Wijkwethouder Fatima Elatik opende op 9 december in stadsdeelkantoor Zeeburg in Amsterdam een tentoonstelling over het homomonument, Monument van trots. Ze deed dat met een persoonlijke noot. Haar werd vroeger als Marokkaanse jongere pijnlijk duidelijk dat zij niet de norm vertegenwoordigde. Dit maakte haar gevoelig voor discriminatie, én strijdbaar. ‘Als ik niet de norm ben, is een ander dat ook niet’. Als bestuurder zet zij zich in voor diversiteit. ‘Zeeburg moet een prettige, veilige en tolerante plek voor álle mensen zijn, ongeacht ras, religie en geaardheid.’ Daar werkt het stadsdeel aan, samen met maatschappelijke en welzijnsorganisaties. Het richt zich onder meer op het onderwijs. ‘De jeugd moet opgroeien met diversiteit, ook in seksuele voorkeur.’ Elatik riep homo’s en lesbo’s op vooral zichtbaar te zijn. ‘Dan wordt homoseksualiteit ook voor jongeren steeds gewoner.’ Ahmed el Mesri, voorzitter van multiculturele vriendschapsvereniging Assadaaka in de Amsterdamse Indische buurt, sprak eveneens zijn steun uit. ‘Homoseksualiteit moet bespreekbaar worden gemaakt in gezinnen, ook in religieuze gezinnen.’
Dolly Bellefleur gaf kleur aan het geheel. Zij kondigde aan asiel te vragen in stadsdeel Zeeburg, omdat ze onlangs in háár buurt, stadsdeel Centrum, werd lastiggevallen.
Green New Deal
Niet minder dan een tweede Industriële revolutie, op ecologische leest geschoeid, is nodig om de vastgelopen wereldeconomie vlot te trekken en de klimaatcrisis te keren. Tijdens de presentatie van een bundel over Green identity in a changing Europe, dat de Brusselse vestiging van de Heinrich Böllstichting begin december 2008 uitbracht ter gelegenheid van 25 jaar Groenen in het Europees parlement, werd opgeroepen tot een Green New Deal.
Groene partijen lijken de campagne voor de Europese verkiezingen in 2009 een Obama-like elan te willen geven. Hoewel zij in Europa zelden een one issue-partij zijn, is radicale milieupolitiek wel het enige onderwerp waarop groene partijen een gemeenschappelijke visie hebben en waarmee zij zich onderscheiden van andere politieke partijen. Het idee van een Green New Deal is afkomstig van de Engelse Caroline Lucas, europarlementariër en een van de initiatiefnemers van de in 2007 opgerichte Green New Deal Group. Dat is een denktank van economen, vakbonds- en milieumensen, die een omvattende aanpak van de krediet- en klimaatcrises voorstaat. Economische en financiële hervormingen moeten samengaan met de omvorming van productieprocessen, ondersteund door (nieuwe) energie- en milieutechnieken, zo luidt de boodschap. De financiële sector dient faciliterend in plaats van sturend te zijn, en onder democratische controle te worden gebracht. Investeringen in duurzame energiebronnen en innovatie zullen ook veel nieuwe banen scheppen: green collarbanen.
Green identity in a changing Europe beschrijft hoe Groene partijen zich in veel Europese landen ontwikkelden van anti-establishment tot regeringspartijen. Hoewel een gewaardeerde en gevestigde partij, blijft het Nederlandse GroenLinks wat dit betreft achter bij zusterpartijen in Duitsland, Italië, Frankrijk, Ierland, België, Finland, Tsjechië en zelfs Letland, die – in enkele gevallen na heftige interne partijstrijd – deelnamen aan verschillende regeringscoalities. Ging er vroeger magie uit van de felle protesten tegen oorlog, nucleaire energie, kernraketten, ‘de’ markt en globalisering, partijen als de Groenen moeten nu met een veel moeilijker verhaal naar de kiezers.
Green New Deal zal geen massa’s op de been brengen, maar wel mensen, organisaties en wetenschappers inspireren. Of het de opvallend pro-Europese groene partijen wervingskracht geeft, zal de komende maanden moeten blijken.
