat een hoogmoed van dat kind destijds, ‘fout’ eigenlijk. Zelf schrapt zij als journalist braaf het snedig linksige uit haar artikelen als de (hoofd)redactie de lézer zelf conclusies wil laten trekken, schrijft met genoegen voor het christelijk geïnspireerde dagblad Trouw en zit als freelancer in haar up achter het beeldscherm. Met de revolutie op en buiten de burelen is het niks geworden. Maar de fakkel om menselijke ellende en ongelijkheid ‘weg te schrijven’ blijft branden van O. op dochter.
Primo 9 over de WMO
Primo 9 over WMO
Het sterfhuis van de ID-banen
GroenLinks Magazine – 2005
Melkertbaan en Instroom/Doorstroom zijn passé. Snuffelstage en werkervaringsplaats zijn ín. Elk kabinet bedenkt nieuwe manieren om werkgevers tegemoet te komen en mensen met een uitkering in de markt te zetten. Het streven is goed, de praktijk weerbarstig. Neem de ID-ers. Langdurig in de uitkering werd voor velen langdurig (én gelukkig) in de gesubsidieerde baan. Goedlopende projecten bezwijken omdat de uitvoerders moeten doorstromen. Geld voor regulier werk is er niet of hebben werkgevers er niet voor over. De ‘reguliere werkloosheid’ groeit. Wat doe je als er aan het eind van een regeling nog zoveel ID-ers over zijn?
Maritza Foort had zeven jaar een ID-baan in Amsterdam. Zij werkte als groepshulp in de kinderopvang. ‘Ik was blij dat ik een baan had. Ik wilde een opleiding tot leidster volgen. Dat kon niet en de werkgever stimuleerde ons ook niet tot verdere scholing.’
De Stichting Welzijn waar ze werkte, ging failliet. Maritza en haar collega’s stonden op straat. Een doorstart, met het landelijk opererende Alcides, bood even soelaas. Maar ook Alcides ging over de kop. Maritza werd ontslagen en de opvolger opnieuw – tijdelijk – aangenomen. Op 1 juli 2004 liep het contract af, omdat de gemeente de loonkostensubsidie stopte. Maritza werd echter vóór die datum ziek. ‘Mijn ziekte had geen opschortende werking, het contract verliep gewoon. Eind 2004 was ik beter. Begin 2005 hoorde ik via via van een ID-baan bij een culturele instelling. Er waren twee vacatures en er was toestemming die met ID’ers op te vullen. Ik kwam echter niet in aanmerking. Instroom in een andere ID-baan kon alleen binnen drie maanden na afloop van mijn contract en die waren voorbij.’
Hoewel haar perspectief op de arbeidsmarkt na zeven jaar werken beter zou moeten zijn, deelde het Centrum voor Werk en Inkomen haar in groep C in. Wat zoveel wil zeggen als: weinig kansen op de arbeidsmarkt. Maritza solliciteert en gaat veel bij uitzendbureaus langs. ‘Overal zeggen ze dat alleen ervaring in de kinderopvang niet genoeg is. Je moet gediplomeerd zijn en dat ben ik niet. Heel jammer dat de ID-banen ophouden te bestaan, de regeling was zo goed.’
Het Besluit In- en Doorstroombanen (ID) van het ministerie van Sociale Zaken is per 1 januari 2004 vervallen. Subsidies in het kader van de ID-regeling worden afgebouwd. De verantwoordelijkheid voor werk en inkomen van uitkeringsgerechtigden is met het van kracht worden van de Wet werk en bijstand in 2004 naar gemeenten verschoven. Tegenwoordig moeten gemeenten loonkostensubsidies voor ID-banen betalen uit hun reïntegratiegelden. Om de doorstroom kracht bij te zetten wordt op werkgevers grotere druk dan voorheen uitgeoefend de gesubsidieerde in reguliere banen om te zetten. Gemeenten beslissen of de subsidie voor ID-ers die niet door kúnnen stromen wordt verlengd of stopgezet.
Hier en daar lukt het omzetten van ID-banen in gewone banen. Maar vooral non-profitorganisaties, waar veel ID’ers werken, kunnen de loonkosten vaak niet opbrengen.
Veel ID-banen zijn.oorspronkelijk bedoeld als additionele banen. Zo zou worden voorkomen dat ID’ers de plek innemen van een (ontslagen) reguliere kracht. Door werkervaring op te doen konden ID’ers doorstromen naar reguliere banen. De praktijk was anders. Niet alleen komen veel ID’ers niet in aanmerking voor een reguliere baan omdat hun productiviteit (te) laag is of ze moeilijk inpasbaar zijn. Hun werk is ook lang niet in alle gevallen additioneel. Veel ID-ers verrichten gewoon werk, waar de baas geen normaal salaris voor kan of wil betalen. Doorstroom wordt bovendien bemoeilijkt door het ontbreken van voldoende werk. Uitstromen komt in de praktijk neer op werkloosheid en opnieuw opgenomen worden in een reïntegratietraject.
Je kunt niet zeggen dat geen geld in ID’ers is geïnvesteerd. Eind 2003, voordat het rijk de verantwoordelijkheid voor bijstandsgerechtigden aan gemeenten overdroeg, werd nog subsidie verstrekt voor 45.500 ID-banen. Ook nu nog altijd vaardigt het ministerie nieuwe potjes en regelingen uit om voor succes te zorgen van de oude niet meer bestaande ID-regeling. Het ministerie van Sociale Zaken houdt geen gegevens meer bij van het aantal ID-ers dat nog in functie is. Voor hen bestaan ID-ers niet meer.
Lange weg
Amsterdam heeft nog 4100 ID-banen. Samen met 1500 WIW-banen (de inmiddels vervallen Wet Instroom Werkzoekenden) drukken zij voor 60 procent op het gemeentelijke reïntegratiebudget. NV Werk – dat Amsterdammers aan gesubsidieerd werk hielp, nu reïntegratiebedrijf – blijft proberen ID’ers te laten doorstromen. Zij zijn opnieuw beoordeeld en op een schaal van ‘kansrijk’ tot ‘weinig kans’ geclassificeerd in categorie A tot en met D. Voor kansrijken krijgt de baas geen subsidie meer. Instroom van nieuwe mensen in de bijstand probeert men meer dan voorheen te voorkomen.
Amsterdams GroenLinks-raadslid Judith Sargentini maakt zich al lange tijd sterk voor ondersteuning van mensen met een gesubsidieerde baan. ‘Toen het doek viel voor verschillende vormen van gesubsidieerd werk, zei de wethouder voor Sociale Zaken ons toe dat er geen ID’ers ontslagen zouden worden door gemeentelijk beleid. De loonkostensubsidie voor mensen die niet door kúnnen stromen naar regulier werk, zeg maar “de moeilijkste gevallen”, bleef bovendien gehandhaafd.’
Enkele groepen zijn van dit beleid uitgezonderd. Zo betaalt de gemeente sinds eind 2004 geen loonkostensubsidie meer voor mensen van buiten de stad met een ID-baan in Amsterdam. Ook voor instellingen die door andere financiële problemen “omvallen”, zoals de welzijnsinstelling van Maritza Foort, kan de raad weinig doen. Sargentini: ‘Die ID’ers komen in de WW, net als hun reguliere collega’s.’
Om zeker te zijn dat de wethouder woord houdt, opende Judith Sargentini in augustus 2004 een Meldpunt voor Amsterdammers met een ID- of WIW-baan die tegen hun wil ontslagen (dreigen te) worden. Sargentini: ‘Ik kreeg tientallen telefoontjes van mensen voor wie ontslag dreigt. Maar allemaal omdat zij buiten Amsterdam wonen of hun organisatie ophoudt te bestaan.’
Amsterdam kiest – noodgedwongen – voor de sterfhuismethode: ID’ers die hun post verlaten, worden niet meer vervangen. Met enkele duizenden ID’ers in functie is er nog een lange weg te gaan.
Topscore
79 buitensteedse ID’ers van wie Amsterdam op 1 januari jongstleden de loonkostensubsidie stopzette, komen uit Almere. Zij kunnen dit jaar nog naar de hoofdstad pendelen, omdat Almere de loonkostensubsidie van Amsterdam in dit jaar overneemt. Wat daarna gebeurt is onduidelijk. Dat veroorzaakt onrust.
In Almere zelf hebben 242 van de 287 ID’ers een reguliere baan gekregen, een topscore. 145 van hen zijn in dienst bij de nieuwe Stichting Werk en Welzijn Almere, opgericht door samenwerkende instellingen voor welzijn, zorg en kinderopvang.
Stichting Kompaan zocht in opdracht van de gemeente voor enkele tientallen werknemers met een ID-baan andere werkgevers, met name in het onderwijs. De subsidie wordt trapsgewijs afgebouwd. Werkgevers die tenminste tot 2008 ID’ers in dienst nemen, kunnen rekenen op een eenmalige subsidie.
Voor 26 mensen is de subsidie stopgezet. Zij zijn of worden door hun werkgever ontslagen. De gemeente nam zelf ook een aantal voormalige ID’ers in dienst.
Nu loonkostensubsidies voor de meeste ID’ers zijn vervallen, heeft Almere een groot deel van het reïntegratiebudget vrijgespeeld.
Bijna voor niets
Hoe krijg je mensen aan het werk in een tijd dat er zoveel werklozen zijn? Werkgevers die personeel zoeken mijden soms het CWI, om niet bedolven te worden onder honderden sollicitaties, merkt GroenLinks-wethouder Lenie Scholten in Nijmegen. Zij wil mensen die al lang in de bijstand zitten en geen kans op werk meer hebben, met rust laten. ‘Wij benaderen hen wel om maatschappelijk actief te worden, hun armoede te verlichten en om bijvoorbeeld schuldproblemen aan te pakken.’ Met mensen die een paar jaar in de bijstand zitten en met wat scholing en werkervaring wel aan een baan zouden kunnen komen, wil de gemeente volop aan de slag. Er is echter nauwelijks werk. Scholten: ‘We wilden het aantal werkervaringsplaatsen in 2004 verdubbelen, van honderd naar tweehonderd. Ondernemers kunnen hen een jaar bijna voor niets krijgen! De gemeente betaalt het grootste deel van de loonkosten, maar er zijn geen arbeidsplaatsen.’
Tientallen mensen met een ID-baan kregen of vonden in 2004 wel regulier werk, het grootste deel bij de eigen werkgever. Eind 2004 waren er nog ongeveer 900 ID-ers in Nijmegen.
Karien Panhuizen is één van hen. Zij noemt zichzelf Melkertier. Ze werkt zes jaar bij gehandicapteninstelling De Driestroom. De eerste twee jaar als groepshulp, de laatste vier als kok. ‘Voor kerst hoorde ik dat mijn baan misschien afloopt. De kindergroep van de instelling gaat verhuizen. In het nieuwe gebouw wil men overgaan op diepvriesmaaltijden, hoewel de ouders faliekant tegen zijn. Maar zelfs als De Driestroom de kok handhaaft, wordt mijn baan niet regulier, zeker niet voor 32 uur.’ Karien is vorig jaar beoordeeld in verband met de uitstroom van ID’ers. ‘Men zei toen “Laat haar maar lekker zitten”. Doorstroom is eigenlijk nooit ter sprake gekomen. Ik heb geen opleiding in dit vak genoten. Het is gewoon een baan.
Zij is niet de enige ID’er met een gewone baan. De D van “doorstroom” zit er voor velen pro forma aan vast. Veel ID-medewerkers hebben een imposante staat van dienst, die zeker te pas komt bij het solliciteren. Toch is hun toekomst ongewis: het merendeel is niet gediplomeerd.
IDirecteur
ID’ers zijn niet per definitie laagopgeleid. Jannekee Jansen op de Haar is directeur van de Badcuyp, Centrum voor Muziek in de Amsterdamse Pijp. De vraag wat een directeur doet in een ID-baan is haar vaker gesteld. Ze pareert die met: ‘Hoeveel werkloze directeuren zijn er niet? Bij de instelling van de Melkert- en later ID-banen werd niet gepraat over tijdelijkheid. Alle sleutelposities in het centrum zijn bezet door ID-medewerkers.’
