Wat kunnen ziekenhuizen leren van de NS? [Lees meer…] over‘Rendabiliteit is meer dan geld verdienen aan vierkante meters.’
Zorg & welzijn
Klachtafhandeling in verpleeg- en verzorgingshuizen
Geen inzage krijgen in je dossier en daar niet tegen in het geweer kunnen komen. Dat is in een notendop de problematiek van gebrekkige klachtenbehandeling in verpleeg- en verzorgingshuizen. [Lees meer…] overKlachtafhandeling in verpleeg- en verzorgingshuizen
Ervaringsdeskundige managers zijn een oppepper
Zorgvisie – 2008
Steeds meer zorginstellingen voor mensen met een handicap of psychisch probleem zetten ervaringsdeskundigen in, als vrijwilligers én als betaalde krachten. Bij Roads werken ervaringsdeskundigen ook in leidinggevende functies: als bestuurder, manager en projectcoördinator. “Na dertig jaar cliëntenbeweging weet ik waar ik het over heb,” zegt Ed van Hoorn, lid van de Raad van Bestuur. “Voor de buitenwacht maakt het niet uit of ik er zit of een andere bestuurder, maar mijn inbreng moet wel verschil maken.”
Van Hoorn studeerde sociale wetenschappen, was actief in de patiëntenbeweging en werkt al geruime tijd bij het Instituut voor Gebruikersparticipatie en Beleid (IGPB), een onderzoeks- en kenniscentrum voor vernieuwing in zorg en dienstverlening. Nu is hij bovendien de helft van een duo aan de top van Roads. Officieel heet het bestuursmodel duaal management. Ed van Hoorn vormt samen met Thea Over de directie en is onder andere belast met het uitwerken van ervaringsdeskundigheid als leidend beginsel. Thea Over is voorzitter van de Raad van Bestuur..
Het bestuursmodel van Roads lijkt op dat van ziekenhuizen. Zijn het in ziekenhuizen, en ook verpleeghuizen, medisch specialisten en professionals die, samen met de algemene managers, verantwoordelijk zijn voor respectievelijk de zorgverlening en de bedrijfsvoering, in het geval van Roads staan ervaringsdeskundige professionals naast de algemene managers. Duaal management is ingevoerd op drie bestuurlijke niveaus: in de Raad van Bestuur, in twee regiodirecties en op een aantal locaties. Het is nu nog een experiment, voorlopig voor een periode van twee jaar, maar het principe is al vastgelegd in de langetermijnvisie van Roads.
De ervaringsdeskundige managers moeten bij aanstelling voldoen aan de vereisten die voor een managementfunctie gelden. Zij hebben dezelfde salarisschaal en arbeidsvoorwaarden als hun algemene collega’s. “Af en toe neemt een van hen een dagje vrij, net als andere collega’s. Het verzuim ligt niet hoger dan gemiddeld,” zegt Thea Over.
Cliëntenparticipatie en cliëntgestuurde projecten kent Roads al langer. Zo zijn een dagactiviteitencentrum in Amstelveen en een Zorghotel (voor een time-out) in Haarlem volledig door cliënten gerunde voorzieningen. Een groot deel van het personeel van Roads is zelf cliënt (geweest) en cliënten beslissen in de organisatie over alles mee.
Dat ervaringsdeskundigen nu ook leidinggevende functies innemen, is dus niet meer dan een logische stap. Ervaringsdeskundig wil in dit verband overigens meer zeggen dan dat de managers zelf ervaring als cliënt hebben. “Het is geen automatisme dat ervaringsdeskundige managers anders werken,” zegt Saskia van Dorp, ervaringsdeskundig lid van de tweekoppige regiodirectie van Roads Oost, met locaties en projecten in West-Friesland, Amstelveen, Amsterdam, Waterland en de Zaanstreek. “We hebben een ervaringsdeskundige coördinator gehad die precies hetzelfde deed als de vorige, dat is niet de bedoeling. Het gaat niet alleen om de passieve ervaring. Ervaringsdeskundigen moeten kunnen reflecteren op de vraag wat cliënten nodig hebben en kunnen abstraheren van hun eigen ervaringen. Vanuit die deskundigheid kunnen zij een cliëntgestuurd aanbod ontwikkelen.” Zij worden bovendien alleen aangesteld als ze open zijn over hun eigen ervaringen. “Ze moeten bij ons uit de kast komen en hun ervaringsdeskundigheid kunnen en willen uitdragen,” aldus Thea Over. Ervaringsdeskundigheid krijgt pas meerwaarde als de expertise professioneel kan worden toegepast.