Een in Nederland geboren en getogen ‘vreemdeling’
Mobiel, 2008
De dertienjarige Meral woont in een Amsterdams pleeggezin sinds ze een baby van tien maanden was. Haar Turkse moeder was zeventien en ongehuwd toen ze Meral kreeg en niet in staat om voor haar te zorgen. Zij liet als achttienjarige na een zelfstandige verblijfsvergunning aan te vragen, waardoor ook de toen eenjarige Meral ‘illegaal’ werd. Merals pleegmoeder Ellen is een Arubaanse Nederlandse die af en toe naar Aruba gaat voor familiebezoek, mét haar pleegdochter. Dat valt niet mee.”Moeder was in het begin nog in beeld, dus we konden met haar handtekening vrij gemakkelijk een paspoort krijgen,” vertelt Ellen. “Toen Meral twee was, trouwde haar moeder met een Turkse man. Het was een schijnhuwelijk, maar Meral kreeg zíjn achternaam.” Bovendien pakte hij de paspoorten van Meral en haar moeder af en gaf die nooit meer terug. Voor een nieuw paspoort kon Ellen niet bij de gemeente terecht. “Meral was juridisch een Turks kind zonder verblijfsvergunning. Haar moeder was inmiddels spoorloos verdwenen, dus ging ik met Meral naar het Turkse consulaat. Pleegzorg kende én erkende het consulaat echter niet: men eiste een handtekening van Merals moeder.” Uiteindelijk lukte het een paspoort te krijgen, maar met de achternaam van moeders, achteraf gezien tijdelijke, echtgenoot.
Eind jaren negentig speelde de kwestie van een strengere Vreemdelingenwet. Ook ‘illegale’ minderjarigen dreigden te worden uitgezet. Ellen moest een verblijfsvergunning voor Meral zien te krijgen en ook dat bleek niet eenvoudig. Pas toen ze op een beambte van de Vreemdelingenpolitie stuitte die de situatie ‘te gek voor woorden’ vond, kreeg Meral een verblijfsvergunning voor vijf jaar. Die wordt tot op de dag van vandaag elke vijf jaar verlengd. Op de verblijfspas staat echter de eigen naam van Merals moeder, zoals die bekend was bij het bevolkingsregister. Dat geeft problemen. “Op Merals paspoort staat haar ene achternaam, op de verblijfsvergunning de andere. Elke keer als we de douane passeren, worden we apart genomen. Bij een terugreis vanaf Aruba moesten we een keer overstappen in de VS. Ik werd verplicht voor Meral ter plekke een visum aan te vragen, alleen voor de transfer! Naar Turkije durf ik niet te gaan. Daar komen we, denk ik, wel samen ín maar niet meer uit.”
Verstekeling
Ellen had graag gezien dat Bureau Jeugdzorg, dat het gezag heeft, voor Meral het Nederlandse staatsburgerschap aanvroeg. De gezinsvoogd onderzocht het en deelde mee dat Meral daarmee moet wachten tot ze achttien is. Ellen laat de zaak verder rusten. Navraag bij een vreemdelingenadvocaat leert dat het inderdaad bijzonder moeilijk is naturalisatie aan te vragen. “Op haar achttiende is dat eenvoudiger.” De man wiens achternaam Meral draagt, is hertrouwd en heeft eigen kinderen. Dat een in Nederland geboren en getogen puber nog altijd als een verstekeling uit de rij wordt gehaald, is schrijnend.
Bij de gemeente Amsterdam zijn meer situaties bekend van pleegkinderen met een andere nationaliteit. “De Wet op het Nederlanderschap biedt wel mogelijkheden voor naturalisatie,” zegt José Guit, juridisch adviseur bij de Amsterdamse Dienst Persoons- en Geo-informatie. “Voor bijzondere gevallen is er een vangnetartikel, op grond waarvan bijvoorbeeld prinses Máxima is genaturaliseerd. Dit artikel bevat ook naturalisatie om humanitaire redenen, waar pleegkinderen onder kunnen vallen. Maar de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) beslist over naturalisatieverzoeken, de gemeente kan alleen adviseren.”