Ze heeft wel geprobeerd elders aan de slag te komen. ‘Soms wilden organisaties me niet en directeursbanen liggen niet voor het oprapen.’ Jannekee heeft vier kinderen en kan deze baan goed combineren met het ouderschap.
Een directeursfunctie is inderdaad niet waar je aan denkt bij een ID-baan. Toch kon het jarenlang wél. Dat NV Werk het nu geen passende situatie meer vindt, lijkt een gelegenheidsargument.
Jansen op de Haar vindt haar persoonlijke situatie ze niet zo interessant – ‘Ik ben Arabist en zal geen of heel moeilijk werk vinden’ – liever zet ze zich in voor de rest van het personeel.
De Badcuyp heeft 14 ID’ers in dienst. Zij gaan om de beurt bij NV Werk langs voor een herbeoordeling. Jannekee is ingedeeld in categorie D, omdat ze het naar haar zin heeft en niet wil doorstromen. Maar omdat ze officieel kansrijk is, wordt de loonkostensubsidie voor haar baan afgebouwd en loopt haar contract eind 2005 af. De onzekere situatie veroorzaakt veel onrust. Jansen op de Haar: ‘We proberen ontslag van mensen te voorkomen, maar de subsidie-inkomsten lopen terug.’
De culturele sector heeft de bijzondere aandacht van Judith Sargentini. ‘In de begroting 2005 is op voorstel van GroenLinks nog eens 1,75 miljoen euro gereserveerd voor het “witten” van gesubsidieerd werk in de culturele sector.’ Misschien dat dit de Badcuyp en nog vele andere banen kan redden.
Beleid, hoe goed bedoeld ook, maakt soms meer kapot dan je lief is.
Onder dak en aan de bak. Vijf jaar WoonWerkProject voor Amsterdamse daklozen
WRA-Groep – 2004
Het WoonWerkProject? Dat zijn Sally, Jaap en Tijn, zullen negen van de tien daklozen of collega-instellingen zeggen die met het project te maken hebben (gehad).
Sally Wielinga is projectleider en Jaap de Wit en Tijn Wierda zijn zogeheten trajectbegeleiders van het Amsterdamse Woon Werk Project (WWP). Gedreven types, die wegen banen waar anderen vooral berglandschap zien. Sally, sinds 2001 aan het WWP verbonden: ‘Het is een prachtige baan. Het is probleemoplossend en heel afwisselend, je ziet resultaten.’ Jaap, medewerker sinds 2002: ‘Je kunt dit werk niet leren. Je hart moet gewoon op de goede plaats zitten.’ En Tijn, die het team in 2003 kwam versterken: ‘Wij willen regels ombuigen. Regels zijn er voor de mensen, niet andersom!’
De medewerkers van het WWP, professionals van nature, staan voor hun daklozen. Wie hen op andere gedachten wil brengen, moet van goede huize komen.
Colofon
Redactie
Sally Wielinga, Hanneke van der Baan en Jan Merton
Tekst
Annemiek Onstenk Amsterdam
Met dank aan alle mensen die geïnterviewd zijn: Tijn Wierda, Jaap de Wit, Bertus, John, Anne, Eddy, Samuel, Jan, Rick Rijken, Hans Sloot, Bert Voges, Marijke Riemersma, Miriam Olivier, Blanche Blok, Henk Dijkstra, Piet Dek, Jeroen de Rooij, Mariette Brouwer, Alex Kentie, Koosje Jaspers en Andrea Olthuis.
1 Inleiding
Het Amsterdamse Woon Werk Project voor dak- en thuislozen bestaat eind 2004 vijf jaar. Doel van het project is dak- en thuislozen helpen terugkeren in de maatschappij door zelfstandig wonen en het verdienen van een eigen inkomen. In veel gevallen gaat het om een haast onvoorstelbare sprong voorwaarts, van ellendige of zelfs uitzichtloze situaties naar een min of meer geregeld leven.
Er is heel veel voor nodig om dat te bereiken. Het Woon Werk Project, een initiatief van de WRA Groep , Stichting Z en het Leger des Heils, slaagt daarin. De afgelopen vijf jaar begonnen 82 mensen een traject om onderdak en een baan te bemachtigen. De helft van de kandidaten woont en werkt weer. 54% van de mensen heeft het begeleidingstraject met succes afgesloten. Anderen zijn onderweg.
Het succes van het project is niet vanzelf gekomen, daar is keihard voor gewerkt. Het Woon Werk Project (WWP) heeft een methodiek ontwikkeld die de kans op een duurzame terugkeer van daklozen in de samenleving vergroot. Wij lichten hier een tipje van de sluier op. De projectmedewerkers winnen het vertrouwen van zowel daklozen als instellingen. Zij zorgen voor intensieve, langdurige en persoonlijke begeleiding. Zij pakken meerdere problemen tegelijk aan en voeren de regie daarover om de vaak complexe situaties het hoofd te bieden. Zij zorgen door korte lijnen met instanties, voor snellere procedures en een goede afstemming tussen de vele loketten waar daklozen van afhankelijk zijn. Waar instellingen eerst langs elkaar heen, soms zelfs tegen elkaar in werkten, is onderling overleg en samenwerking ontstaan. Het WWP spreekt sterke kanten van daklozen aan, waardoor zij meer kunnen dan voor mogelijk werd gehouden.
Het Woon Werk Project is een geslaagd voorbeeld van integraal werken in de hulp- en dienstverlening. Het is ook een uniek project, zowel wat de methodiek, de samenwerking als de resultaten betreft. Dat willen wij boekstaven in deze jubileumuitgave.
In Vijf jaar Woon Werk Project kunt u volgen hoe het Amsterdamse Woon Werk Project (WWP) is ontstaan en zich ontwikkelt. Ook vindt u informatie over de methodiek en succesfactoren. Wat doet en kan het project? Om welke mensen gaat het? Wat moet er allemaal gebeuren voordat voormalig daklozen wonen en werken?
We beschrijven de resultaten en doen aanbevelingen voor de toekomst. We laten de mensen aan het woord om wie het begonnen is en spraken met medewerkers, bestuurders en collega’s van andere instellingen over knelpunten, mogelijke uitbreiding en verdere samenwerking.
Bertus is 55 jaar en ‘nog steeds fit. Ik zit vaak bij m’n moeder, die is niet helemaal goed. Ik ben zwaar alcoholist geweest. De politie vond me in het Westelijk havengebied en bracht me naar de Jellinek. Ik sliep twee jaar op straat, soms bij het Leger des Heils. Ik wilde opgenomen worden om af te kicken, ik deed m’n ouders zoveel pijn. Via de Jellinek kwam ik bij het WWP. Na een half jaar was ik van de drank af. Sally regelde een WOB-woning in West. Mijn salaris komt bij inkomensbeheer, ik moet geld altijd aanvragen.
Ik wil weg uit West. Mijn vrienden, familie en voetbalclub zitten in Noord. Ik ga met Jaap naar een eigen woning kijken in Kadoelen. Jaap kende ik al, hij is een leeftijdgenoot. Ik ben jeugdleider voetbal in Amsterdam Noord, samen met zijn zwager! Ik heb vroeger hoog gevoetbald. Ik kreeg werk via Maatwerk. Na een half jaar kwam ik bij CCB. Fulltime en in vaste dienst. Ik heb cursussen gehad, onder andere bosmaaien. Ik heb het heel erg naar m’n zin en heb leuke collega’s. Ik ben met iedereen goed nu.
Ik heb veel aan Sally en Jaap te danken. Ik heb nooit andere hulp gehad. Zij hebben alles voor me geregeld en me er bovenop geholpen. Als ik in de problemen zit mag ik ook ’s nachts bellen, heeft Sally gezegd. Bijvoorbeeld als ik wil drinken. Dat is nooit nodig geweest. Ik zou het bier niet meer lusten, ik kan er buiten.
Als ik jarig ben, krijg ik van hen een kaart. Een keer zat ik op het terras met Jaap en Sally. Ze zijn een soort familie geworden.’
John komt uit Eindhoven. Voordat hij naar Amsterdam kwam, zwierf hij door heel Nederland. Eens hoopt hij naar Australië te gaan.
‘Het WWP heeft me aan een kamer geholpen bij Wonen onder begeleiding (WOB) van HVO/Querido. Ik wil daar graag weg en sta op de wachtlijst voor Begeleid wonen Amsterdam (BWA).
In Eindhoven was ik bezig een eigen kramen- en tentenbedrijf op te zetten. Thuis ging het mis en ik vertrok. Eerst naar Utrecht, Amersfoort en Maastricht, later naar Amsterdam. Ik zat voor diefstal ook nog in de gevangenis in Zutphen.
In Amsterdam verkocht ik de Z. Ik verdiende veel geld. Met vuile handeltjes heb ik me niet beziggehouden. In Utrecht en Amersfoort had ik een dubbele uitkering. Toen ik in Amsterdam een huis kreeg kwamen de schuldeisers opdagen. Bij Bureau Kredietregistratie (BKR) in Tiel komen verschillende bestanden samen, vandaar. Utrecht vorderde € 900,¬= terug, Amersfoort niks. In Eindhoven had ik ongeveer een ton aan schulden bij de tandarts, de bank en het ziekenfonds. Ik durfde nergens naar toe en kon de grens niet over. Ik ben nu bijna schuldenvrij en kan weer gaan en staan waar ik wil.
In de winter kwam ik bij het WWP terecht. Als het zomer was geweest, was ik buiten gebleven. De vrijheid trekt. Bij het WWP zijn ze rechttoe rechtaan. Ze helpen je alleen als je eruit wilt stappen. Ik heb veel geleerd in m’n leven en heb geen spijt van hoe het is gelopen. Maar je wilt toch eens je eigen douche en een einde aan het vluchten. Het WWP pakt alles tegelijk aan: boetes, justitie etc.
Na het wonen kwam het werken. Ik wilde iets met beesten. Maatwerk detacheerde me voor twee jaar bij Artis. Daar werkte ik in het voedselmagazijn. Na anderhalf jaar moest ik helaas weg. Toen kwam ik in het Amsterdamse bos, tot half april 2004. Ik studeerde weer: één dag per week agrarische MBO. Toen ik daarmee stopte vond m’n baas dat ik niet meer paste in het bos. Via de chef kwam ik aan ander werk. Ik werk nu bij een Fries hoveniersbedrijf als grasmaaier. Vrijer kun je niet zijn. Ik heb alleen met het gras te maken. Ik wil graag naar Australië, onder de koeien zijn. Ik kom van een boerderij. Een dier klaagt nooit, mensen zeuren.’
2 Ontstaan en ontwikkeling van het Woon Werk Project
Het probleem
Kenmerkend voor de situatie van veel daklozen is dat zij in verschillende sloten tegelijk lopen. Zij zijn niet alleen dakloos maar hebben bijvoorbeeld ook enorme schulden, psychische problemen en een verslavingsachtergrond. In vaktaal spreekt men van meervoudige problematiek. Er zijn talloze voorzieningen, maar een instelling die het geheel aan problemen oppakt en in samenhang helpt oplossen ontbreekt. De maatschappelijke dienstverlening is versnipperd. Voor ieder probleem is een ander loket en een ander formulier. Als één probleem is opgelost, duikt het volgende op.
Terugkeer in het gewone leven wordt daklozen niet makkelijk gemaakt. Er zijn legio voorbeelden van goedwillende daklozen die stuklopen op regels en ontmoedigd afhaken. Denk aan mensen met (alleen) een mobiele telefoon, die niet door een telefonisch spreekuur doorkomen. Of aan mensen die uren wachten bij de Belastingdienst of de Sociale Dienst en worden weggestuurd als het sluitingstijd is. ‘Een dakloze die tweemaal een gesloten deur treft, komt geen volgende keer meer,’ verzekert WWP-medewerker Jaap de Wit.
