Mensen met psychiatrische problemen zijn onderbedeeld in het lokale Wmo-beleid, vinden belangenorganisaties. In het hele land zijn kritische geluiden te horen. Wat kan beter?
Zorg & welzijn
Elke wijk zijn eigen team
Na twee jaar soebatten heeft de gemeente De Bilt haar ideaal: integrale zorgteams. Sinds 1 november zijn drie zorgorganisaties gehouden hun klanten verpleging, verzorging én huishoudelijke hulp te bieden, elk in een ‘eigen’ deel van De Bilt. [Lees meer…] overElke wijk zijn eigen team
De Bilt omzeilt aanbesteding thuiszorg
Zorg + Welzijn – 2010
Na gemeente Raalte heeft nu ook De Bilt thuiszorg die niet Europees is aanbesteed. De gemeente zocht aanbieders die huishoudelijke hulp, zorg én welzijnsdiensten leveren. Het pakket is onderhands aanbesteed aan enkele lokale zorgorganisaties.
In 2007 start De Bilt in twee wijken met een innovatief proefproject, MENS, om zorg en welzijnsdiensten ter ondersteuning van het zelfstandig wonen dichter bij de mensen te brengen. Het gemeentebestuur vindt de bestaande hulp te versnipperd en verkokerd. Hulpen in de huishouding van verschillende thuiszorgorganisaties komen stofzuigen, verzorgenden van weer andere organisaties helpen met de steunkousen en verpleegkundigen komen medicijnen verstrekken. Verantwoordelijk zorg- en welzijnswethouder Herman Mittendorff: ‘Het is te gek voor woorden dat er in één straat zoveel zorgaanbieders aan de deur komen, ieder op het eigen brommertje, zonder dat zij samenwerken of van elkaar weten wat ze doen.’ Dat moet anders, vindt het gemeentebestuur, en de Wmo biedt daarvoor de kans. Gemeenten regelen de thuiszorg sinds de wet van kracht is immers zelf en hebben daardoor een sturingsinstrument in handen.
Om draagvlak te creëren voor afstemming en integrale zorg vanuit een centrale locatie in de buurt start de wethouder overleg met tientallen lokale en regionale welzijnsstichtingen, zorgaanbieders, woningcorporaties en vrijwilligersorganisaties. Zij onderkennen het probleem en elf partners tekenen een convenant voor samenwerking. Daarna scheiden de geesten zich echter. Het werken vanuit één team, met huishoudelijke hulpen, verzorgenden en verplegenden van verschillende zorgaanbieders, stuit op grenzen en bezwaren. De ene organisatie zegt op een andere schaal te werken dan op wijkniveau, de ander dat men moeilijk met de concurrent kan samenwerken, etc.
Wel wordt in de twee proefwijken een wijkservicecentrum opgezet, met een Helpdesk waar bewoners hun hulpvraag voor kunnen leggen en een Adviseur wonen, welzijn en zorg om de klant naar de gewenste zorgaanbieder te leiden.
Aanbestedingskalender
Als het niet lukt zorgaanbieders vrijwillig samen te laten werken in integrale teams, gooit de gemeente het over een andere boeg. Op 1 november 2009 lopen de contracten voor thuiszorg af. B & W besluit aan de nieuw te contracteren thuiszorgorganisaties de eis te stellen zowel huishoudelijke hulp als persoonlijke zorg en verpleging te leveren. Ook moet men bereid zijn integrale zorg te bieden vanuit een locatie in de buurt, zoals de wijkservicecentra in de proefwijken. Het onderscheid tussen de verschillende soorten hulp en zorg vervalt, er komt één uurtarief van 25,50 euro per uur. Alleen huishoudelijke taken (zogenoemde A-diensten) moeten Europees worden aanbesteed, zorg en maatschappelijke diensten (B-diensten) niet verwijzen naar eerder artikel Z + W?.