Hbo-opleiding
Er is nog een aantal vacatures, maar tijdens een open sollicitatieprocedure voor een aantal ervaringsdeskundige locatiemanagers bleek dat weinig mensen aan alle eisen voldoen. Van de 34 sollicitanten kwamen welgeteld twee mensen in aanmerking voor de functie. Zij zijn in dienst genomen. Ed van Hoorn: “Het aantal geschikte kandidaten viel me tegen. Ik dacht vele talenten van buiten naar binnen te trekken, maar de meeste sollicitanten waren niet krachtig genoeg.” Daarom heeft Roads besloten zelf een opleiding op te zetten, als kweekvijver voor ervaringsdeskundige managers. “Onze jeugdopleiding,” noemt hij het. De eenjarige opleiding, georganiseerd in samenwerking met het IGPB, een opleidingsbureau en de Hogeschool van Amsterdam, is inmiddels gestart met één lesdag per week. Naast de twee nieuwe locatiemanagers en een aantal medewerkers van Roads, nemen ook anderen deel. Ed van Hoorn en Saskia van Dorp geven er allebei les over ervaringskennis en de omzetting daarvan in deskundigheid. Andere docenten geven algemene managementvaardigheden als motiveren, coachen en evalueren. De inhoud van de modules is nog in ontwikkeling, maar wanneer het lespakket is beproefd en uitgekristalliseerd vragen de initiatiefnemers erkenning als hbo-opleiding aan.
Goedkoop
Roads verwacht met ervaringsdeskundige managers kwalitatief betere diensten te kunnen bieden dan voorheen en dat de deelnemers van Roads erop vooruit gaan. Die vooruitgang moet te zien zijn in bijvoorbeeld een goede aansluiting van het dienstenaanbod op de vraag, invloed van deelnemers en afname van het aantal mensen dat uitvalt tijdens een reïntegratietraject. “We bekijken ieder onderwerp vanuit klantenperspectief,” zegt Saskia van Dorp. “Bij intakegesprekken moeten medewerkers luisteren naar het verhaal van de klanten en ruimte maken voor de invulling hun wensen. Ze mogen ook meedoen mét hun beperkingen.” Ed van Hoorn benadrukt dat het inzetten van leidinggevende ervaringsdeskundigen ook maatschappelijk moet leiden tot meer waardering voor mensen met een psychiatrische achtergrond.
Thea Over is tot nu toe tevreden over de resultaten van duaal management. “De prioriteiten komen anders te liggen, bijvoorbeeld bij informatievoorziening, keuzevrijheid en scholing van de klanten. Ik werk nu 35 jaar in de Ggz en weet uit ervaring dat veel instellingen focussen op protocollen. Als ze moeten bezuinigen passen ze hun visie aan de financiële mogelijkheden aan. Dat doen wij niet, wij maken andere keuzes.” Roads heeft het momenteel financieel moeilijk en moet bezuinigen. Het zou voor de hand liggen te beknibbelen op het experiment met de duo-managers (dat min of meer budgettair neutraal is ingevoerd, zo wordt mij verzekerd), maar dat doet Roads niet. “Het duaal management blijft,” zegt Thea Over. Het is ook niet per se duurder. “Omdat wij op alle niveaus van de organisatie managers hebben die vanuit de klant denken, komt Roads tot een vraaggestuurde invulling van de ondersteuning en zorg, en die is effectiever. De kosten dalen en zo wordt ons aanbod ook interessant voor het zorgkantoor. Verzekeraars willen tenslotte goedkoper werken en ze weten dat zelfregie kosten bespaart.”