Er zijn veel loketten en veel regels. De uitvoerders daarvan zijn niet altijd flexibel. ‘Instellingen stellen zich vaak zo vijandig op. Je krijgt snel een tegenstelling tussen onze mensen en instellingen. Natuurlijk bestaat er ook fraude, maar dan nog: mensen doen dat vaak niet expres,’ stelt collega Tijn Wierda.
Projectleider Sally Wielinga kan zich opwinden over bureaucratisch onbegrip: ‘Wíj hebben al problemen te begrijpen hoe verzekeringen, uitkeringen, woningtoewijzing en dergelijke werken. Laat staan dat kwetsbare mensen als daklozen het begrijpen. Daarbij worden aan de kant van de diensten, instellingen en corporaties ook fouten gemaakt. Dan moeten cliënten bewijzen dat ze een fout hebben gemaakt! Dat is een bijna onmogelijke eis.’
Het is dus niet alleen zaak de problemen – samen met daklozen en betrokken instanties – systematisch aan te pakken en op te lossen. Ook de timing is belangrijk en goede onderlinge afstemming van diensten en voorzieningen.
De beeldvorming
Daklozen horen maatschappelijk tot de randgroepen of de zogenoemde onderkant van de samenleving. Sporadisch komen zij positief in het nieuws, bijvoorbeeld als zij via een uitzendbureau of sociaal activeringsproject nuttige taken verrichten. Ook ontmoeten ze goodwill. Veel mensen drukken ‘hun’ dakloze voor C1000 of Albert Heyn wekelijks wat geld in de hand. Daklozenkranten gaan al jaren en op vele plaatsen meer of minder grif van de hand.
…van negatief
Maar de beeldvorming is overwegend negatief. Zeker als het gaat om verslaafde daklozen en om (ex-)psychiatrische patiënten. Het beeld van overlastveroorzakende, schreeuwende en verloederde daklozen overheerst.
Afhankelijk van de politieke kleur van verantwoordelijke stadsbestuurders ligt de nadruk de ene keer op opvang en zorg (‘geen dakloze in de winter ’s nachts op straat’), de andere keer op strenge regels, handhaving en broekriem aanhalen. PvdA-wethouder Aboutaleb lanceert in 2004 het voorstel de bijstandsuitkering voor een deel in natura uit te betalen. In plaats van geld krijgen daklozen bonnen voor eten en overnachting. Aan hun uitkering is verplicht contact met het maatschappelijk werk gekoppeld. B & W van Amsterdam willen daklozen niet de kans geven vóór het einde van de maand alweer hun hand op te houden omdat het geld op is.
De ‘slechterik’ is het uitgangspunt, het wantrouwen gestold en in beleid omgezet. En dat in een situatie waarin veel regels zijn aangescherpt, vergoedingen wegvallen en het aantal gesubsidieerde arbeidsplaatsen fors vermindert.
Bij het Woon Werk Project maak je kennis met andere kanten van het verhaal, met positieve resultaten en met geloof in daklozen.
…naar positief
Zomaar wat positieve geluiden. Dé dakloze bestaat niet, stelt Tijn Wierda van het WWP. ‘Er zijn vele soorten daklozen. De mensen die hier komen zijn heel gemotiveerd. Ze willen heel graag een woning en heel graag werk. Ze krijgen alleen niet altijd kansen of ze weten de weg niet.’
Werkleiders van de sociale werkvoorziening, waar veel van de kandidaten naar toe gaan, nemen hun petje af voor hun voorheen dakloze pupillen. ‘Ik ben zéér positief over Bertus. Hij heeft een positieve invloed op zijn collega’s. Hij is positief ingesteld en brengt reuring in de groep,’ zegt werkleider Rick Rijken van CCB, een WRA-bedrijf.
Ook de instellingen waarmee het WWP samenwerkt lijken te worden gedreven door vertrouwen in de doelgroep. Zij zijn vrijwel zonder uitzondering positief over de mensen die zij aan onderdak, werk of een inkomen helpen. ‘Er kan van alles misgaan in een traject naar werk,’ zegt consulente Koosje Jaspers van Maatwerk, ‘maar aan hun motivatie ligt het niet. Zij volharden en willen graag aan de slag.’
Over vijf jaar Woon Werk Project valt een successtory te schrijven, niet in de laatste plaats door toedoen van daklozen zelf.
Het begin
Plannen en projecten om daklozen aan werk en een geregelder leven te helpen, zijn er genoeg. Een geïntegreerd aanbod, een totaalpakket aan diensten rond wonen, werk en inkomen, is nog niet eerder gerealiseerd. Zoiets bedenken is één. Voor het in praktijk brengen is meer nodig. Eerste voorwaarde is partners vinden die het dragen en trekken. In geval van het WWP vindt men die bij de WRA Groep (sociale werkvoorziening voor de regio Amsterdam), Stichting Z en het Leger des Heils.
De initiatiefnemers
‘Zo’n grote tent als de WRA Groep,’ zegt directeur Piet Dek, ‘moet actief zijn voor een doelgroep als daklozen. Wij moeten ons hun lot aantrekken. Iedere maatschappij creëert groepen die in de problemen raken. Mensen die dat willen moet je een escape bieden. Dat geldt voor daklozen maar ook voor verslaafden en psychiatrische patiënten.’ Wat hem betreft gaat het Woon Werk Project haar diensten ook aanbieden aan beide laatstgenoemde groepen.
De WRA nodigt Stichting Z en het Leger des Heils uit om gezamenlijk plannen te ontwikkelen. Z moet voor actieve verkopers zorgen, de WRA voor werk en het Leger des Heils voor huisvesting. De drie vinden elkaar. We schrijven 1999.
Het Woon Werk Project kan beginnen, eerst als experiment en al snel daarna als vaste prik in het aanbod.
De randvoorwaarden
De projectmedewerkers – eerst één, toen twee en tenslotte drie – komen in dienst van het Reïntegratiebedrijf (RIB) van de WRA Groep. Het Leger des Heils stelt huisvesting ter beschikking en biedt cliënten woontraining en begeleiding. De WRA heeft de infrastructuur voor reïntegratie en kan mensen, indien zij voor de sociale werkvoorziening in aanmerking komen, een dienstverband bieden.
De financiering van het project gaat niet van een leien dakje. In 2001 subsidieert de gemeente een deel van het WWP. Daarmee kan een diverse groep daklozen worden bediend. Daarna vervalt de subsidie. Dan zijn het Maatwerk en de Sociale Dienst Amsterdam die door het inkopen van zogenoemde reïntegratietrajecten een deel van het WWP betalen. Overblijvende kosten van het project drukken op de begroting van de WRA Groep en het Leger des Heils.
De eerste tijd
Mensen als Maarten Adelmeijer en Cherie De la Rambelje maken zich sterk om het project van de grond te tillen en voor het voetlicht te brengen. Lydia Heida – de eerste betaalde medewerker – en later Rhea Schimmel leggen zich in het begin vooral toe op het verwerven van kennis van de sociale kaart van Amsterdam en het opbouwen van een netwerk. Samen leggen zij het fundament voor het latere succes van het WWP.
De precieze rol en inhoud van het project krijgt in de loop der jaren steeds duidelijker vorm. Wel steekt men van aanvang af de handen uit de mouwen. ‘Het WWP is altijd daadkrachtig geweest,’ herinnert Jeroen de Rooij zich. Als coördinator van Stichting Z en lid van de stuurgroep van het WWP heeft hij de ontwikkeling ervan van nabij kunnen volgen. ‘Pionier Lydia Heida is meteen daklozen gaan helpen. Zij hebben niet eerst gewacht tot het project in kannen en kruiken was.’
De doelgroep
Het Woon Werk Project is voor Amsterdamse dak- en thuislozen. In de begintijd zijn het vooral Z-verkopers die bij het WWP aankloppen. In 2004 komen de meeste klanten via de Jellinek en de Sociale Dienst. Veel mensen hebben een justitieel verleden en/of zijn ex-verslaafden (‘…heel goede kandidaten voor het WWP,’ zegt Sally Wielinga., ‘ze weten als geen ander wat beulen is.’)
Om voor begeleiding door het WWP in aanmerking te komen moeten mensen dakloos zijn, minimaal 18 jaar zijn, legaal in Nederland verblijven, gemotiveerd en clean zijn (methadon mag). Voor mensen die ‘té dakloos zijn, totaal verloederd en in de war’ kan het WWP weinig betekenen, aldus Wielinga, ‘al is het maar omdat zij zich niet aan afspraken kunnen houden.’
De eerste jaren kan het WWP een diverse groep daklozen aan een woning en werk helpen. Door veranderde wetten en regels op het gebied van werk en inkomen is de doelgroep tegenwoordig beperkt.
Het WWP helpt eerst zowel mensen met als zonder bijstandsuitkering aan werk. Zij krijgen een dienstverband bij Maatwerk van twee jaar, met twee maanden proeftijd. Cliënten van het WWP krijgen ook hun inkomen via Maatwerk. Een bijstandsuitkering is niet nodig.
Halverwege 2003 komt een einde aan deze mogelijkheid. Sindsdien komen alleen mensen met een bijstandsuitkering in aanmerking voor begeleiding naar werk via Maatwerk.
Met als gevolg dat het WWP – dat liever ‘alle’ daklozen van dienst is – minder armslag heeft.
Het WWP zou ook graag daklozen met een WW- of WAO-uitkering aan een woning en werk helpen. Sally Wielinga: ‘Wij hebben geen contracten met de uitvoerders van werknemersverzekeringen als het UWV. Het is tot nu toe heel moeilijk gebleken cliënten via het UWV een passend reïntegratietraject te bieden. Het WWP ontvangt ook geen financiering voor mensen met een UWV-uitkering. Helaas kunnen we dus zo goed als niets voor hen doen.’
Aanloopproblemen
Initiatiefnemers en partners van het eerste uur – WRA Groep, Stichting Z en Leger des Heils – hebben hun duurzame samenwerking moeten smeden. Het ging niet helemaal vanzelf. In huize WWP heeft menige discussie plaatsgevonden over zaken als drugsgebruik en gedwongen budgettering.
Directeur Henk Dijkstra van het Leger des Heils geloofde wel vanaf het begin in de mogelijkheden van het Woon Werk project. ‘Het was zoeken naar een succesformule: voor welke mensen is het project bedoeld? Ging het om drugsgebruikers, dan betekende dat al snel overlast voor de woonomgeving. Wij moesten met een kwantum van onze woningen komen, maar hadden tijd nodig om af te wegen wat wijsheid was. In welk tempo konden wij woningen beschikbaar stellen? Wij wilden een zorgvuldige selectie. Zowel de medewerkers als de cliënten van het Woon Werk Project zijn nu o.k. voor ons. Met overleg zijn we eruit gekomen.’
Het project op dreef
Het WWP wordt bekend onder daklozen en instellingen. Het wint het vertrouwen van de doelgroep én marktaandeel. Niet alleen daklozen weten het WWP te vinden, ook instellingen kloppen aan. Door persoonlijke contacten met medewerkers van tal van instellingen ontstaan korte lijnen. Een dakloze moet een lange weg gaan om gegevens te verzamelen over zijn schulden en zes adressen langs voor een slaapplaats. Voor medewerkers van het WWP is soms één telefoontje genoeg. Het verkorten van procedures en in elkaar grijpen van verschillende oplossingen in een complex geheel, betekent voor daklozen een begin van terugkeer in de samenleving. De vicieuze cirkel wordt doorbroken.
In 2003 spreken Maatwerk Amsterdam en de WRA Groep af nauw samen te werken in de begeleiding van kandidaten richting arbeidsmarkt. De Sociale Dienst betaalt de scholing, activering en het reïntegratietraject en moet derhalve toestemming verlenen. De persoonlijke begeleiding door het WWP wordt officieel voortraject. Het dienstverband (sinds 2003 als stagiaire) bij Maatwerk is tussentraject. Kandidaten met een sw-indicatie stromen uit naar een dienstverband bij de WRA. Een enkeling slaagt erin reguliere arbeid te verrichten.