De combinatie van de verschillende diensten kan De Bilt dus onderhands aanbesteden. De gemeente meldt op de (digitale) aanbestedingskalender in Brussel dat De Bilt dat van plan is en wacht vervolgens af of er (benadeelde) aanbieders van huishoudelijke hulp zijn die bezwaar aantekenen. Dat gebeurt niet, waarna de weg vrij is zaken te doen zoals de gemeente wil. Men deelt De Bilt in vier wijken in, neemt integrale wijkteams als voorwaarde op in het bestek en biedt lokale/regionale zorgaanbieders aan elk een (of twee) wijken voor z’n rekening te nemen. Dat betekent dat alleen thuiszorgorganisaties in aanmerking komen die zowel huishoudelijke hulp als AWBZ-zorg kunnen leveren. Mittendorff: ‘Er waren er zes die dat graag wilden en konden. We hebben er drie uitgekozen die het best aan onze eisen voldoen: Cordaan, Beeuwkes en De Bilthuysen. Met hen hebben we prijsafspraken gemaakt en een overeenkomst voor vier jaar afgesloten.’
Toekomst
De elf samenwerkingspartners van het innovatieproject MENS blijven ondertussen bij elkaar komen. Men wil nog meer leun- en steundiensten koppelen aan de integrale wijkteams, zoals 24-uurs zorg in de wijk, specialistische zorg aan huis en een wijkrestaurant. Daar werkt men samen aan. In de toekomst kunnen mogelijk ook scholieren hun maatschappelijke stage lopen bij de wijkzorgteams.
In De Bilt werken geen huishoudelijke hulpen meer van andere organisaties dan van de drie genoemde, maar wel verzorgenden en verpleegkundigen van andere AWBZ-zorgaanbieders. De gemeente heeft immers geen instrument ook de AWBZ-zorg te sturen. Maar als de hulpbehoevende bewoners in alle wijken een voorkeur hebben voor integrale zorg en Cordaan, Beeuwkes of De Bilthuysen hun werk goed doen, is dat een kwestie van tijd.
Zorg + Welzijn, 2010
Inspraak terug op de werkvloer
Verschillende zorginstellingen experimenteren met een nieuwe vorm van medezeggenschap. Die moet de participatie bij besluitvorming in de instellingen vergroten. [Lees meer…] overInspraak terug op de werkvloer
‘Mensen willen graag geven’
Zorgvisie – 2009
Krappere overheidsbudgetten, marktwerking en kredietcrisis zetten de financiën van ziekenhuizen en zorginstellingen onder druk. Fondsen, subsidies en particuliere giften en nalatenschappen bieden soelaas. Toch is het niet eenvoudig de weg te vinden in het woud van regelingen. Adviezen om particulier geld op te halen.
Veel activiteiten die niet tot de kerntaken van de medische en zorgsector behoren en buiten de reguliere bekostiging vallen, zoals experimenten zorgvernieuwing, ontvangen subsidie van onder andere het rijk en de provincies. Toch is aanvullende financiering welkom. Ten eerste is het moeilijker geworden subsidie te krijgen. Aanvragen moeten aan een toenemend aantal voorwaarden voldoen. Ten tweede bestaan sommige zorgsubsidies slechts kort of zijn onzeker, bijvoorbeeld die voor personele gevolgen Wmo voor de thuiszorg en de financiering van dagbesteding op zorgboerderijen. Ten derde veranderen overheidsbeleid en wetgeving, bijvoorbeeld rond de AWBZ, en ook dat heeft directe gevolgen voor de bekostiging van extra diensten. Steeds meer zorgaanbieders wenden zich in hun zoektocht naar geld dan ook tot fondsen. Daar zijn er veel van, ongeveer 15000 en fondsen zijn over het algemeen betrouwbare financieringsbronnen. Om ze aan te spreken nemen zorgorganisaties een fondsenwerver in de hand, een ‘eigen’ of een ingehuurde.
Een eigen fondsenwerver
De Zorggroep uit Limburg leidde concernstafmedewerker Wilma Matheij er apart voor op. Zij deed de HBO+ beroepsopleiding fondsenwerver B van het Instituut voor Sponsoring en Fondsenwerving. ‘Fondsenwerver is een vak. Veel ziekenhuizen doen al aan fondsenwerving, de verzorging en verpleging volgen nu.’ Bij De Zorggroep komen vooral kosten voor extra welzijnsvoorzieningen voor cliënten, bijscholing van personeel, innovatie en bijzondere activiteiten in aanmerking voor financiering door derden. Wilma Matheij: ‘Zorg, dagbesteding en andere kerntaken van ons aanbod (ouderen- en gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdgezondheidszorg en kraamzorg) worden uit de reguliere middelen betaald. De extra’s passen daar niet in. De jus is er af, zeg maar. Het gaat bijvoorbeeld om de inrichting van een groepsruimte van een kleinschalig woon/zorgcomplex, een belevingstuin (zie foto) voor dementerenden, snoezelruimtes, internetcafés en boottochten.’