Zorgverzekeraars, gemeenten en anderen kijken hier en daar nog onwennig aan tegen de ervaringsdeskundige managers waarmee zij nu zaken moeten doen. Saskia vindt dat ze zich soms extra moet bewijzen. “Mensen kijken je niet eens aan, die hóór je denken: ‘Dom blondje’.” Ed van Hoorn heeft daar geen last van, integendeel: Roads profileert zich met duaal management. “Het is een oppepper voor de organisatie”, zegt hij. Van Hoorn beschouwt Roads als koploper en is ervan overtuigd dat het ‘peloton’ ooit volgt. “Het is een kwestie van tijd dat ervaringsdeskundigen ook bij reguliere Ggz-instellingen in hogere functies terechtkomen.”
De Noord-Hollandse zorgaanbieder Roads ondersteunt mensen met psychische beperkingen bij het vinden van een plek in de samenleving. De organisatie streeft ernaar om in iedere grote woonkern in het werkgebied een breed scala van voorzieningen te bieden. Cliënten kunnen er terecht voor dagbesteding, begeleiding, werk en scholing. Roads heeft werk- en reïntegratieprojecten opgezet als Artotheek Meesterwerk in Haarlem, restaurant Freud in Amsterdam, Werken Aan Een Toekomst in Hoorn en een door cliënten bemande telefonische hulpcentrale. Als de cliënt dat wenst verwijzen medewerkers (intern) door naar crisisopvang, schuldhulpverlening, huisvesting of behandeling.
Roads wil een organisatie zijn waar de vraag van de klant bepalend is voor wat er gebeurt, projecten zelfsturend zijn en gebruik maken van ervaringskennis en deskundigheid. Doel is een klantencratie: niet alleen vóór mensen met psychische problemen, maar ook ván hen. De aanduiding ‘cliënt’ vervangt Roads bij voorkeur door het neutrale ‘deelnemer’. Bezoekers kunnen als cliënt binnenkomen en doorstromen naar vrijwilligerswerk of betaald werk. Op dit moment zijn er 220 mensen in dienst, waarvan 30% een psychiatrische achtergrond heeft. Roads wil dat percentage binnen enkele jaren verhogen tot 50%. Jaarlijks maken ongeveer 3000 mensen gebruik van hun voorzieningen.
Primo 9 over de WMO
Primo 9 over WMO
‘Beslisbomen’ in woud van zorgregelingen: de indicatiestelling
PM, magazine voor de overheid – 2007
Iedereen kan er vroeg of laat allemaal mee te maken krijgen: je oude vader of zieke buurvrouw heeft een hulpmiddel, huishoudelijke of medische verzorging nodig. Bijvoorbeeld alarmering, ouderenvervoer, hulp bij het wassen en aankleden, parkeren voor de deur en aanpassingen in de woning. Die zijn niet allemaal verkrijgbaar in op één adres. Grote zorgwarenhuizen bestaan niet. De genoemde vormen van hulp vallen onder verschillende wetten. Ook de financiering en route om ze te bemachtigen verschillen. Zo moet onder andere objectief worden vastgesteld wat de hulpvrager mankeert en welke zorg daarbij past. Dat heet indiceren: eerst een indicatiestelling en vervolgens een indicatiebesluit. Hoe gaat indicatiestellen in de praktijk? Heeft de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die op 1 januari van kracht werd, iets veranderd?
Voorzieningen als lokaal ouderenvervoer, rolstoelen en woningaanpassingen vallen onder de, Wmo. Medische verzorging valt onder de Algemene wet bijzondere ziekten, de AWBZ.
Sinds 1 januari jongstleden is de huishoudelijke verzorging verhuisd van AWBZ naar Wmo. In de nabije toekomst gaan wellicht ook voorzieningen als dagbesteding eveneens naar de Wmo. Alarmering, maar bijvoorbeeld ook een rollator of blindengeleidehond, vallen onder een derde wet: de Zorgverzekeringswet.
De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo. Zij beslist of iemand de gewenste Wmo-voorzieningen krijgt. Gemeenten kunnen zelf, aan het eigen loket, vaststellen waar mensen recht op hebben. Zij kunnen de indicatiestelling ook uitbesteden. Dat doen vrijwel alle gemeenten als het gaat om complexe aanvragen of meerdere hulpvragen tegelijk. De oude vader die niet alleen huishoudelijke hulp en vervoer (Wmo) nodig heeft, maar ook medische zorg aan huis (AWBZ) is zo’n complexe hulpvrager.