Mobiliteit rijksambtenaren
Special PM, 2008
Personele mobiliteit is geen Haagse kwestie. Zeventig procent van de rijksambtenaren werkt buíten Den Haag, bijvoorbeeld bij de regionale kantoren van de Belastingdienst, Rijkswaterstaat of inspectiediensten. Voor de interdepartementale mobiliteitsorganisatie (MO) reden aansluiting te zoeken bij regionale netwerken en de contacten daar stevig aan te binden.
Nu de rijksoverheid moet krimpen, stimuleren mobiliteitswerkers van de ministeries vooral de niet-Haagse ambtenaren eens buiten de muren van hun departement te gaan kijken. Bijvoorbeeld bij een uitvoeringsorganisatie of een gemeente. ‘Werken bij het rijk is geen lifelong agreement meer,’ zegt Elies Sevriens, regiomanager van de MO voor Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Aan haar de taak de arbeidsmogelijkheden in dit gebied in beeld te brengen. Sevriens analyseert de sterke en zwakke kanten vanuit het oogpunt van werkgelegenheid, bezoekt vestigingen van zelfstandige bestuursorganen in de regio en neemt actief deel aan een aantal bestaande netwerken van gemeenten en sociale partners. ‘De samenwerking is goed. We informeren elkaar over bijvoorbeeld moeilijk te vervullen vacatures. Een gemeente benaderde mij onlangs met de vraag om gekwalificeerde mensen uit mijn rijksnetwerk. Dat is geweldig.’
Daarnaast zet zij zelf een nieuw, op Zuid-Nederland gericht samenwerkingsverband op voor P & O-ers en mobiliteitsmedewerkers van de verschillende ministeries. ‘De MO brengt hen met elkaar in contact om manieren van werken en informatie over loopbaanactiviteiten uit te wisselen. Ook kijken we waar vacatures of stageplaatsen zijn. Ik vervul een soort makelaarsfunctie: wat heeft de ene groep nodig en waar kan de andere eventueel helpen? Tijdens de bijeenkomsten vindt een interessante kruisbestuiving plaats tussen departementale professionals.’ Hier schuift ook een jobsearcher aan (‘nieuw voor de overheid,’ aldus Sevriens), die op verzoek van departementen naar geschikte functies zoekt.
Ad Smets is één van de professionals uit Sevriens’ mobiliteitsnetwerk. Hij is manager van Transforce, de mobiliteitsorganisatie van het ministerie van Landbouw, natuur en visserij (LNV), dat net als andere ministeries moet afslanken. ‘De problematiek is bij ons relatief groot. LNV gaat alle afzonderlijke inspectiediensten omvormen tot één dienst, de Voedsel en Waren Autoriteit. Daarnaast hebben we een taakstelling om te krimpen.’ Smets is enthousiast over het interdepartementale netwerk. ‘De sector rijk leert beter samenwerken en anticiperen op veranderingen. Zo bekijken we bijvoorbeeld welke mensen er volgens ons toe zijn aan bij- of omscholing. Als je weet welke loopbaankansen er bij een ander zijn, kun je medewerkers concrete perspectieven bieden. Je kunt zoveel leren van anderen. Je vindt ingangen en leert trends kennen. Instrumenten hoef je niet opnieuw uit te vinden. Mobiliteit moet je lokaal en regionaal aanpakken.’
Overstap
Ad Smets is tevens lid van het landelijke netwerk Samenwerken Aan Mobiliteit (SAM) en van daaruit voorzitter van SAM Zuid-Nederland. Hij brengt partners rond de tafel die elkaar nog niet gevonden hebben. Momenteel vormt hij een netwerk met zelfstandige bestuursorganen, lagere overheden en grote organisaties als het UWV, het CWI, gemeente Roermond, Fontys, Politie Zuid-Oost Brabant, de Algemene Inspectiedienst, Rijkswaterstaat en LNV. ‘We hebben al vele vacatures en medewerkers met elkaar uitgewisseld. LNV moet inspecteurs kwijt, terwijl gemeenten veel inspecteurs voor bouw en milieu zoeken. Wij bieden onze ambtenaren nu een verkort omscholingsprogramma om de overstap te maken.’
Sevriens en Smets stemmen onderling af dat nieuwe netwerken de ´oude´ niet overlappen.