Voor dit soort kosten doet Matheij een beroep op fondsen, particulieren en het bedrijfsleven. Zo organiseerde zij de afgelopen twee jaar onder andere drie galadiners voor het bedrijfsleven en de locale bevolking om geld bijeen te brengen voor verschillende doelen, waaronder de genoemde belevingstuin.
Ook maakt De Zorggroep opleidingskosten die niet (volledig) worden gedekt door de eigen middelen voor scholing. Voor de bijscholing van medewerkers in het omgaan met ouderen en demente cliënten vroeg De Zorggroep 1,5 miljoen euro aan uit het Europees Sociaal Fonds (ESF). Dat betaalt 40% van de kosten. ‘Afgelopen jaar kwam ongeveer 80% van onze extra inkomsten uit subsidies en 20% via fondsen,’ zegt Wilma Matheij.
Zij signaleert dat landelijke fondsen, net als die van de Europese Unie steeds vaker een eigen bijdrage en/of inspanningsverplichting verlangen. De Zorggroep heeft daarom een Vriendenstichting met donateurs en legatenwerving en organiseert geregeld geldgenererende activiteiten. Men verkocht bijvoorbeeld de inboedel van een oud verpleeghuis via een rommelmarkt. Het Fonds Ouderenhulp verdubbelde de opbrengst en de bewoners die hadden moeten verhuizen, maakten van dat geld een geweldige boottocht om alle rompslomp van verhuizing te vergeten.
Wilma Matheij houdt nauwlettend in de gaten of en waar nieuwe financieringskansen opduiken. ‘Het Ministerie van VWS stelt tot 2011 bijvoorbeeld 80 miljoen beschikbaar voor meer variatie in wonen. Deze informatie nemen we mee bij bouwplannen voor nieuwe woonvormen voor dementerenden. De regeling en de voorwaarden zijn overigens nog niet gepubliceerd.’ Ook bestaat er subsidie voor verbetering van de luchtkwaliteit in verpleeghuizen. Om daar aanspraak op te maken moet de organisatie echter zelf bereid zijn tot investeren. Relatief nieuwe spelers zijn bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen. ‘Wij maken daar graag gebruik van. Zo leverde een bank om niet de dagvoorzitter voor een symposium over 40 jaar verpleeghuiszorg.’
Specialistische kennis inhuren
Omdat zorgaanbieders door de marktwerking steeds meer gewone bedrijven worden, kunnen zij soms een beroep doen op Europese subsidies als de regeling Sociale Innovatie 2007-2013 van het ESF, voor innovatie van de arbeidsorganisatie. Dergelijke subsidiepotten worden snel overvraagd dus daar is haast bij geboden. Ook moeten aanvragen worden toegesneden op de vele subsidiecriteria. Dat is een vak apart, stelt Peter Meijer. Zijn Bureau voor subsidie- en fondsenwerving PGHM (naar z’n initialen) in Friesland werkt onder andere voor zorginstellingen. Het is niet zozeer eigenbelang als hij wijst op het gecompliceerde karakter van subsidie- en fondsenwerving, maar antwoord op de vraag of zorgbedrijven geld laten liggen. ‘Ja, zorginstellingen laten veel geld liggen omdat ze de specialistische kennis niet in huis hebben. Men weet niet wat er allemaal te koop is. Het kost veel tijd die expertise te verwerven en bij te houden en een weg te banen in het woud van regelingen en fondsen. Maar het loont de moeite. Instellingen en bedrijven zien vaak op tegen de enorme administratieve verplichtingen rond aanvraag, rapportage en verantwoording. Zij kunnen beide echter inhuren, zowel de expertise als de hele administratie.’
Particulier geld
Henk de Graaf van Alpha Fundraising Consultancy richt zich vooral op de particuliere markt. Hij herinnert eraan dat de medische en zorgsector ooit bij deze bron begonnen is. De zorg voor zieken en hulpbehoevenden was oorspronkelijk in charitatieve handen van onder andere religieuzen en moest het financieel hebben van filantropen. De namen van sommige ziekenhuizen in Nederland verwijzen daar nog naar. In Nederland heeft de verzorgingsstaat deze functie grotendeels overgenomen, maar in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is particuliere sponsoring van de medische en zorgsector heel gewoon.