Ongeveer de helft van alle gemeenten in Nederland laat (een deel van) de indicatiestelling Wmo-zorg doen door Argonaut Advies, de grootste commerciële organisatie op dit terrein.
De indicatiestelling voor AWBZ-zorg werd en wordt gedaan door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), in opdracht van het ministerie van VWS.
Ook in indicatieland is sprake van marktwerking. AWBZ-zorg hoeft niet te worden aanbesteed, Wmo-zorg wel. Omdat het CIZ een wettelijke, publieke taak uitvoert, gaat het AWBZ-deel naar het CIZ en komt de verhuisde huishoudelijke verzorging in veel gevallen mee. Het CIZ doet voor 94% van de gemeenten de indicatiestelling AWBZ-zorg, veelal in combinatie dus met de huishoudelijke verzorging uit de Wmo.
Dat is evenwel geen automatisme. Gemeenten zijn vrij de indicatiestelling Wmo-zorg onder te brengen. Het eerste half jaar van 2007 is een overgangsperiode waarin de meeste gemeenten doorwerken met hun ‘oude’ indicatiestellers. Na 1 juli kunnen de kaarten anders geschud zijn. ontplooit het CIZ commerciële activiteiten rond de Wmo. Zo heeft het CIZ zogenoemde ‘beslisbomen’ (gestandaardiseerde vragenlijsten) ontwikkeld voor de indicatie huishoudelijke verzorging. Daarmee kunnen medewerkers van de gemeentelijke Wmo-loketten zelf in kaart brengen of hulpvragers in aanmerking komen voor de gevraagde huishoudelijke verzorging. Al 200 gemeentenwerken met het product ‘beslisbomen’ afgenomen, zo laat Johan Hoogerbrug, directeur Maatschappelijke Ondersteuning op het hoofdkantoor van CIZ weten. Ook stelde het CIZ verschillende protocollen voor indicatiestelling voor gemeenten op.
Argonaut Advies en het CIZ komen elkaar tegen, zowel in de uitvoering als op managementniveau. Soms werken ze samen rond een cliënt. Maar er is ook concurrentie tussen de indicatiestellers.
Wij gaan kijken op twee regiokantoren. Bij Argonaut Advies in Dordrecht praten wij met verzekeringsarts Roeland Braber en ergonomisch adviseur Petra Kalkman. Ook commercieel manager Bernadette Linssen van het Utrecht’s hoofdkantoor schuift aan. Op het CIZ-kantoor in Gouda praten we met Hans Snoek, indicatiesteller.
Indicatiestellers zijn meestal fysio- of ergotherapeuten, bewegingstechnologen of maatschappelijk werkers, allen hbo’ers. Indicatiestellend medisch onderzoek wordt gedaan door artsen. Roeland Braber is verzekeringsarts van Argonaut Advies. “Ik stel vast welke beperking iemand heeft. Zijn er belemmeringen in het functioneren? Kan hij of zij zich verplaatsen, het eigen huishouden runnen? Ik kijk naar objectief vast te stellen zaken, die de klachten kunnen verklaren. Gaat het om een psychosomatische hulpvraag, dan is vaak een langer gesprek nodig. Soms vraagt iemand een hulpmiddel dat naar mijn mening de hulpvraag eerder vergroot dan verkleint.”
Een mevrouw komt bijvoorbeeld met pijnklachten bij de huisarts. Ze wil graag een scootmobiel. Braber: “De huisarts vindt geen lichamelijke oorzaken en zegt nee, om de persoon niet onnodig in het medische circuit te trekken. De mevrouw is echter vrij om de gemeente een scootmobiel te vragen. De gemeente verzoekt Argonaut mevrouw nog eens te onderzoeken. Ik neem in zo’n geval contact op met de huisarts. Om niet iets te adviseren dat invalideert. Ik probeer mensen te stimuleren, ze aan te spreken op hun herstelgedrag.” Roeland Braber deed dat overigens ook al vóór de komst van de Wmo. “In mijn praktijk als verzekeringsarts is wat dat betreft weinig verandert.”