Ambtenaren zijn in principe zelf verantwoordelijk voor de eigen loopbaanontwikkeling, maar kunnen bij het zoeken van een andere functie een beroep doen op loopbaanadviseurs en bemiddelaars van hun departement. Bij Transforce van LNV zetten loopbaanadviseurs met kandidaten op een rij te hoe hun competenties in andere sectoren van pas kunnen komen. Ad Smets: ‘Medewerkers zeggen al snel: ‘Ik kan alleen maar vlees keuren.’ Maar dan blijkt dat iemand raadslid is geweest en voorzitter van de duivenvereniging. Verborgen competenties bepalen mede hun professionaliteit en daarmee hun arbeidsmarktwaarde.’
Elies Sevriens signaleert dat ambtenaren positiever gaan denken over verandering, maar ook onzeker zijn. ‘De randvoorwaarden bij herplaatsing zijn nog onduidelijk, daar zijn veel discussies over.’ Onder andere salarisverschillen spelen een rol. ´Als ze de CAO van de overheid naast die van bedrijven leggen, kan dat echter goed uitpakken,´ meent Smets. ‘Bovendien heb je bij een overstap de eerste vier jaar een suppletieregeling.’
Sevriens en Smets, allebei al jaren werkzaam voor de overheid maar afkomstig uit het bedrijfsleven, stuiten geregeld op de verkokering bij het Rijk. Elies Sevriens: ‘Soms kennen ambtenaren elkaar zelfs niet als ze in één gebouw werken. Ook weet men vaak niet welke andere ministeries in hun regio zitten. We hebben vraag en aanbod bij elkaar gebracht van afdelingen die 100 meter van elkaar verwijderd zijn. Men kijkt altijd eerst binnen de eigen koker.’ Van bewust wij/zij-denken merkt zij echter niets. ‘Men is over het algemeen blij dat we diensten met elkaar in contact brengen.’
Herman Schartman was directeur van onder meer Grotestedenbeleid op het ministerie van Binnenlandse Zaken en wilde graag in een stad werken. Hij kwam in een pool interimmers, zocht bewust naar een baan bij de gemeente en is nu gedetacheerd als directeur Schaalsprong Almere 2030. De overstap bevalt goed. ‘Ik ben erg gefascineerd door wat zich in steden afspeelt. Niet de staat maar de stad is de frontlinie, zowel ruimtelijk als sociaal.’
Er zijn grote verschillen tussen beide niveaus en Schartmans voorkeur ligt duidelijk bij het lokale. ‘Het Rijk faciliteert vooral. Het werk van gemeenten is praktischer, de lijnen zijn korter en er is minder positiespel.’
Schartman zorgt in Almere onder andere voor afspraken met het Rijk en ervaart nu hoe de landelijke overheid er vanuit gemeenten uitziet. ‘Er is een gebrek aan samenwerking, zelfs bínnen departementen. Ik leer op deze plek zeker zoveel over het Rijk als in Den Haag.’
‘Rendabiliteit is meer dan geld verdienen aan vierkante meters.’
Wat kunnen ziekenhuizen leren van de NS? [Lees meer…] over‘Rendabiliteit is meer dan geld verdienen aan vierkante meters.’
Wittemannen
Vrijdagavond 21 november bij Pauw & Witteman. Twee burgemeesters, twee horlogemakers en twee tv-persoonlijkheden rond de tafel. De burgemeesters Leers en Cohen: eerlijker en symphatieker kun je ze niet hebben. De ambachtsmannen van precisie-uurwerken bleken natuurlijk niet zomaar horlogemakers. Naast hun gewone werk maken ze pronkexemplaren van ruim drie ton. Vier maanden werk. Wie heeft er nu zoveel geld voor een uurwerk over, zelfs al krijg je er een mooie doos bij waar ook sigaren in kunnen, vraagt Paul. Russische maffia en andere rijkelui, blijkt. En als meestervervalsers die horloges nu mooi kunnen namaken en op de markt aanbieden voor zeven euro, vraagt Paul weer. Dan kan ik m’n vrouw er ook een geven, antwoordt een van de vaklui. Zo’n foute grap is tot daar aan toe. Maar het bulderend gelach van álle gasten aan tafel klinkt nog lang na. Wittemannen onder elkaar.