De Graaf werkte vroeger voor de Hartstichting en het Astmafonds en werft nu giften, donaties, sponsoring en nalatenschappen voor ziekenhuizen en zorginstellingen. ‘Het gaat om zeer aanzienlijke bedragen. Je moet er goed over communiceren. Mensen willen geen geld geven om een gat in de begroting te dichten of mee te betalen aan een nieuw gebouw. Maar zeg je als ziekenhuis bijvoorbeeld dat je geld zoekt voor kankeronderzoek of kindergeneeskunde, is dat een heel ander verhaal. In principe zijn alle medische en zorgvoorzieningen te verkopen.’
Ziekenhuizen en zorgorganisaties moeten volgens hem niet alleen geld ophalen, maar ook een relatie met hun donateurs aangaan en hen op de hoogte stellen van wat er met hun donatie is gebeurd. Volgens De Graaf laten zij nu mogelijkheden liggen. ‘Ik zie veel koudwatervrees. Instellingen willen mensen niet lastigvallen met vragen om geld. Maar een ziekenhuis in een middelgrote stad kan per jaar ongeveer een miljoen euro aan particuliere middelen ophalen. Als jij het niet doet, haalt een ander die op.’
Particulier geld werven is niet iets wat je er zo even bij doet, waarschuwt ook Henk de Graaf. ‘Bereid je voor op het werk dat het met zich meebrengt en reserveer er een budget voor. Dat verdient zich terug.’ Hij verwacht dat steeds meer zorginstellingen in de toekomst zelf aan fondsenwerving zullen en moeten gaan doen, of die uitbesteden aan adviesbureaus als het zijne. ‘Nu gaat het om geld voor extra’s. Zo kan bijvoorbeeld geld voor een duur apparaat als een CT-scan mede door de plaatselijke bevolking bijeen worden gebracht. Maar ook in de basiszorg, de core business, zijn tekorten. Denk bijvoorbeeld aan te weinig handen aan het bed. Waarom zou je in de toekomst geen instellingspersoneel bekostigen met particulier geld?
Vanzelfsprekend moet Den Haag het collectieve karakter, het solidariteitsbeginsel en de gelijke toegang tot de gezondheidszorg waarborgen. Maar daarnaast kan zorg lokaal verbeterd worden met particulier geld. Want mensen willen graag geven!’
Zie voor verdere informatie bijvoorbeeld: www.fondswervingonline.nl; www.fondsenvoorouderen.nl; www.pghm.nl en www.alphafc.nl
Handige tips
· investeer in kennis van fondsen en subsidies
· onderzoek subsidiemogelijkheden vóóraf; al geïnvesteerde bedragen komen nooit voor subsidie in aanmerking
· informeer uw fondsenwerver in een zo vroeg mogelijk stadium over projecten waar u geld voor nodig heeft
· bouw goede contacten en netwerken op met provincies, de EU, fondsen en andere duurzame geldschieters
Een nieuw leven voor Nesip
Contrast – 2008
Nesip Polat is een gedreven en talentvolle jongen van 21, Nederlander van Turkse afkomst. In zijn puberteit was hij depressief, kon hij agressief worden en raakte in de problemen. Na een zelfmoordpoging werd Nesip opgenomen in een psychiatrische kliniek, daarna kreeg hij medicatie en therapie. Periodes van blowen en drinken wisselde hij af met bezoeken aan de moskee en de Koranschool. Hij heeft in Turkije en Amsterdam Noord gewoond, in internaten, een pleeggezin, instellingen en op straat. Deze heftige feiten zijn nu geschiedenis, zijn toekomst ziet er beter uit. Hij wil een baan met doorgroeimogelijkheden, gaat zich verloven en zet zich enthousiast in voor onder andere psychiatrische cliënten. Wat ging er mis in Nesips leven en hoe is hij er bovenop gekomen?
Aan zijn kamer is niet te zien hoe explosief hij kon en waarschijnlijk kan zijn. Zijn schoenen staan netjes twee aan twee in een rek, in een glazen kast zijn talloze flesjes parfum decoratief uitgestald en de dikke dossiers van hulpverlening en uitkeringsinstanties bewaart hij keurig in mappen. Zij herbergen z’n veelbewogen jeugd.