Braber brengt advies uit aan de gemeente, niet aan cliënten zelf. De gemeente beslist immers of zij de gevraagde hulp krijgen. Zij houdt daarbij rekening met het beschikbare budget. Dat de overheid de uitdijende zorgkosten wenst te beperken speelt geen rol bij het vaststellen van wat iemand mankeert en nodig heeft, haast Roeland Braber zich te zeggen. “Wij oordelen onafhankelijk. Als medicus houdt ik me niet met budgetten bezig. Als iemand me iets vraagt van ‘maar’ 100 euro dat hij niet nodig heeft, adviseer ik negatief. Heeft iemand iets nodig van 100.000 euro, dan oordeel ik positief. Financiën zijn geen leidraad.”
Collega Petra Kalkman, van huis uit ergotherapeut, beaamt dat. Het gebeurt dat zij (en de verzekeringsarts) een advies geven dat de gemeente onwelgevallig is. “Iemand is bijvoorbeeld geholpen met een mengkraan met één handel. De gemeente zegt dat het iets is wat mensen zelf moeten aanschaffen bij de Gamma. Als wij vinden dat iemand beter in staat is voor zichzelf te zorgen met zo’n kraan, adviseren we die.” Wel komt het voor dat bij de indicatiestelling al vooruit wordt gelopen op de toekomst. “Iemand met een progressieve ziekte zal snel achteruit gaan. Dan indiceer je bijvoorbeeld geen stoeltjeslift maar meteen een plateaulift, waar je met rolstoel en al op kunt. Mensen moeten vaak eerst verwerken dat ze in een rolstoel terechtkomen. Zij willen aanvankelijk niks weten van een elektrisch aangedreven rolstoel en plateaulift. Vooruitzien bij de indicatiestelling is voor gemeenten op den duur goedkoper.”
In acute situaties, zoals een ongeluk in huis, gaat Kalkman binnen één of twee dagen op huisbezoek. Er kunnen verschillende voorzieningen tegelijk nodig zijn, zowel uit de Wmo als uit de AWBZ: een rollator, thuiszorg en zittend vervoer naar het ziekenhuis. Het CIZ doet echter de indicatiestelling voor de AWBZ. Argonaut neemt in dat geval contact op met het CIZ. Petra Kalkman: “Voor de hulpvrager kun je het beste meteen die verschillende wegen tegelijk bewandelen. Het CIZ kan instemmen met ons handelen of de indicatiestelling over willen doen. Ook zij gaan dan op huisbezoek.”
Dit is een knelpunt. De overheid wil met de Wmo de zelfredzaamheid van mensen vergroten. Gemeenten richten laagdrempelige één loketfuncties in, waar burgers met al hun hulpvragen op het gebied van wonen, zorg en welzijn terechtkunnen. Maar leggen zij daar meerdere hulpvragen tegelijk neer, dan hebben ze vervolgens met verschillende indicatiestellers, wetten en budgetten te maken. Invoering van de Wmo verandert op deze manier weinig aan de bureaucratie rond het verstrekken van hulpmiddelen.
Volgens manager Linssen van Argonaut gaat het om een relatief kleine groep. “De grootste groep hulpvragers heeft aan de combinatie van huishoudelijke verzorging en andere Wmo-voorzieningen voldoende. Voor hen volstaat dat ene Wmo-loket. Zelfverzorging blijven mensen zo lang mogelijk zelf doen, of het nu om ouderen of om mensen met een handicap gaat.”
Directeur Johan Hoogerbrug van het CIZ denkt daar anders over cijfe “60% van de cliënten die huishoudelijke verzorging nodig hebben, vraagt ook persoonlijke en/of verpleegkundige verzorging.” Daarbij gaat het om de combinatie van AWBZ- en Wmo-zorg.
Hoogerbrug schat dat de indicaties voor 80% van de hulpvragen gesteld kunnen worden aan de hand van gestandaardiseerde protocollen. Voor 20% is persoonlijk maatwerk vereist.