Deskundigheid
De drie medewerkers van het WWP beschikken onmiskenbaar over natuurtalent. Zij zijn ook professionals. De trajectbegeleiders stellen op basis van de intake een trajectplan op en zorgen voor voortgang en verslaglegging. Zij beschikken over een brede kennis van de sociale kaart van Amsterdam en zijn in staat tot goede afstemming en samenwerking met collega-instellingen. Zij ontwikkelen methodieken om cliënten naar een duurzaam stabiele woon- en werksituatie te begeleiden.
De functie van projectleider vereist bovendien kennis van personeelsmanagement en van financiën. Zij beschikt over leidinggevende kwaliteiten, legt verantwoording af over het project en bewaakt het budget.
De projectleider zelf noemt nog een aantal informele eisen en eigenschappen van WWP-medewerkers: ‘Je moet je ergens in kunnen vastbijten, een open instelling hebben, vastberaden, betrokken en flexibel zijn.’
De medewerkers volgen geregeld cursussen om hun deskundigheid te bevorderen, bijvoorbeeld een cursus case management en een cursus omgaan met psychische handicaps.
3 ‘Geen stok maar helpende hand achter de deur’
Methodiek en werkwijze
Een traject bij het WWP duurt anderhalf tot twee jaar. Deze periode is nodig om een stabiele woon/werksituatie te bereiken en de kans op terug- of uitval te minimaliseren. Omdat bij de meeste mensen sprake is van meerdere problemen tegelijk, beperkt het aanbod van het WWP zich niet tot wonen en werken alleen. Het WWP biedt ook ondersteuning op de volgende terreinen: schulden, justitie, gezondheid, psychosociale problemen en langdurige begeleiding bij bijvoorbeeld het voeren van een administratie. Indien nodig worden cliënten doorverwezen naar een gespecialiseerde instelling of organisatie.
De medewerkers van het WWP houden elke woensdag spreekuur in een kantoorruimte bij Stichting Z. Daar vinden ook de oriënterende en intakegesprekken plaats. Zij zien de cliënten iedere week, gedurende de hele periode. Eerst op het spreekuur, later op het woonadres en op de werkplek. Ook kan er (veelvuldig) telefonisch contact zijn. Het Woon Werk Project gaat uit van zelfredzaamheid en stimuleert de zelfstandigheid van kandidaten.
Fasering
Het traject kent verschillende fasen:
1 Werving, duur ongeveer 1 maand
2 Begeleiding naar wonen, werken en aanpak overige problemen, circa 3 maanden
3 Specifieke ondersteuning doelgroep en nazorg, duur gemiddeld 1½-2 jaar
1 Werving
In deze fase maakt men papieren in orde, worden contacten gelegd met betrokken instellingen en begeleidingsplannen opgesteld. Het WWP stimuleert cliënten zoveel mogelijk zelf te ondernemen. Zonodig biedt men hulp bij zaken als:
• het opvragen van boetes en detentiedagen bij justitie
• het opvragen van eventuele schulden
• het in orde maken van papieren als een identiteitsbewijs en Stadspas
• het regelen van een uitkering en verzekeringen
• contact onderhouden met instellingen waar cliënt mee te maken heeft
2 Begeleiding naar wonen, werken en aanpak overige problemen
Is het voorwerk gedaan, dan volgt inschrijving bij instanties voor wonen en werken. Het WWP helpt bij het vinden van huisvesting, in de begintijd meestal een vorm van begeleid wonen. Het WWP werkt samen met het Leger des Heils en HVO -Querido. Voor werk schrijven mensen zich in bij de Dienst Werk en Inkomen (voorheen bij CWI en/of Maatwerk). Veel kandidaten beginnen met een reïntegratietraject bij de sociale werkvoorziening/WRA Groep om sociale vaardigheden, werkritme en werkervaring op te doen.
Om problemen op andere levensgebieden op te lossen wordt desgewenst de volgende ondersteuning geboden:
• het aanvragen van een schuldsaneringskrediet bij de Gemeentelijke Kredietbank en eventueel schuldhulpverlening
• bemiddeling naar hulpverlenende instellingen als de Jellinek, de GG&GD en Mentrum
• hulp bij problemen met justitie
• het aanmelden bij huisarts en tandarts
Fase 1 en 2 nemen samen ongeveer vier maanden in beslag.
3 Specifieke ondersteuning doelgroep en nazorg
Als kandidaten wonen en werken komen volgende stappen in het vizier. Het WWP meldt kandidaten aan voor vervolgtrajecten op alle levensgebieden. Zo mogelijk stromen kandidaten door naar een zelfstandige(re) woning, naar regulier of naar gesubsidieerd werk. Voor een dienstverband bij de sociale werkvoorziening is een sw-indicatie vereist.
De hulp die geboden wordt in fase 2 met betrekking tot overige levensgebieden loopt ook door. Zo is een van de doelen in fase 3 dat de cliënt schulden- en boetevrij wordt. Soms zijn deeltrajecten te lang en wordt het Woon Werk Traject afgesloten als het vertrouwen bestaat dat het deelprobleem zal worden opgelost. Als kandidaten een woning hebben en minimaal zes maanden werken spreekt het WWP van positieve uitstroom.
Om terugval te voorkomen blijft het WWP haar cliënten begeleiden en ondersteunen op het gebied van schulden, justitie, gezondheid e.d. tot een duurzame situatie is bereikt. Door gebruikmaking van de contacten en korte lijnen met instanties probeert het WWP met alle mogelijke middelen te voorkomen dat cliënten afhaken. Indien mensen toch terug- of uitvallen krijgen zij een herkansing.
De medewerkers van het WWP houden geregeld contact met kandidaten die al langere tijd een eigen woning en een baan hebben om steun te bieden bij mogelijke problemen. Mensen blijven kwetsbaar, ondanks hun herwonnen status als participerend burger.
Succesfactoren
Als je het aanbod en de meerwaarde van het WWP in één begrip moet samenvatten zou dat de integrale aanpak van problemen zijn. Het WWP biedt een totaalpakket waar anderen zich beperken tot hun kernactiviteiten. Sally Wielinga geeft er een beeldende beschrijving van: ‘Mensen komen aan met een berg problemen, daar maken wij stapeltjes van. We ontrafelen het hele grote probleem in tien kleine en zetten vele trajecten tegelijk in werking.’ Directeur Piet Dek van de WRA Groep noemt dat het ‘schakelen’ van voorzieningen en zorgen voor ‘gelijktijdigheid’.
Na vijf jaar van opbouw, ontwikkeling en werken in de praktijk zijn een aantal succesfactoren aan te wijzen voor het begeleiden van daklozen naar een duurzaam stabiele woon/werksituatie.
° Het opbouwen van een vertrouwensrelatie
Dak- en thuislozen hebben meestal al het een en ander achter de rug. Zij hebben te maken met vooroordelen, tegenslagen en met regels waar ze niet in passen. Het WWP benadert hen positief, behandelt hen als gelijkwaardig én komt afspraken na. Daarmee wint het project het vertrouwen van cliënten. Een goede vertrouwensrelatie is voorwaarde om door de berg van problemen heen te eten.
° Creëren van korte lijnen en goodwill
Het WWP weet procedures te versnellen door korte lijnen te creëren met hulp- en overheidsinstellingen. Men doet bijvoorbeeld de intake voor verschillende andere instellingen en weet op die wijze voorwerk te verrichten. Men is flexibel en bereid de werkwijze aan te passen teneinde wachtlijsten te omzeilen.
° Integrale aanpak
Om daklozen met succes naar een woning, een baan en een eigen inkomen te begeleiden is het nodig obstakels op andere levensgebieden uit de weg te ruimen. Dat doet men niet door naar een volgend loket te verwijzen maar door die problemen samen met cliënten zelf één voor één ter hand te nemen.
° Gelijktijdigheid van voorzieningen
Samen met de integrale aanpak de sleutel tot het succes: zorgen dat woon- en werkvoorzieningen op het goede moment op elkaar aansluiten.
° Vervolgtrajecten in gang zetten
Het WWP houdt steeds het perspectief voor ogen van volgende stappen op weg naar begeleid/zelfstandig wonen en werken. Men zet vervolgtrajecten vroegtijdig in gang om onnodig wachten en aansluitingsproblemen voor te zijn. Sally Wielinga. ‘Mensen moeten geen vijf jaar in de maatschappelijke opvang blijven hangen.’
° Anticiperen op problemen
Alle goede bedoelingen ten spijt lopen er vanzelfsprekend ook zaken mis of anders dan gewenst. Het WWP wacht niet tot het uit de hand loopt maar anticipeert op problemen. Men stelt zich op als vliegende keep die, gebruikmakend van het vertrouwen dat men geniet en de korte lijnen, het traject/de cliënt weer op de rails zet.
° Rekening
Het WWP beschikt over een ‘potje’. Subsidie en schenkingen zorgen ervoor dat kandidaten een voorschot kunnen krijgen wanneer zij acuut geld nodig hebben voor de eerste levensbehoeften. Ook wordt het geld gebruikt om bijvoorbeeld een nieuw identiteitsbewijs of de inschrijving bij Woningnet te betalen. Indien een kandidaat een nieuwe woning krijgt helpt het WWP bij de inrichting van de woning. Men schiet zo nodig geld voor de aanschaf van de benodigde meubels en bijvoorbeeld een koelkast voor.
Bejegening
Successen worden niet alleen behaald door de gebruikte methodiek, samenwerking en goed ontwikkelde randvoorwaarden. Het WWP onderscheidt zich tevens door de bejegening van cliënten. ‘Het WWP heeft geen stok achter de deur maar een helpende hand,’ zegt Jeroen de Rooij van Stichting Z. Het klinkt soft, maar dat is het WWP allerminst.
De medewerkers bereiden hun klanten een warm welkom, staan ze bij, zijn open, vriendelijk en eerlijk, stimuleren en bemoedigen hen. Maar ze laten niet met zich sollen. Afspraken met cliënten zijn niet minder helder en indringend dan bij pakweg de Sociale Dienst. Daklozen die een traject wonen/werken ingaan leggen zich vast en hebben zich aan afspraken te houden. Zij worden niet in de watten gelegd.
Sommige instellingen en samenwerkingspartners menen dat je daklozen niet te hoog moet inschatten. Projectleider Wielinga gaat uit van het tegenovergestelde: ‘In de hulpverlening worden mensen vaak te laag ingeschat, hulp is te laagdrempelig. Wij schatten onze cliënten hoog in en geven ze een kans.’
Anne is 37 (‘geloof ik’) en werkt bij vogelopvangcentrum De Toevlucht aan de Bijlmerweide. ‘Er worden aangereden jonge dieren opgevangen, zwaluwen en laatst een ooievaar. Ik ben gek op dieren. Ik kwam ooit bij het Woon Werk Project terecht, ik weet niet meer precies hoe. Het verleden laat ik het liefst achter me. Ik was dakloos na mishandeling door m’n vriend. Ik ging een hele waslijst aan opvangadressen af, meer dan 50. Ik kon nergens met m’n honden terecht. Ze keken me aan alsof ik gek was. Ze verwezen me ook niet door. Niemand deed iets, Sally wel. Schatten zijn het bij het WWP. Schuldsanering, papieren in orde maken, ik werd ingeschreven bij begeleid wonen en kreeg na een half jaar deze woning! Dat is nu anderhalf jaar geleden. We deden alles samen, we gingen overal naar toe. Ik was behoorlijk onzeker geworden na al die keren dat ik was weggestuurd. Mensen als Sally en Jaap gun je iedereen! Je kunt op hen vertrouwen. Ik was destijds helemaal kapot. Ik had zoveel jaar gevochten en niemand hielp me. Ik ben heel dankbaar dat ze me geholpen hebben.