Nesip is in Turkije geboren en komt op driejarige leeftijd met zijn moeder naar Nederland. Zijn vader en oudere broers wonen hier al. Hij gaat naar een gewone Nederlandse basisschool maar loopt al snel achter vanwege de taal. Thuis wordt er Turks gesproken, zijn moeder is bovendien analfabeet. Vanaf groep 5 bezoekt hij een islamitische school in Amsterdam Oost. Na schooltijd gaat Nesip vaak naar de moskee, later gaat hij er alleen in het weekend naartoe en blijft dan ook slapen vanwege de hulp die hij er bij zijn huiswerk krijgt. Zijn gelovige vader is zijn voorbeeld en beste vriend, Nesip wordt als jongste flink door hem verwend.
In groep 7 moet hij onverwachts van school af omdat zijn vader ernstig ziek is: hij heeft leukemie en is uitbehandeld in Nederland. De familie keert terug naar Turkije in de hoop dat hij daar nog behandeld kan worden. In 1999 overlijdt zijn vader, hij weet het nog goed: ‘Mijn moeder houdt mij onwetend maar het hele huis zit vol huilende vrouwen en rouwende buurtgenoten.’ Nesip is dan twaalf.
Het verlies lijkt niet echt tot hem door te dringen maar eenmaal terug in Nederland ontstaan al snel problemen. Hij heeft vaak ruzie thuis. Zijn analfabete moeder doet een zwaar beroep op haar zoon, waar Nesip agressief op reageert: ‘Ik kon niks meer hebben en met school erbij werd het erg druk in m’n hoofd.’ Met hulp van zijn broer gaat hij doordeweeks in een Turks internaat wonen. Dat vervangt zijn familie maar vanwege het strenge regiem loopt het na een paar maanden toch mis. Nesip wil meer vrijheid en keert terug naar zijn moeder. Zij vertelt hem in die tijd dat hij vroeger nog een oudere broer en zus heeft gehad, die door brand zijn omgekomen.
Op zijn veertiende steekt hij op school de handdoeken in de wc in de fik, niets interesseert hem meer. ‘Ik was druk, eigenwijs en populair in de klas,’ zegt hij nu. Hij bekent de brand te hebben aangestoken als twee andere jongens er ten onrechte van worden beschuldigd. De politie wordt erbij gehaald. Later volgen meer akkefietjes met vuur en komt hij opnieuw in aanraking met politie en justitie. Ook zijn er problemen op school: zo wordt Nesip van aanranding beschuldigd, ‘ten onrechte’ zegt hij. Hij begint zichzelf te verwonden en doet een zelfmoordpoging. Hij heeft een vriendin in Rotterdam en belt veel en lang met haar. Honderden guldens schuld heeft hij, die hij met een baantje bij Albert Heijn probeert af te betalen. Als een nieuwe vriendin na verloop van tijd geen verkering meer met hem wil, gaat hij door het lint. Nesip, die medicijnen in huis heeft in verband met stemmingswisselingen en slecht slapen, doet weer een zelfmoordpoging. Hij wordt gered maar als hij bij het verlaten van het ziekenhuis dreigt zijn vriendin en zichzelf om het leven te brengen, wordt hij gedwongen opgenomen. Ook wordt Bureau Jeugdzorg ingeschakeld, dat Nesip uit huis en onder toezicht plaatst.
Een jarenlange tocht langs instanties begint. Hij ziet psychiaters, therapeuten en mensen die zich om zijn onderwijs, huisvesting en inkomen bekommeren. De diagnose luidt dat hij depressief en agressief is en een persoonlijkheidsstoornis heeft, waar hij met medicijnen en gesprekken voor wordt behandeld. Hij kan moeilijk omgaan met teleurstellingen. Er wordt een link gelegd met de onverwerkte dood van zijn vader. Hulpverleners en ook justitie stellen dat Nesip veel kan en zich voorbeeldig inzet maar dat hij telkens terugvalt.