Anders dan Argonaut Advies gaat het CIZ bij een hulpvraag standaard op huisbezoek. Hans Snoek, indicatiesteller van het CIZ in Gouda: “Wij bekijken de hele situatie in huis. Wij stellen niet alleen de noodzaak van bijvoorbeeld een woningaanpassing vast, maar ook waar de voorziening (traplift, beugel in badkamer) moet komen. Er kunnen nieuwe hulpvragen bijkomen. Bij een eventuele vervolgvraag weten we hoe de situatie is. Voor eenvoudige hulpvragen volstaat vaak een telefonische intake. Bij moeilijk objectiveerbare aandoeningen schakelen we een arts in.”
Een andere handreiking naar de klant is de korte lijn: “Mensen die ons ten onrechte benaderen voor een Wmo-voorziening verbinden we direct door naar het lokale Wmo-loket. Neemt niemand op, dan vragen wij de gemeente de klant terug te bellen. Is de hulpvraag een combinatie van Wmo- en AWBZ-zorg, dan nemen we hem zelf in behandeling.”
Ook VWS bekommert zich om de bureaucratie rond de verstrekking van middelen. Argonaut Advies doet momenteel in opdracht van het ministerie een proef ‘brede indicatiestelling’ rond het vervoer van ouderen en gehandicapten. Dat is nu een lappendeken van regelingen. Bernadette Linssen: “Het vervoer van ouderen, gehandicapten en leerlingenvervoer valt grotendeels onder de Wmo/gemeente. Maar vervoer naar bijvoorbeeld dagbesteding en (boven)regionaal vervoer vallen onder de AWBZ/ministerie van VWS. Dat wil een brede indicatiestelling voor één vervoerspakket introduceren, waarmee mensen zonodig zowel een rolstoel, als een gehandicaptenparkeerkaart, collectief vervoer en een kilometerbudget voor vervoer buiten de gemeente kunnen aanvragen.”
Argonaut wil hulpbehoevende ouderen en gehandicapten goed vervoer bieden. Het is zakelijk dan mooi meegenomen dat de vervoersvraag van ouderen met de vergrijzing een groeimarkt van jewelste is.
Linssen: “Onze voornaamste drijfveer is dat we een expertisebedrijf willen zijn. Wij willen vooroplopen in indicatiestelling.” Dat wil (en doet) het CIZ, dat zich eveneens in de markt zet als kenniscentrum, natuurlijk ook.
Twee grote indicatiestellers in milde wedijver. Als de klant er maar beter van wordt.
Wachten op vergoeding van multidisciplinaire zorg. Een kwestie van tijd.
Zorgvisie – 2008
“Vroeger gingen mensen dood na een hartinfarct, tegenwoordig worden ze gedotterd en staan ze na vijf dagen weer op straat,” zegt cardioloog dr. Igor Tulevski. “Opeens zijn ze patiënt, de impact van zo’n infarct en behandeling is enorm. Mensen hebben revalidatie nodig, maar ook mentale ondersteuning, een fitnessprogramma en voedseladvies.” Een breed zorgaanbod dus, dat rondom de patiënten georganiseerd zou moeten zijn.
Ketenzorg, het woord valt vaak, maar komt het er in dit soort situaties ook van? En hoe is de financiering?
Tulevski is een van de initiatiefnemers voor de oprichting van particuliere cardiologieklinieken in Nederland. Samen met andere cardiologen zette hij inmiddels drie centra op: in Amsterdam (2006), Utrecht (2007) en Almere (2008). Zij vormen een ondernemend antwoord op de wachtlijstproblematiek: mensen kunnen er vrijwel zonder wachttijd terecht voor preventief onderzoek, diagnose en behandelplan. Zonodig worden zij doorverwezen en, opnieuw snel, geholpen in een ziekenhuis, omdat daar geen wachtlijsten zijn, zo verzekert Tulevski ons. Zorgverzekeraars vergoeden de meeste behandelingen in de cardiologiecentra, soms betalen patiënten een eigen bijdrage of nemen werkgevers een deel van de kosten voor hun rekening.