Via Jaap en Maatwerk kwam ik bij het Dierenasiel aan de Ookmeerweg. Daar werkte ik anderhalf jaar, tot december 2003. Sinds voorjaar 2004 bij de vogelopvang. Het zijn leuke collega’s. Ik heb voor drie jaar getekend bij Maatwerk!
Jaap kwam iedere maand even een kop koffie halen en dan praatten we over hoe het ging. Dat is nu afgelopen. Ik mis het soms wel.
Sinds een half jaar heb ik een vriend, we zien elkaar vooral het weekend. Ik wil nu verder, bijvoorbeeld MBO Dierenverzorging doen.’
4 ‘De medewerkers van het WWP, die gun je iedereen’
Resultaten van vijf jaar Woon Werk Project
De eerste jaren vormen een aanloopperiode waarin het WWP zich ontwikkelt, contacten en netwerken opbouwt en de methodiek vorm krijgt. Het project verwerft een gerespecteerde plaats in het geheel.
De resultaten van het Woon Werk Project zijn voor een deel in cijfers uit te drukken. Niet of minder meetbaar zijn persoonlijke en maatschappelijke resultaten op het vlak van welbevinden van dak- en thuislozen, preventie en vermindering van overlast voor derden.
De cijfers…
Hoewel het WWP vanaf het begin dak- en thuislozen heeft geholpen, tellen wat de aantallen betreft vooral de jaren dat het project op stoom is: de periode 2001-2004.
In totaal zijn in die periode 82 dak- en thuislozen door het WWP in traject genomen. Ruim de helft van de mensen die het traject doorlopen woont en werkt. 35 cliënten hebben zes maanden of langer gewerkt (zie tabel 1 in bijlage 2).
Het aantal cliënten dat tegelijkertijd wordt begeleid is door de jaren heen toegenomen. Het WWP is professioneler gaan werken en het team van medewerkers is uitgebreid. In 2001 was één formatieplaats (FTE) beschikbaar, het jaar daarop twee en sinds midden 2003 beschikt het Woon Werk Project over 2.8 FTE medewerkers.
Uitstroom
Het aantal mensen dat het begeleidingstraject afsluit neemt in de loop der jaren toe. Tot midden 2004 zijn 24 mensen positief uitgestroomd, dat wil zeggen met een woning en stabiele werksituatie. Eenzelfde aantal haakte om verschillende redenen tijdens het traject af. Dat heet negatieve uitstroom. Voor de meeste van hen is echter een belangrijk deel van de doelstelling gerealiseerd (zie tabel 4 en 5, bijlage 2). Wanneer op verschillende deelgebieden substantiële problemen zijn opgelost en de situatie stabiel is te noemen, is sprake van succesvolle uitstroom, ook al heeft men geen baan en zelfstandige woning (meer).
Per deelterrein
Zoals we in het voorgaande hoofdstuk over methodiek uiteen hebben gezet staat voor de begeleiding naar wonen, werken en het aanpakken van andere problemen een bepaalde tijd.
Problemen laten zich niet allemaal tegelijkertijd en in hetzelfde tempo oplossen. We maken onderscheid tussen resultaten rond de verschillende levensgebieden.
De trajecten rond wonen en werken worden tegelijk in gang gezet. Bij de een gaat het wonen sneller, bij de ander het werken. Gemiddeld zijn 3 maanden nodig om het wonen te realiseren en 3,6 maand voor werken. Na ruim negen maanden wordt een stabiele situatie bereikt (zie tabel 3, bijlage 2).
De benodigde tijd om problemen op andere levensgebieden op te lossen verschilt per onderwerp. Bij een positieve uitstroom is de trajectduur gemiddeld 18 maanden. Stroomt men uit na het gedeeltelijk oplossen van de problemen, dan is de trajectduur korter. Het aanpakken van schulden, justitiële en gezondheidsproblemen alsmede langdurige begeleiding leiden na korte of langere tijd in de meeste gevallen tot een duurzaam verbeterde situatie. Dat de resultaten rond werken iets geringer zijn (maar gezien de doelgroep nog altijd positief!) is verklaarbaar. Werken is immers pas mogelijk als het rond de andere levensgebieden min of meer stabiel is.
De ervaring leert dat het lang duurt voordat psychosociale problemen worden gesignaleerd. Men kan moeilijk verder als cliënten hun problemen ontkennen of onderschatten. Het WWP probeert door middel van de wekelijkse afspraken een vertrouwensrelatie met de cliënt op te bouwen en hem of haar de kans te geven problemen en/of frustraties te bespreken. Een overzicht van de mate waarin problemen op verschillende levensgebieden zijn opgelost vindt u in bijlage 2, tabel 4 en 5.
Herkomst cliënten
In het begin van het WWP zijn veel cliënten Z-verkopers. Zij komen binnen via Stichting Z. Tegenwoordig komt een groot aantal cliënten binnen via de Sociale Dienst. Eerder hebben we als verklaring aangevoerd dat het WWP door de veranderde regelgeving sinds halverwege 2003 nog vrijwel alleen mensen met een bijstandsuitkering van dienst kan zijn. Omgekeerd is het zo dat de Sociale Dienst zelf pas sinds eind 2003 verwijst naar het WWP en de route sindsdien graag en geregeld gebruikt. Ook de Jellinek is een grote ‘leverancier’ van kandidaten, deels door mond-tot-mondreclame.
Waar wonen en werken cliënten?
Een groot aantal WWP-klanten komt terecht in een woonvoorziening van HVO-Querido. De eerste jaren is er door leegstand vooral plaats bij Wonen Onder Begeleiding (WOB) van HVO-Querido. Het WWP kan daar veel cliënten onderbrengen. Sinds 2003 verblijven veel cliënten eerst in het Passantenhotel van HVO-Querido. Daarna plaatst het WWP cliënten meestal bij Begeleid Wonen Amsterdam.
Begin 2003 startte het Leger des Heils met Interwonen. Helaas krijgt Interwonen in 2004 een andere bestemming en is er bij Steunende Huisvesting al snel een opnamestop (zie hoofdstuk 5). De verwachting is dat het aandeel ‘wonen’ van het Leger des Heils relatief laag blijft.
De gevolgen van de nieuwe Wet werk en bijstand zijn goed te zien in de cijfers over werken (tabel 7, bijlage 2). Steeds meer cliënten van het WWP zijn aangewezen zijn op een werkplek bij de WRA Groep. De meeste cliënten beginnen met een leerwerktraject via Maatwerk, uitgevoerd door de WRA Groep. Vervolgens komen zij in dienst bij de WRA Groep. Mensen die voorheen een arbeidsovereenkomst hadden in het kader van de WIW komen tegenwoordig ook bij de WRA Groep terecht. Het is voor deze groep niet mogelijk een reguliere baan te vinden.
Resultaten
Het werk van het WWP leidt tot verschillende noemenswaardige resultaten die minder of moeilijk meetbaar zijn. Zij liggen op het persoonlijke en het maatschappelijke vlak.
° Persoonlijk welbevinden
Daklozen die weer gewoon meetellen in de samenleving krijgen waardering van de omgeving. Het zorgt voor verhoging van de levensvreugde van cliënten.
° Sociale vaardigheden
Kandidaten spijkeren tijdens het traject hun sociale vaardigheden bij of bouwen ze van begin af aan op. Die vaardigheden komen ook later van pas als men zelfstandig problemen op moet lossen. Bovendien weten cliënten waar ze in de toekomst hulp kunnen vinden. Kortom: hun maatschappelijke positie verbetert, hun zelfredzaamheid neemt toe.
° Afname gebruik collectieve voorzieningen
Het WWP helpt dak- en thuislozen uit de bijstand. Het uiteindelijke doel van het project is hen ook zoveel mogelijk uit het hulpverleningscircuit te halen. Als mensen zelfstandig wonen wordt het beroep op maatschappelijke opvangvoorzieningen aanzienlijk minder. Ook maken zelfstandig wonende cliënten in principe geen gebruik meer van voorzieningen als inloophuizen en passantenverblijven.
° Vermindering overlast
Door deelname aan een traject van het WWP worden dak- en thuislozen letterlijk van de straat gehaald en gehouden. Het WWP draagt hierdoor bij aan het verminderen van overlast.
° Preventieve functie
Door het woon/werktraject zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de programma’s van instellingen als de Jellinek vermindert de kans op terugval van drank- en drugsverslaafden. Het WWP heeft in dit opzicht ook een preventieve functie.
° Doorstroom
Het WWP zorgt voor een grotere doorstroom binnen de Maatschappelijk Opvang. Door het begeleiden van cliënten op verschillende levensgebieden stromen zij sneller door naar zelfstandiger woonvormen. Het WWP meldt cliënten ook vroegtijdig aan bij vervolgvoorzieningen, zodat zij niet langer dan nodig ‘blijven hangen’ in de Maatschappelijk Opvang.
° Voorwerk voor anderen
Het WWP doet vaak voorwerk voor woonvoorzieningen, Maatwerk, reïntegratiebedrijven en andere organisaties, waaronder de intake. Eén van de terreinen waarop dat voorwerk zijn vruchten afwerpt is de schuldhulpverlening. Het WWP helpt cliënt alle schulden uit te zoeken en er een hapklare stapel van de maken. Indien de aanvraag voor een schuldsaneringskrediet wordt afgewezen, overhandigt men de stapel aan een erkend schuldhulpbureau. Dit ontlast de schuldhulpbureaus, die vaak wachtlijsten hebben, en verkort het traject.
Samenwerking
Als resultaat van vijf jaar Woon Werk Project moet ook zeker de samenwerking met collega-instellingen worden genoemd. Het opbouwen van een netwerk en het integraal werken hebben in de loop der jaren geleid tot intensieve samenwerking met instellingen als Maatwerk, HVO-Querido en de Jellinek.
Veel instanties die in dit boekje de revue passeren hebben in meer of mindere mate te maken met problemen van daklozen die hun werkveld te boven gaan. Interwonen biedt woontraining maar wordt ook geconfronteerd met het ontbreken van papieren, werk en met schulden van cliënten. Voor de Sociale Dienst en anderen geldt hetzelfde. De integrale aanpak van het WWP neemt hen werk uit handen. Zij krijgen als het ware kant-en-klare probleemsituaties aangereikt. En kunnen zich daardoor zoveel mogelijk tot hun stiel en eigenlijke taak beperken. Het versnelt procedures en bevordert de doorstroom van mensen. Dat komt ook de relatie tussen het WWP en de samenwerkingspartners ten goede. Instellingen als HVO-Querido, Maatwerk, Jellinek en Sociale Dienst spreken dan ook zonder uitzondering vol lof over het werk van het WWP.
Eddy is twee keer gescheiden, hij is vader van acht kinderen. ‘Sally en Jaap hebben me goed geholpen. Met alles. Ze hebben een driekamerwoning (met begeleiding) voor me gevonden in Osdorp.
Ik was verslaafd, aan alles. Ik dealde ook. Je bent blind in die wereld. Je hebt met niemand wat te maken. Ik wilde afkicken, ik was moe van al die boetes. Ik was zes maanden intern bij Jellinek. Zij konden me niet goed helpen. Via hen kwam ik bij het WWP terecht. Dat is nu anderhalf jaar geleden. Ik kwam elke week bij Sally om over de stand van zaken met de boetes te praten. Ik had auto’s op mijn naam, daar kwam ik niet vanaf. De politie wilde me niet helpen. Alles is nu terugbetaald. Ik zie de andere kant van het leven weer.
Ze hebben me ook geholpen met vloerbedekking. Maar ik ga ze terugbetalen.
Via het WWP heb ik ook weer contact met mijn kinderen. Ik wil geen verslaafde vader zijn, ik wil m’n kinderen niet kwijt.
Ik heb een grote familie, zij hebben me ook geholpen. Ik vond zelf dat ik moest stoppen. Sinds eind 2003 werk ik bij Groen van CCB. Eerst via Maatwerk en nu in vaste dienst. Ik rijd de ploeg naar het Amsterdamse bos. Ik ben chauffeur, maar help ook een handje met vegen.