In een pleeggezin leert hij discipline en in een gewoon ritme leven. Maar hij blijft, naar eigen zeggen, een player, op school en op straat: ‘Ik was erg druk en hing de snelle jongen uit.’ Tot een haast een religieuze ervaring hem weer naar de andere kant doet overhellen: in een droom roept zijn vader hem als een soort engel toe dat hij zijn leefwijze moet veranderen. Hij doet dat door op een leer/werkplek te beginnen en opnieuw de moskee te bezoeken. Hij is vroom, laat zijn baard groeien en wil zelfs imam worden. Met drinken en blowen houdt hij op. Hij gaat begeleid wonen en naar school. Maar als het weer druk wordt in zijn hoofd verlaat hij de stad en gaat naar een Koranschool, eerst in Duitsland, later naar een school in Arnhem. Als hij daar evenmin rust vindt, komt Nesip terug naar Amsterdam. Intussen is hij ook gaan hyperventileren en valt geregeld flauw.
In 2005 is zijn laatste contact met politie en justitie als hij flauwvalt in een winkelcentrum en in het bezit blijkt van een stroomstootwapen. Na een taakstraf krijgt hij opnieuw een kans. Bij zijn familie kan hij niet meer terecht. Nesip is een klein jaar dakloos, maar Streetcornerwork en een coach ontfermen zich over hem; hij valt als 18-jarige niet meer onder jeugdzorg. Hij vindt werk bij een telecombedrijf waar hij een interne opleiding volgt en ontwikkelt zich tot kiene vertegenwoordiger. Hij heeft het gevoel dat het sinds die tijd de goede kant met hem opgaat en wat hem betreft voorgoed.
‘Medicijnen en die eindeloze gesprekken hebben niet geholpen,’ zegt Nesip, ‘wel mijn eigen motivatie om eruit te komen. Je moet de wíl hebben om te veranderen. Je bent zelf je grootste medicijn.’ Mohamed Talaoui, sinds 2006 een van zijn begeleiders, bevestigt dat Nesip veel te danken heeft aan zijn eigen doorzettingsvermogen. ‘Maar waarschijnlijk hebben ook de medicatie, gesprekken, een vaste structuur en een normaal dag- en nachtritme geholpen om tot rust te komen. Dat én zijn sterke wil iets te bereiken en daarvoor te vechten, hebben hem successen opgeleverd.’ In tegenstelling tot veel andere cliënten waar Mohamed mee werkt, ervaart hij die ook als zodanig. ‘Bij Nesip markeren zijn successen zijn vooruitgang, hij gaat positiever over zichzelf denken en kijkt vooral vooruit. Daar komt bij dat hij gemakkelijk praat over zijn problemen en zich niet schaamt voor zijn ziekte. Nesip uit zijn gevoelens en dat lucht op, terwijl anderen tegen zichzelf vechten in plaats van tegen hun beperking. Hij heeft een krachtige persoonlijkheid en heeft al veel bereikt,’ zegt Mohamed Talaoui.
Toch blijft er altijd een risico dat het mis gaat. ‘In geval van stress ontstaan bij hem extra prikkels en dan kan hij doorschieten,’ zegt Mohamed. ‘De afspraak is dat hij mij – of de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige die hem begeleidt – belt als er iets gebeurt, positief of negatief. Wij hebben een signaleringsfunctie. Nesip doet dat gelukkig uit zichzelf en belt bij elke stap die hij zet.’ Op dit moment zijn dat vooral sollicitaties en het doen van vrijwilligerswerk. Samen met anderen organiseert hij een buurtfestival in Amsterdam Noord om psychiatrische cliënten en bewoners dichter bij elkaar te brengen. Ook heeft hij zich aangemeld als voorlichter om scholieren en andere jongeren te vertellen over verslaving aan alcohol en softdrugs. ‘Ik ben een ondernemend en behulpzaam iemand’, zegt hij, ‘maar mijn focus is nu op betaald werk.’
Na een korte periode in een HVO-woonproject voor jongeren met psychische problematiek, woont hij tegenwoordig met een andere jongen in een zogeheten satellietwoning. Het is een soort kangoeroeconstructie: als hij hulp nodig heeft gaat hij langs in het nabijgelegen woonproject of neemt hij contact op met een van zijn begeleiders. Nesip staat op de wachtlijst voor de volgende fase, vertelt Mohamed. ‘Dan krijgt hij een eigen woning die op den duur op zijn naam komt te staan. Hopelijk kan hij uit de uitkering (Wajong, AO) als hij werk vindt, met recht op terugkeer als ruggensteun.’
Nesip is een voorbeeld voor anderen.