Een van de vestigingen, het Heart for Health Cardiologiecentrum in Amsterdam, is voor een deel al ingebed in de gewenste keten van zorg. Er is nauwe samenwerking met huis- en arboartsen, het VU-ziekenhuis, het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis en een fysiotherapiepraktijk. Het liefst wil Igor Tulevski ook de zorg en diensten van een diëtiste en sportcentra in de keten opnemen, maar daar stuit hij op financiële grenzen. Veel behandelingen en consulten worden wel afzonderlijk vergoed, maar niet in combinatie. “In het huidige systeem is er na hartfalen één diagnose/behandelcombinatie (dbc): revalidatie. Daarmee kun je als cardioloog slechts een beperkte rol spelen: je geeft patiënten richtlijnen wat ze zouden moeten doen en laten, die mensen al dan niet naleven in overleg met hun huisarts en fysiotherapeut.”
Met een zakenpartner als Symphony probeert Tulevski het zorgaanbod in zijn klinieken te verbreden en de financiering daarvan te verbeteren. Ook Symphony is een particulier initiatief met een groot aantal gezondheidsdiensten, waaronder ‘multidisciplinaire interventieprogramma’s’, zoals oprichter Kobus Dijkhorst ze noemt. Het zijn programma’s tussen de eerste en tweede lijn, waarbij aandacht is voor de fysieke, mentale en emotionele kanten van behandeling en revalidatie. Symphony kan die zowel in eigen gezondheidscentra, onder andere in Utrecht, als elders (laten) uitvoeren. “Grote groepen Nederlanders hebben te maken met herstel in verband met hart- en vaatziekten of met kanker. Een beperkt aantal mensen heeft aan enkele consulten voldoende, anderen hebben meer ondersteuning nodig om niet terug te vallen. De huidige financieringssystematiek sluit daar onvoldoende bij aan. We zouden dbc’s voor geïntegreerde zorg- en dienstenprogramma’s moeten hebben. Er komen transmurale dbc’s en ik ben ervan overtuigd dat wij met zorgverzekeraars uitonderhandelen dat ons werk daar onder gaat vallen. Er begint meer en meer animo te komen voor herstelprogramma’s tussen de eerste en tweede lijn.”
De hoofdverantwoordelijkheid voor zo’n transmurale dbc kan volgens Dijkhorst zowel bij een huisarts als bij een medisch specialist liggen. Tulevski denkt dat hij, als specialist, hoofdaannemer zal zijn en het dbc-contract met verzekeraars zal afsluiten.
Als de vergoeding van multidisciplinaire zorg eenmaal is geregeld, kunnen meer mensen er baat bij hebben. Dijkhorst, naast zorgondernemer ook arts: “Er is nu een tweedeling tussen werknemers en mensen die niet in loondienst werken. Het moet niet uitmaken of degene met klachten een huisvrouw of een bouwvakker is.”
Kanker en obesitas
Valt er aan de vergoeding van de nazorg van hartpatiënten het een en ander te verbeteren, voor het herstel na een oncologische behandeling of voor de integrale aanpak van een groeiend probleem als overgewicht, is financieel nog minder geregeld. Een revalidatieprogramma als ‘Herstel en balans’ voor kankerpatiënten wordt vergoed door zorgverzekeraars, maar dat geldt niet structureel voor alle herstelprogramma’s. Het Amsterdamse VU-ziekenhuis werkt momenteel hard aan de realisatie van een nieuwe multidisciplinaire polikliniek van het VU Cancer Center Amsterdam (CCA), voor diagnose, voorlichting, behandeling en revalidatie. Omdat de publieke middelen niet voorzien in alle (overhead)kosten van het ontwikkelen van innovatieve zorg, wordt het geld voor de nieuwe poli bijeengebracht in publiekprivate samenwerking. Het CCA doet onder andere een beroep op particuliere schenkers en sponsors. De Stichting Alpe d’HuZes organiseert jaarlijks een wielerevenement in Frankrijk, waar zoveel mogelijk fietsers zes (of meer!) keer op één dag de Alpe d’Huez oprijden. De stichting heeft in twee jaar al ruim 1,4 miljoen euro voor KWF Kankerbestrijding bij elkaar gefietst en legt momenteel, met het CCA, de laatste hand aan een omvangrijke studie naar de meest optimale revalidatie voor kankerpatiënten. Doel is die op te nemen in de behandeling.