Ik ben Sally en Jaap dankbaar, voor altijd.’
5 ‘Geef me nog tien van zulke mensen!’
Wonen en werken
Wonen in verschillende fasen
Het huisvesten gaat in verschillende fasen, bijvoorbeeld van wonen onder begeleiding, via begeleid naar zelfstandig wonen. Het WWP geeft mensen bij voorkeur geen kans om ergens te blijven hangen. Tijn Wierda: ‘Met sommige mensen doe je rustig aan, zoals met mensen met een laag IQ. Maar het liefste kijk je vooruit en ben je kandidaten een stap voor.’ De medewerkers van het WWP stimuleren daklozen een volgende stap te zetten.
Voor begeleid wonen wendt het WWP zich – in overleg met haar cliënten – tot Steunende Huisvesting van het Leger des Heils of bij HVO-Querido.
Er zijn verschillende manieren om aan een zelfstandige woning te komen. Soms blijken kandidaten al lang ingeschreven te zijn bij Woningnet. Dan biedt het WWP hulp bij het inschrijven op woningen. Vaak leidt dit binnen een redelijke termijn tot een zelfstandige woning.
Voor sommige mensen vraagt men bij de stedelijke Dienst Wonen een medische of sociale indicatie aan. Mensen met een sociale indicatie hebben in Amsterdam binnen zes maanden een zelfstandige woning. Er zijn maar weinig mensen die een medische indicatie krijgen. Krijg je die wel, dan ben je nog sneller voorzien van een woning.
Zijn mensen zwakbegaafd, dan zijn zij aangewezen op een zorginstelling als de IJlanden of Philadelphia. Voor plaatsing is een indicatiestelling nodig. Die wordt aangevraagd bij Stichting Tot & Met.
Hebben mensen een eigen woning, dan kan het WWP meehelpen bij de woninginrichting. Het vraagt, samen met de cliënt, een lening aan bij de Gemeentelijke Kredietbank en/of speciale bijstand bij de Sociale Dienst. Kunnen mensen niet aan voldoende middelen komen om de eerste en noodzakelijke investeringen te doen, dan kunnen ze bij het WWP terecht voor een voorschot. Het WWP krijgt korting bij BCC en kringloopwinkels.
We nemen verschillende woonvormen onder de loep.
Terugkeerhuis Jellinek
Het Terugkeerhuis is de resocialisatieafdeling van Jellinek. Cliënten bereiden zich na het afkicken/ontwennen (in vaktaal: detox) en eventuele verdere behandeling voor op het gewone leven in de stad. Er kunnen 15 tot 25 mensen tegelijk terecht. Men verblijft maximaal drie maanden intern en volgt, afhankelijk van de problematiek en vaardigheden, een programma op maat. Bij de een is meer aandacht voor sociale contacten, de ander zet zijn of haar eerste stappen naar werk. Bij veel mensen spelen naast verslaving (drugs, alcohol, pillen en gokken) problemen als schulden, geen inkomen en papieren.
Het Terugkeerhuis wordt in 2001 door een cliënt op het bestaan van het WWP geattendeerd. Men maakt kennis met elkaars werk en verwijst sindsdien naar elkaar door. ‘We zouden zelfs meer mensen willen verwijzen dan er terecht kunnen. Het WWP heeft midden 2004 een stop ingesteld,’ zegt groepswerkcoördinator Mariette de Brouwer van het Terugkeerhuis. ‘Net als het WWP melden wij mensen aan voor begeleid wonen en dagbesteding. Het WWP heeft echter kortere lijnen naar instellingen als het Leger des Heils en HVO-Querido. Zij begeleiden mensen bovendien gedurende twee jaar, wij drie maanden.’
Het werk van WWP en Terugkeerhuis loopt deels parallel. De Brouwer: ‘Ook wij hebben, noodgedwongen, een integraal aanbod op het gebied van financiën, bezigheden, hulpverlening en huisvesting. Het oplossen van problemen rond inkomen, papieren en schulden behoort niet tot onze kerntaak, evenmin als het bieden van onderdak. Wij gaan overigens niet met de mensen mee, zoals het WWP. We sturen ze er zelf op af. Maar niet iedereen kan dat, soms is het maken van een telefonische afspraak al een probleem.’
Het Leger des Heils
Het Leger des Heils beschikt over een afdeling Reclassering en over tal van woonvoorzieningen.
‘We hebben honderden cliënten als passanten in De Haven en in de sociale pensions. We streven ernaar mensen te laten doorstromen. Zij moeten door naar begeleid of zelfstandig wonen zodat we weer nieuwe mensen kunnen plaatsen,’ zegt directeur Henk Dijkstra.
Het WWP werkt vooral samen met Steunende Huisvesting. Steunende Huisvesting doet de intake voor woningen met begeleiding. Cliënten komen op de wachtlijst voor woningen in Noord en Oost, Zuidoost of beginnen met leren wonen bij Interwonen van het Leger des Heils.
Interwonen is een tussenfasevoorziening waar men begeleid woont in groepsverband. Het is zelfstandiger dan een sociaal pension en meer beschermd dan zelfstandig wonen. Mensen kunnen er zes tot negen maanden blijven.
Interwonen
Interwonen stelt binnen drie maanden een begeleidingsplan op. Accenten verschillen per persoon. Bij de een staat hulp bij psychische problemen voorop, bij de ander het opdoen van werkritme. Iedere bewoner heeft een vaste mentor. Zelfstandigheid van de bewoners staat hoog in het vaandel.
Voorwaarde voor plaatsing is dat mensen werk of een dagbesteding hebben van minimaal 16 uur per week. Bij de intake wordt ook gekeken of mensen passen in het gezelschap dat er reeds woont. Om problemen in de groep te voorkomen neemt Interwonen geen verslaafden in traject.
Is Interwonen de geschikte (én beschikbare) woonvorm, dan wordt de uitkering van de persoon in kwestie overgemaakt naar het Leger des Heils. Bewoners krijgen € 21 per week om vrij te besteden. Van de uitkering kan ook (een deel van) de schuld worden afbetaald.
Men werkt goed samen met het WWP. Een aantal cliënten kwam via het WWP bij Interwonen. Jaap de Wit gaat eens per twee weken op bezoek bij cliënten in Interwonen. Net als het WWP hebben medewerkers van Interwonen vaak te maken met meerdere problemen tegelijk: (ex-)verslaving, psychische aandoening, schuldenproblematiek e.d. ‘Wij bouwen een netwerk om cliënten heen dat onderling contact houdt,’ zegt zorgcoördinator Miriam Olivier van Interwonen. Het aanbod loopt parallel aan dat van het WWP. ‘Soms heeft het WWP al voorwerk gedaan en kandidaten aangemeld bij Begeleid Wonen Amsterdam. Anders doen wij dat,’ aldus Olivier.
De woontraining behelst het aanleren van zowel sociale als woonvaardigheden. Marijke Riemersma is woonbegeleider bij Interwonen: ‘Bij woonbegeleiding gaat het om persoonlijke hygiëne, afspraken nakomen, zelf verantwoordelijk zijn voor op tijd komen en leren met geld omgaan. Maar ook om sociale vaardigheden als conflictbeheersing. Op woensdagavond eten we samen en vergaderen daarna. Dan kunnen alle ergernissen worden geuit.’
Het pand van Interwonen krijgt in 2004 een andere bestemming en vervalt – tot droefenis van het WWP – als tijdelijke voorziening voor dak- en thuislozen.
HVO-Querido
HVO-Querido beschikt over vele woonvoorzieningen voor dak- en thuislozen in Amsterdam. Van meer naar minder beschermd en van groot naar klein. Er is een centrale intake door maatschappelijk werkers, voor de hele organisatie.
Het WWP zoekt in 2001 contact met HVO-Querido. Het heeft sindsdien veel te maken met de Begeleid Wonen Amsterdam (BWA) en met de afdeling Woonbegeleiding.
BWA begeleidt dak- en thuislozen (ook jongeren) rechtstreeks naar een zelfstandige woning. Tijdens een aanloopfase worden de problemen waarmee men kampt één voor één aangepakt. Kandidaten moeten € 500 sparen en worden dan voorgesteld aan een woningbouwvereniging. Zij krijgen met voorrang een huis aangeboden dat zij niet kunnen weigeren. Het huis staat in eerste instantie op naam van HVO-Querido. Als cliënten afspraken met hun maatschappelijk werker (één keer in de twee weken) nakomen en alles goed gaat, komt het huis na zes maanden op hun naam te staan.
De afdeling Woonbegeleiding heeft onder andere Wonen Onder Begeleiding (WOB) onder haar hoede. Dat is een pand met 27 eenkamerwoningen in stadsdeel De Baarsjes. Daarnaast heeft de afdeling een achttal zelfstandige woningen, verspreid in de stad. WOB is een tijdelijke woonvoorziening en voorportaal voor zelfstandiger wonen. In de acht afzonderlijke woningen kunnen mensen begeleid zelfstandig wonen (BZW). Menig WWP-klant vindt tijdelijk onderdak bij WOB.
Voorwaarden voor plaatsing zijn dat mensen een dagbesteding hebben van minimaal 16-20 uur, dat zij (enigszins) zelfredzaam zijn en beschikken over sociale vaardigheden. In de woonvoorzieningen is het gebruik van harddrugs verboden. Alcoholinname kan – onder voorwaarden – als privilége worden verworven. ‘Bewoners hebben een contract voor maximaal 2 jaar. Het is de bedoeling dat zij doorstromen naar een zelfstandiger woonvorm,’ zegt Blanche Blok, teamleider van de afdeling woonbegeleiding. ‘Mensen hebben vaak meer problemen. Wij verwijzen hen, zij moeten er zelf achteraan. Net als het WWP hebben we contactpersonen bij de Jellinek en in de GGZ.’
Als de kandidaat-bewoner na de centrale intake in aanmerking komt voor een van genoemde voorzieningen, dan volgen plaatsingsgesprekken met woonbegeleiders.
Hun hoofdtaak is budgetteren en woonbegeleiding. Zij leren mensen onder andere hoe ze met een maandsalaris moeten omgaan. Blanche Blok: ‘Veel van onze tijd zit in schuldhulp. Het inkomen van bewoners gaat naar de Stichting Inkomensbeheer die het in opdracht van HVO-Querido uitgeeft aan zaken als huisvesting, zakgeld en schuldaflossing.’
De woonbegeleider komt zes dagen per week aan het eind van de middag bij WOB en blijft tot 21.00u. Nieuwe bewoners eten tenminste drie maanden gezamenlijk. Daarna kan men zelf (leren) koken.
De samenwerking met het WWP verloopt goed. ‘Wij krijgen via hen mensen die al aan het werk zijn. Dat voorwerk is heel prettig. Met de cliënt gaat het doorgaans beter, ze kunnen hun schulden aflossen et cetera. We hebben onze begeleiding op elkaar afgestemd. Als cliënten stabiel wonen trekt het WWP zich terug en nemen onze woonbegeleiders het over. Mede dankzij de samenwerking met Jaap de Wit hebben wij ook contact met Maatwerk en de WRA Groep. Dat betekent voor ons een extra mogelijkheid bewoners zonder dagbesteding naar werk te leiden.’
Werken
Het WWP meldt de meeste kandidaten aan bij Maatwerk, dat tegenwoordig deel uitmaakt van de Dienst Werk en Inkomen. Maatwerk biedt verschillende routes. De WRA-route naar de sociale werkvoorziening en de route naar ‘gewoon’ werk.
• De WRA-route
Via Maatwerk volgen kandidaten gedurende zes maanden met behoud van uitkering een leerwerktraject bij de WRA Groep. Meent de WRA Groep dat de kandidaat een dusdanige handicap heeft dat hij in aanmerking komt voor een indicatie voor de sociale werkvoorziening, dan wordt een sw-indicatie aangevraagd bij het CWI. Met een SW-indicatie komt een kandidaat in vaste dienst bij de WRA Groep. Voor andere kandidaten wordt met hulp van Maatwerk regulier werk gezocht.
• Regulier werk
Kandidaten met een minder grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen met hulp van Maatwerk ook worden begeleid naar een reguliere baan. De kandidaat werkt eerst drie maanden met behoud van uitkering en komt vervolgens voor maximaal zes maanden in dienst bij Maatwerk voor een minimumloon. De ‘inlener’ moet de mensen daarna in dienst nemen.
Deze route loopt vaak moeizaam omdat reguliere werkgevers geen vast werk in het vooruitzicht kunnen of willen stellen. Maar ook omdat de doelgroep van het WWP over het algemeen niet sterk genoeg blijkt te zijn voor deze route.
Maatwerk
Maatwerk heeft een apart WRA-team. Het neemt mensen tijdelijk in dienst en detacheert hen in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW). Sinds de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand (WWB) in april 2004 is dat veranderd.
‘Onze begeleiding duurt in beginsel zes maanden. Deze periode kan verlengd worden als de kandidaat niet klaar is voor een reguliere baan of als de sw-indicatie nog niet rond is. Loopt alles goed dan bemoei ik me er zo min mogelijk mee.’ Aan het woord is Andrea Olthuis, consulente bij Maatwerk. ‘Ik heb 12 tot 15 mensen onder mijn hoede. De meeste mensen gaan na het intakegesprek, waar ook Jaap de Wit bij aanwezig is, naar de WRA. Wij vragen voor hen een indicatie voor de sociale werkvoorziening aan. De meeste mensen krijgen deze sw-indicatie, voor een periode van twee tot drie jaar, en stromen uit naar de WRA.Voor sommigen vinden we werk bij een bedrijfje als een fietsenmaker of wasserij. Uitstromen naar regulier werk gebeurt weinig. Mensen hebben rust nodig, zij hebben meestal veel schade opgelopen. Soms vallen mensen terug, dan krijgen zij een herkansing.’
Sinds 1 januari 2004 geldt de Wet werk en bijstand (WWB). Mensen sluiten nu een stagecontract met Maatwerk af en krijgen een uitkering van de Sociale Dienst. Zij gaan via Maatwerk aan de slag met behoud van hun uitkering.
Mensen jonger dan 23 jaar zonder bijstand krijgen van Maatwerk een stagevergoeding. Deze vergoeding is even hoog als het bedrag waarop ze recht zouden hebben via de Sociale Dienst.
Het stagecontract is voor drie of zes maanden, afhankelijk van het te volgen traject. Na deze periode kan het contract worden verlengd en krijgen mensen recht op salaris (via Maatwerk) ter hoogte van het minimumloon. Voor de WRA-route geldt een stagecontract van zes maanden.
De WRA Groep
De WRA Groep benadert voormalig daklozen in eerste instantie als mensen met een arbeidshandicap. Piet Dek vat het zes maanden durend reïntegratietraject samen met de woorden: ‘Je ontvangt ze vriendelijk om ze te laten wennen en je leert ze werknemer te zijn. Daarna breng je ze in een bedrijfsmatige omgeving.’
Jaap de Wit vergezelt de kandidaten op hun weg naar werk. Hij is erbij als de cliënt een intakegesprek heeft bij Maatwerk: ‘We maken samen een realistische inschatting van de mogelijkheden. Met het Reïntegratiebedrijf (RIB) van de WRA Groep bespreken we vervolgens wat mensen kunnen en willen en waar plaats is.’ Hij heeft veel en goede contacten bij de WRA Groep, zodat meestal vlot een passende arbeidsplaats wordt gevonden. Jaap bezoekt de aspirant-werknemers regelmatig. Ook houdt hij contact met de werkleiders. ‘Ik ben bij de eerste evaluatie op de werkvloer. Meestal vragen we een sw-indicatie aan. Mensen krijgen dan een psychologische test en/of een loopbaanonderzoek. Ik begeleid hen tot het doel is bereikt en ze vast werk bij de WRA hebben. Mensen die niet voor de sociale werkvoorziening in aanmerking komen vinden moeilijk werk, zeker als er grote werkloosheid is,’ aldus Jaap de Wit. ‘Een gewone baan zit er meestal niet in.’
Van de werkvloer
Verschillende bedrijven van de WRA hebben ervaring opgedaan met voormalig daklozen die via het WWP bij hen zijn komen werken. Omdat Jaap de Wit zowel ‘zijn’ kandidaten als de sociale werkvoorziening door en door kent, komt de juiste man of vrouw meestal in één keer op de juiste plek terecht.
Zoals Bertus. ‘Jaap wist waar hij Bertus neerzette,’ zegt werkleider Rick Rijken van CCB, een van de WRA-bedrijven. ‘In het begin had hij extra begeleiding nodig. Maar hij kwam heel makkelijk in de ploeg. Laatst werd hij uitgenodigd voor het 25-jarig jubileum van een collega, dat zegt wel wat!’ Bertus doet zijn werk goed en heeft een positieve invloed op zijn collega’s. Rick Rijken is dik tevreden: ‘Hij neemt geen loopje met me. Hij is open en eerlijk. Ik heb respect voor hoe hij te werk gaat. Soms valt hij uit door zijn benen, die doen hem pijn. Ook is zijn korte geheugen slecht. Het zijn overblijfselen van het alcoholgebruik. Dan blijft hij thuis. Na korte tijd bel ik hem om te vragen of hij weer komt. Alles in goede sfeer. Je moet Bertus in zijn waarde laten. Anders kunnen er problemen komen. Dan gaat ‘ie naar huis. Hij geeft zijn mening, maar daar kan ik mee uit de voeten. Geef mij nog tien van zulke mensen!’
Ook Bert Voges van Artis’ Voedselmagazijn is goed te spreken over de WWP-klant die hij begeleidde: John. Omdat ‘het evenwicht tussen opvang en rendement’ bij John uitstekend was, kon hij ook een potje breken. Bert Voges: ‘Hij kon wel eens eigenwijs zijn, praatjes verkopen of tekeer gaan. Dan zeiden wij dat het hem in z’n latere werkzame leven in moeilijkheden kon brengen, ondanks zijn kwaliteit. Van zijn achtergrond merkte je wel eens iets, bijvoorbeeld dat hij zeer fel op kleine misverstanden kon reageren en erg zwart/wit kon denken. Verder is het gewoon een goeie jongen.’
Centrale eenheid daklozen Sociale Dienst
De Sociale Dienst heeft sinds twee jaar een aparte daklozenafdeling. De afdeling CED is nog in opbouw. Eind 2004 werken er dertig mensen. Het is een centrale voorziening voor de hele stad. Ongeveer 1600 daklozen hebben er hun postadres, 1300 van hen ontvangen een bijstandsuitkering. Iedere dakloze heeft een vaste contactpersoon. In de toekomst gaat de eenheid op in de nieuwe Dienst Werk en Inkomen.
Alex Kentie werkt bij de Daklozeneenheid en onderhoudt sinds 1½ jaar contacten met het WWP. Hij is één van de korte lijnen. Het WWP is overleg- en geen contractpartner van de Sociale Dienst. Die sluit sinds april 2003 voor zogenoemde fase 4 mensen – waaronder daklozen – sociale activeringscontracten af met Maatwerk.
‘Om in aanmerking te komen voor reïntegratiegeld moeten klanten van ons toestemming hebben om bij het WWP in traject te gaan,’ aldus Alex Kentie. ‘Het WWP kan wel mensen aandragen of selecteren. Sommige al lopende trajecten zijn geformaliseerd, op voorwaarde dat het om cliënten van de Sociale Dienst ging. Als iemand geen cliënt is/uitkering heeft, wordt geen reïntegratiegeld betaald.’
Net als bij HVO-Querido, Interwonen en de Jellinek, komen dakloze uitkeringsgerechtigden met meer problemen bij de Sociale Dienst. Klanten moeten die zoveel mogelijk zelf oplossen. Alex Kentie: ‘Wij geven wel adviezen en verwijzen ze bijvoorbeeld door naar de schuldhulpverlening van de FIBU, Financiële dienstverlening en Budgetbeheer. Verder stellen we ons passief op. Ons contact met het WWP kan een voordeel zijn voor daklozen. Zo sturen wij hen de informatie ten behoeve van bijvoorbeeld schuldsanering direct toe. Andere cliënten moeten dat via het spreekuur doen. Zo’n korte lijn is goed, het versnelt de procedure.’
Het WWP is als het aan Alex Kentie ligt een ‘blijver’. ‘Het project is duidelijk één van de weinige die zoveel betekenen voor de doelgroep en moet zeker samenwerkingspartner van de Sociale Dienst blijven. Zij zijn intensief met de klanten bezig, zij hebben dan ook twee keer zoveel tijd als andere reïntegratieteams.’
Samuel woont tijdelijk in het Intercultureel Motivatie Centrum (IMC) voor ex-drugsverslaafden van allochtone afkomst. Het bevalt hem matig: ‘Ik voel me Nederlander, waarom word ik in het allochtonenhokje gestopt?’
Hij kwam als vijftienjarige vluchteling uit Eritrea naar Nederland en werd opgenomen in een Amsterdams pleeggezin. Als volwassene bood hij een landgenoot in problemen onderdak aan en raakte via hem verslaafd aan harddrugs. ‘Cocaïne is even lekker, maar verder levert het alleen ellende op. Ik raakte flink in de problemen. Ik maakte veel geld op van mijn pleegouders en stal uit winkels. Ik sliep buiten en ben vaak meegenomen door de politie. Soms sliep ik in de nachtopvang, soms in de cel. Ik ben twee jaar dakloos geweest. Toen heb ik me aangemeld bij de Jellinek. Mijn pleegouders en nicht drongen daar op aan, maar je moet het uiteindelijk zelf doen.’
Samuel krijgt van alle kanten hulp. Hij vindt het zelfs wel eens teveel van het goede. Via het Terugkeerhuis leert hij het Woon Werk Project kennen. Hij heeft echter ook een mentor van het Methodenteam van de Jellinek. Jaap de Wit van het WWP en Maatwerk helpen hem aan werk bij CCB Groen. Dat blijkt fysiek te zwaar te zijn. Samuel heeft als kind ernstige verwondingen aan zijn hoofd opgelopen. Hij verkast naar de Kringloopwinkel van de sociale werkvoorziening. Tot ieders tevredenheid.
Na een ontmoeting met zijn zus uit Eritrea stort Samuel in en valt korte tijd terug in drugsgebruik. Bij het IMC leert hij voor zichzelf opkomen en ‘nee’ zeggen tegen drugs. Hij wil zo snel mogelijk weer aan het werk. Er wacht hem een vast dienstverband bij de WRA! Hij kan terugkomen bij de kringloopwinkel. Maar eerst moet hij van zijn problemen af. De schulden moeten gesaneerd, hij moet zijn uitkering en huisvesting regelen. Interwonen van het Leger des Heils, waar hij korte tijd woonde, is opgeheven. Het project was ook minder geschikt voor hem: ‘Er werden drugs gebruikt zodra de leiding ’s avonds vertrok. Ik ben er klaar voor zelfstandig te wonen en sta op de wachtlijst voor Begeleid Zelfstandig Wonen.’
Samuel is 37. Hij droomt van huisje, boompje, beestje maar weet dat hij geduld moet hebben. ‘Ik ben al heel blij met wat ik nu heb bereikt, ik ben van zóver gekomen.’
6 Knelpunten en aanbevelingen
Het traject van dak- en thuislozen naar een stabiele woon- en werksituatie gaat niet altijd over rozen. Zij en hun begeleiders van het Amsterdamse Woon Werk Project stuiten herhaaldelijk op problemen. Soms vormen regels een kink in de kabel, een andere keer zijn het de wachttijden die cliënten de das om doen.
Daklozen blijven kwetsbaar, ook als ze op de goede weg zijn. Alleen met maatwerk en het heel goed op elkaar afstemmen van hulp, diensten en voorzieningen lukt het hen te stimuleren weer volwaardig aan de samenleving deel te nemen. Het WWP heeft een methodiek ontwikkeld waarmee zeer goede resultaten worden geboekt. Het kan echter nog beter.