Ook een bedrijf als ABN AMRO neemt zelf het stuur in handen om de zorg te realiseren die men nodig heeft. De bank koopt bijvoorbeeld rechtstreeks zorg in voor werknemers, of liever gezegd: laat dat zijn arbodienst doen. ABN AMRO Arbo Services (AAAS), sinds 2003 verzelfstandigd en ook werkzaam voor andere bedrijven, ervaart geregeld dat de zorgketen rond zieke werknemers hapert. Directeur Rudy van Leusden noemt een voorbeeld: “Kijk naar het complex van overgewicht, suikerziekte, hoge bloedruk en een hoog cholesterolgehalte. De zorg is versnipperd, er zijn wachtlijsten en blinde vlekken, waardoor de behandeling niet goed van de grond komt. Het gevolg is dat mensen steeds opnieuw ziek worden en verzuimen.” AAAS vond dat er een team aan de slag moest, met een internist, een psycholoog die aan gedragsverandering werkt, een fysiotherapeut et cetera. “Wij hebben die keten gevonden in de Nederlandse Obesitas Kliniek in Hilversum. Werkgevers als ABN AMRO financieren het zorgpakket zelf en proberen die kosten vervolgens terug te krijgen van de verzekeraar van de betreffende werknemers. Zij betalen immers een zorgpremie. De werkgever heeft belang bij adequate zorg en een spoedig herstel van werknemers, maar dat ’ie de zorg uit eigen zak betaalt, betekent dubbele kosten.”
Wat voor obesitas geldt, speelt in de kantorensector ook rond rug- en schouderklachten. Idealiter moet een zorgpakket van diagnose, behandeling en follow up worden geboden. “Wij kopen dat in,”zegt Van Leusden, “en hebben over een aantal behandelingen zelf de regie.” Voor sommige behandelingen zijn mensen verzekerd, voor andere betaalt de werkgever of dragen werknemers zelf bij. Rudy van Leusden ziet het graag veranderen. “Ik vind dat de financiering goede zorg moet volgen. Nu moeten wij werkgeverbijdragen aan de zorg voor werknemers zien terug te sluizen via hun verzekeraars. Het zou natuurlijk gewoon reguliere zorg moeten zijn. Ik vind ook dat er meer aandacht voor arbeidsreïntegratie na revalidatie moet zijn. Ik ben voorstander van een dbc-r, waarbij de r voor reïntegratie staat.”
Kobus Dijkhorst denkt dat de vergoeding van multidisciplinaire gezondheidsdiensten of ketenzorg over vijf jaar geregeld zal zijn. “De effecten van zo’n keten spreken immers voor zich,” zegt hij. Volgens Tulevski hoeft het niet zo lang te duren. “Er is genoeg onderzoek gedaan naar het voordeel van patiënten bij revalidatie in brede zin. De kosten/baten analyses van de verzekeraar moeten zorgen voor een spoedige oplossing voor het huidige gat in de financiering. Zij pakken dat nu niet proactief aan. Ik zou als verzekeraar heel creatief op zoek gaan naar mogelijkheden om herstel te bespoedigen en het verzuim terug te dringen.”
Verzekeraars hebben wel oren naar de financiering van ketenzorg. “Die moet er komen,” zegt Martin Bontje, oud-directeur van Zorgverzekeraars Nederland en nu werkzaam bij verzekeraar UVIT, “maar wij willen verder gaan dan transmurale dbc’s vergoeden. UVIT zoekt naar een manier om zorgaanbieders af te rekenen op gezondheidswinst, in plaats van op consulten en dbc’s. Wij spelen met de gedachte een soort ‘nulmeting’ te doen wanneer een patiënt zich met een klacht meldt, vervolgens het herstel te monitoren, zowel in fysiek opzicht als in welbevinden, en de meting na twee jaar te herhalen. Daardoor worden zorgaanbieders gestimuleerd de optimale samenwerking in de keten te bereiken.”
Vergoeding van ketenzorg is een kwestie van tijd en beleid dus.