Ook medewerkers van instellingen waarmee we in het kader van deze jubileumuitgave spraken, lopen in hun werk meer dan eens tegen obstakels aan.
Hieronder noemen wij een aantal essentiële knelpunten en doen wij aanbevelingen voor verbetering.
° Het ontbreekt het WWP aan voldoende, structurele middelen.
Het Woon Werk Project is te klein om mee te dingen naar het grote geld dat omgaat in reïntegratieland. Bij de openbare aanbesteding van reïntegratietrajecten (sinds april 2003) slepen grote reïntegratiebedrijven de bulk aan klanten binnen. Terwijl hun slaagpercentage doorgaans lager is dan dat van het Amsterdamse WWP.
Het WWP biedt een integrale en daardoor succesvolle aanpak van problemen van daklozen rond wonen, werken en andere levensgebieden. Hoewel integraal werken en het onderling afstemmen en regisseren van hulp de laatste jaren hét antwoord is op meervoudige problematiek, ontbreekt een bijbehorende geldstroom.
Aanbeveling
– Projecten als het WWP moeten een beroep kunnen doen op projectfinanciering.
– De gemeente moet voor speciale trajecten en kleine projecten gelden beschikbaar stellen die buiten het Europese aanbestedingsbeleid vallen.
– Van EU-gelden kunnen gemeenten 30% van het (werkdeel)budget WWB beschouwen als vrije ruimte. Zij kunnen aan organisaties die zij zelf kiezen gunningen verlenen om werkgerelateerde activiteiten te financieren. De openbare aanbesteding volgens Europese richtlijnen is hier niet van toepassing (gegevens uit Toelichting Model voorlopig verslag WWV 2004).
° De vraag naar begeleiding en bemiddeling door het WWP overstijgt het aanbod.
Het WWP heeft verschillende keren een (kleine) wachtlijst gehad. Er is onvoldoende capaciteit alle dak- en thuislozen die in aanmerking komen voor begeleiding te helpen.
Aanbeveling
Als de vraag het aanbod aan diensten blijft overstijgen moet een tweede Woon Werk Projectteam worden opgericht.
° Arrestatie en detentie in verband met openstaande boetes zorgen voor vertraging, soms zelfs stagnatie van het proces van reïntegratie van daklozen in de samenleving.
Met het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) kun je geen betalingsregeling treffen voor oude boetes. Zij kunnen alleen in hun geheel worden betaald, hetgeen voor cliënten met een bijstandsuitkering bijna niet mogelijk is. Het CJIB maakt – anders dan rechters bij boetes in een vroeger stadium – geen uitzondering voor mensen die laten zien dat zij met hun verleden hebben gebroken. Kandidaten die met hulp van het WWP het traject wonen/werken doorlopen zijn daar een voorbeeld van. Het CJIB volhardt in handhaving van de regels. Met een opsporingsbericht wordt een cliënt opgepakt als de politie hem/haar toevallig tegen het lijf loopt. Volgt een arrestatiebevel, dan komt een arrestatieteam de cliënt daadwerkelijk aanhouden.
Veel kandidaten van het WWP hebben oude boetes openstaan in verband met vroeger drugsgebruik. Sommige mensen worden gelast onmiddellijk te betalen, anderen belanden in de gevangenis op het moment dat zij met wonen en werken beginnen. Het reïntegratietraject ondervindt vertraging of stagneerde. In enkele gevallen vallen mensen terug in hun verslaving.
Aanbevelingen
– Het CJIB zou bereid moeten zijn reële afspraken te maken over betaling van boetes.
– Justitie dient uitvoering te geven aan het voorgenomen ‘straffen op maat’.
– Het moet mogelijk worden één keer voor te komen voor verschillende boetes en detentie om te zetten in taakstraf.
° Wachtlijsten voor plaatsing in een vorm van begeleid wonen en een tekort aan zelfstandige woningen.
Er is een nijpend tekort aan verschillende vormen van begeleid wonen en aan zelfstandige woningen. Het leidt tot verminderde doorstroming.
Ook zijn er onvoldoende woon- en HAT-eenheden waar niet gebruikt mag worden. Er zouden tevens meer woongemeenschappen moeten zijn waar toezicht wordt gehouden op het drugs- en/of alcoholverbod en niet gedeald mag worden, ook niet op de stoep.
Nu Interwonen en het Terugkeerhuis worden opgeheven neemt het aantal tussenvoorzieningen af. Zij zijn belangrijk omdat mensen er leren wonen en een periode kunnen overbruggen tot zij in aanmerking komen voor een begeleide of zelfstandige woonvorm. Zij geven mensen meer tijd en rust om alvast te wennen aan een ander leven.
Aanbevelingen
– Uitbreiding van woonvoorzieningen als het Wonen Onder Begeleiding en HAT-eenheden.
– Vervangende voorzieningen voor het Terugkeerhuis van de Jellinek en Interwonen van het Leger des Heils.
° De invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) en het verdwijnen van gesubsidieerde banen heeft geleid tot een afname van de doorstroommogelijkheden.
De nieuwe Wet werk en bijstand heeft verschillende negatieve effecten voor de doelgroep.
– De trajecten zijn vaak te kort, vooral buiten de sociale werkvoorziening. Het lukt de meeste mensen uit de doelgroep niet binnen negen maanden een reguliere baan te vinden. De periode van twee jaar van het ‘oude’ contract bij Maatwerk bood meer kans op succes. Deze tijd hebben mensen nodig om voldoende arbeidsritme en werkervaring op te doen.
– De periode dat men met behoud van uitkering moet werken daarentegen is te lang. Het leidt tot demotivatie.
– Er zijn niet genoeg werkplekken buiten de sociale werkvoorziening. Ook is de diversiteit in de werksoorten afgenomen.
– Door de vele reorganisaties en veranderingen moeten cliënten vaak langer wachten voordat ze kunnen starten met werken of met een traject. Het moeten wachten op werk kan funest zijn voor WWP-klanten. Sommige cliënten raken ontmoedigd of haken zelfs af.
Aanbevelingen
– De mogelijkheid om het zesmaands contract bij Maatwerk te verlengen wordt versoepeld.
– Mensen die langer dan zes maanden met behoud van uitkering werken worden beloond met een financiële prikkel, bijvoorbeeld in de vorm van een bonus.
° De selectie aan de poort is in de loop der jaren groter geworden.
Een deel van de dienstverlening van het WWP wordt, via Maatwerk, gefinancierd door de Sociale Dienst. Dat is een erkenning van de kwaliteit van hun werk. Maar het perkt het project tegelijkertijd in. Het WWP wil meer dak- en thuislozen begeleiden dan alleen bijstandsgerechtigden, bijvoorbeeld gedeeltelijk arbeidsongeschikten met een WAO-uitkering.
Aanbeveling
Een eerste oplossing is projectfinanciering via de Gemeente. Bovendien moet het WWP meer gaan samenwerken met het UWV. Het allermooiste zou zijn de trajecten bij Maatwerk weer voor iedereen open te stellen, zodat ook niet uitkeringsgerechtigden begeleiding naar een baan kunnen krijgen.
° Er is een overkill aan begeleiding, er zijn nog altijd teveel loketten. Het hulpaanbod van verschillende instellingen en organisaties overlapt elkaar.
Het integraal hulpaanbod van het WWP voorziet in een behoefte en maakt de reïntegratie van een groot aantal dak- en thuislozen tot een succes. Maar het vormt niet het enige loket. Nog altijd moeten daklozen op verschillende locaties hetzelfde verhaal vertellen en worden zij op verschillende plekken voor deels dezelfde problematiek begeleid. Zo kan het gebeuren dat zowel het WWP, de Jellinek als HVO-Querido contact opnemen met de Sociale Dienst over de uitkering en schulden van een en dezelfde dakloze.
Aanbeveling
– Verschillende hulpverlenende instellingen stemmen hun aanbod nog beter op elkaar af en proberen dubbel werk of overlapping zoveel mogelijk te vermijden.
– Het WWP krijgt de rol van coördinator, regisseur of case manager toebedeeld.
° Een vinger aan de pols
Ook na het succesvol doorlopen van het door het WWP geboden reïntegratietraject, inclusief de nazorg, kan het mis gaan. Soms vallen mensen na drie jaar nog terug. Ook zijn mensen niet altijd opgewassen tegen bijvoorbeeld eenzaamheid. Extra nazorg is gewenst, vooral voor mensen die zelfstandig wonen.
Aanbeveling
Nazorg na het WWP-traject koppelen aan een buddysysteem als BRES, buddyproject voor daklozen in Amsterdam.
Jan woont sinds twee jaar in een mooie benedenwoning in de Pijp. Het gaat goed met hem. Zijn vorige woning raakte hij kwijt wegens huurschuld. ‘Ik woonde daar sinds 1980. Na het overlijden van m’n vader in 1998 ging het bergafwaarts met me. In 2000 was ik echt de kluts kwijt. Studiefinanciering legde 4 jaar lang beslag op m’n salaris. In 2001 werd ik ontslagen. Ik had geen geld meer en de huisbaas begon een uitzettingsprocedure. Voor je geestelijke gezondheid zijn een woning en een gewoon dagritme essentieel. Die had ik beide niet meer. Ik kwam in een kliniek terecht.
Via iemand daar leerde ik Sally kennen. Het is heel belangrijk regelmatig contact te hebben. We werkten systematisch een checklist af waar alles op staat dat er moet gebeuren. Eerst vluchtte ik voor de dingen die ik moest doen. Met de zakelijkheid en doortastendheid van het WWP lukte het de spiraal naar beneden te keren. Bij andere hulpverleners moet je meer zelf doen, mensen van het WWP gaan met je mee. De psychosociale hulp die ik bij het maatschappelijk werk en de Jellinek kreeg was volstrekt onvoldoende. Men liet alle praktische problemen lopen. Tijdens mijn opname werd de huisuitzetting definitief, niemand deed iets. Juist de combinatie van hulp bij praktische problemen en steun is goed aan het WWP. Ik ben nu zelf rustig geworden maar mijn omgeving blijft achter. Zo weet ik dat ik regelmatig moet eten en doe dat ook. Vrienden drinken echter nog rustig een biertje, zij hebben drank nodig om te ontspannen. Ik voel me ook zonder lekker. De afgelopen periode heeft een enorme carrièrebreuk veroorzaakt. Ik ben nu via Maatwerk (in het kader van de WIW, red.) aan de slag als klassenassistent bij het ROC. Ik wil echter snel een gewoon betaalde baan in het onderwijs of in de administratie en meer verdienen dan de inleenvergoeding van € 920,= die ik nu krijg. Sommige mensen stoppen je in een laatje als het slecht met je gaat. Ze kijken op je neer of voelen zich beter dan jij. Bij sollicitaties naar een gewone baan noem ik Maatwerk b.v. niet meer, dan blijft er toch iets aan je kleven. Ik heb nog contact met het WWP want mijn schuld- en belastingproblemen zijn nog niet helemaal opgelost. Hun hulp motiveert me, ik krijg geen kans dingen te laten liggen. Ze zitten je achter je broek, net als je moeder vroeger. Uiteindelijk doe je het zelf natuurlijk maar het WWP is een steun in de rug. Ze zouden alleen meer mensen moeten hebben. In Nederland worden ongeveer 30.000 mensen per jaar uit hun woning gezet! Als het niet goed met je gaat, ben je zelf niet in staat je problemen op te lossen. Dan moeten anderen het voor je opnemen. Voorkomen is beter. Nederland staat bekend als liberaal, sociaal en tolerant. Dat is niet het geval. Wat met mij gebeurde heeft me angstig gemaakt. Er is geen vangnet in het Nederlands systeem, m’n vertrouwen in het systeem is weg. Men kan zich kennelijk niet voorstellen dat je het soms écht niet meer weet.’